ECLI:NL:RBGEL:2025:3210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
049777-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging in vereniging met vrijspraak voor zware mishandeling

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte en zijn broer, die beschuldigd werden van het medeplegen van mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 9 maart 2021 in Zaltbommel, de verdachte en zijn broer samen met een ander de benadeelde partij, [slachtoffer], hebben mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers, hoewel inconsistent, voldoende bewijs boden voor de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling. De rechtbank sprak de verdachten vrij van de zwaardere beschuldigingen, waaronder zware mishandeling en bedreiging, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, en kende een schadevergoeding van € 500,- toe aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat de mishandeling plaatsvond in een openbare setting en dat er meerdere getuigen waren, wat de ernst van het feit vergrootte. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank vond de bewezenverklaring van de subsidiaire mishandeling gerechtvaardigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor zware beschuldigingen en de rol van getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/049777-22
Datum uitspraak : 18 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.P. Plasman, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 9 maart 2021 te Zaltbommel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met voorbedachten rade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (onverhoeds en met kracht) in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] -terwijl hij op de grond lag-
meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 9 maart 2021 te Zaltbommel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met voorbedachten rade, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (onverhoeds en met kracht) in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of (vervolgens) die [slachtoffer] –terwijl hij op de grond lag- meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het lichaam
en/of het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
2.
hij op 9 maart 2021 te Zaltbommel in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “Ik had je al een paar kogels door je kop moeten geven, je gaat er aan” en/of “Je bent ontsnapt aan de dood een paar dagen geleden” en/of “Ik had jou een paar dagen geleden al kunnen doen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, nu de verklaringen van beide aangevers onbetrouwbaar zijn en de camerabeelden onvoldoende duidelijk zijn om conclusies uit te kunnen trekken.
Verdachte moet voorts worden vrijgesproken van feit 2, omdat de verklaring van aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar is en het procesdossier geen steunbewijs bevat.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Het primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier onvoldoende bewijs bevat dat het opzet van verdachte en zijn broer gericht was op het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarom zal de rechtbank hem vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde
De waardering van de verklaringen van de aangevers
Aangevers [slachtoffer] en [aangever] hebben meerdere verklaringen afgelegd: tweemaal bij de politie in 2021 en eenmaal bij de rechter-commissaris in 2024 (aangever [aangever] ) en 2025 ( [slachtoffer] ). Verder heeft [slachtoffer] kort nadat het incident zou hebben plaatsgevonden een melding gedaan bij de politie, die ter plaatse is gekomen en zijn verklaring heeft opgenomen.
De verklaring die aangever [aangever] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, is volkomen tegenstrijdig met zijn eerdere verklaringen bij de politie, die hij naar eigen zeggen in opdracht van [slachtoffer] zou hebben afgelegd. Anders dan wat duw- en trekwerk zou er geen geweld hebben plaatsgevonden, terwijl hij eerder verklaarde dat zijn broers heftig geweld tegen (zowel hemzelf als tegen) [slachtoffer] zouden hebben gebruikt en dat [slachtoffer] van zijn vrijheid zou zijn beroofd.
[slachtoffer] heeft daarentegen verklaard dat hij zijn eerdere verklaringen wel naar waarheid heeft afgelegd, maar dat hij er juist door aangever [aangever] toe is aangezet om aangifte te doen.
De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag geplaatst welke waarde er moet worden toegekend aan de verklaringen die de aangevers hebben afgelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat de in 2021 bij de politie afgelegde verklaringen op hoofdlijnen consistent zijn. Daarnaast komen die verklaringen niet alleen met elkaar overeen, maar passen die ook bij de objectieve bewijsmiddelen, te weten de letselrapportage en een gedeelte van de uitgekeken camerabeelden. Deze verklaringen zijn verder binnen enkele maanden na het vermeende incident afgelegd, terwijl aangevers pas meerdere jaren later een verklaring hebben afgelegd bij de rechter-commissaris. Aangever [aangever] heeft daar vervolgens een verklaring afgelegd die aantoonbaar in strijd is met de camerabeelden zoals die door een verbalisant zijn uitgekeken. De rechtbank acht de verklaringen die aangevers bij de politie hebben afgelegd dan ook het meest betrouwbaar. Deze kunnen als bewijs dienen.
Op detailniveau blijft echter onduidelijkheid bestaan over enkele onderdelen van hun verklaringen, waarover wisselend is verklaard, zoals bijvoorbeeld over de aanwezigheid van (vuur)wapens. Daarom zal de rechtbank de verklaringen die aangevers bij de politie hebben afgelegd slechts gebruiken voor zover deze worden ondersteund door voornoemde objectieve bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen
Op 9 maart 2021 omstreeks 22:30 uur deed [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) melding bij de politie, omdat [medeverdachte] en [verdachte] hem eerder op de avond naar Zaltbommel hadden gelokt en hem hadden mishandeld. Verbalisanten zagen dat hij een grote bult op zijn voorhoofd, een snee in zijn linkerwenkbrauw en een dikke linkerwang had. [2]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij met [aangever] (de rechtbank begrijpt: aangever [aangever] ) naar Zaltbommel is gereden in zijn auto, een Fiat Punto. [3] Nadat de zijdeur van de auto was opengetrokken, kreeg hij in de auto een pak slaag. Buiten de auto sloeg [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) hem een paar keer in zijn gezicht. Daarna viel [slachtoffer] . Hij werd nog een paar keer geslagen terwijl hij op de grond lag. Hij kreeg klappen en schoppen van [verdachte] . [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ) heeft hem een paar keer beetgepakt, maar niet geslagen. [4]
Bij het letselonderzoek van [slachtoffer] op 11 maart 2021 werd het volgende geconstateerd:
Op zijn hoofd zat een gebied met oppervlakkige huidbeschadigingen, omgeven door een onscherp begrensde gele huidverkleuring. Letseltypering: schaafwond met omgevende onderhuidse bloeduitstortingen van ten minste 24 uur oud.
Op het voorhoofd zaten twee deels lijnvormige, deels onregelmatig gevormde en met korsten bedekte, relatief diepe huidbeschadigingen. Letseltypering: twee relatief oppervlakkige scheurwonden.
Op de neusrug, middenwaarts en direct onder het linkeroog en op de linkerwang zaten deels paarse en tamelijk scherp begrensde, deels vlekkige gele en zeer onscherp ten opzichte van de omgeving afgegrensde huidverkleuringen. Letseltypering: bloeduitstortingen van ten minste 24 uur oud.
Rechts zijwaarts aan zijn hoofd zat een oppervlakkige huidbeschadiging, bedekt met korstjes en meer naar de neus zat een relatief kleine, paarse huidverkleuring. Letseltypering: schaafwond in combinatie met onderhuidse bloeduitstorting.
Rechtsachter en zijwaarts op het behaarde hoofd zat een geringe zwelling met plaatselijke paarse huidverkleuring. Letseltypering: onderhuidse bloeduitstorting.
Aan de voorzijde van het linker onderbeen zat een zeer onscherp begrensde gele huidverkleuring met meer voetwaarts daarvan enkele kleine oppervlakkige huidbeschadigingen. Letseltypering: onderhuidse bloeduitstorting van ten minste 24 uur oud en enkele zeer oppervlakkige huidbeschadigingen. [5]
De diverse waargenomen combinaties van letsels kunnen zijn opgeleverd door herhaald, hard slaan met (de) vuist(en) en/of schoppen tegen voormelde locaties van het lichaam. [6]
De beveiligingsbeelden van de [locatie] in Zaltbommel van 9 maart 2021 zijn onderzocht. Hierop zag de verbalisant die de beelden uitkeek het volgende. Een donkere auto, waarvan het lijkt alsof die grijs van kleur is, wordt om 20:29:23 uur geparkeerd. Deze auto wordt hierna auto 1 genoemd. De bestuurder van deze auto wordt aangeduid als persoon 3 en de bijrijder als persoon 1. Om 20:41:05 uur parkeert een andere auto, hierna auto 2 genoemd, naast de geparkeerde auto. Om 20:41:40 uur ziet de verbalisant dat de voorste twee portieren openvliegen op het moment dat de bestuurder auto 2 heeft geparkeerd. Er springen twee personen uit de auto. Ze laten de portieren openstaan. De bestuurder van auto 2 wordt persoon 4 genoemd en de bijrijder persoon 2. Om 20:41:57 uur rent persoon 2 naar de bestuurderskant van auto 1. Persoon 3 stapt uit. Om 20:46:35 uur ziet de verbalisant een arm die waarschijnlijk van persoon 4 is. Dit durft de verbalisant niet met zekerheid te zeggen. De rechterarm maakt twee keer een slaande beweging richting het hoofd van persoon 3. Daarna gebeurt er van alles tussen de vier personen, vooral trekken en duwen. Dan vallen er twee personen op de grond. Eén van hen staat op en maakt een slaande beweging met zijn linkerarm in de richting van de persoon die op de grond ligt. De persoon die op de grond ligt, wordt omhoog geholpen. Om 20:47:27 uur springt opeens een persoon omhoog en maakt een trapbeweging naar een andere persoon. [7] [verdachte] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij die flying kick heeft gegeven, maar dat die mis was. [8]
[slachtoffer] heeft over deze camerabeelden verklaard dat hij zichzelf herkende als de bestuurder van de grijze auto. [aangever] zat naast hem. De twee personen die uit de andere auto kwamen, zijn [medeverdachte] en [verdachte] . [medeverdachte] zat achter het stuur en [verdachte] zat op de passagiersstoel. [9]
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met zijn broer [medeverdachte] was. Ze wilden verhaal halen bij hun broer [aangever] . [10]
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] [slachtoffer] meermalen op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] is gevallen. Vervolgens heeft [verdachte] [slachtoffer] meermaals tegen het lichaam en/of het hoofd geslagen. Weliswaar is aan de hand van de beelden te zien dat er bij de auto een schoppende beweging wordt gemaakt en later een flying kick wordt gegeven, maar de rechtbank kan niet met voldoende zekerheid vaststellen dat die schoppen [slachtoffer] hebben geraakt, laat staan op welk deel van het lichaam dat dan moet zijn geweest. Hiervan zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen door beide verdachten. Ze zijn samen in de auto naar de locatie van beide aangevers gekomen. Volgens [verdachte] was dat om verhaal te halen. Naar eigen zeggen wilden ze alleen maar met hun broer, aangever [aangever] , praten, maar dit acht de rechtbank niet aannemelijk, gelet op de agressieve en onverhoedse manier waarop ze aan komen rijden, uit de auto springen en contact leggen met beide aangevers.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling in vereniging.
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier onvoldoende blijkt dat beide verdachten zich enige tijd hebben kunnen beraden op hun besluit om [slachtoffer] te mishandelen. Daarom zal de rechtbank hen vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op voorbedachte raad.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de verschillende verklaringen die beide aangevers hebben afgelegd onvoldoende duidelijk en concreet zijn op het punt van de bedreigingen die jegens [slachtoffer] zouden zijn geuit. Bovendien hebben zij beiden bij de rechter-commissaris verklaard dat zij van de ander deze verklaring moesten afleggen. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden, één van de weinige objectieve bewijsmiddelen in dit procesdossier, niet dat deze bedreigingen zouden zijn geuit, omdat die niet zijn voorzien van geluid.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 9 maart 2021 te Zaltbommel,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, met voorbedachten rade,[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal(onverhoeds
en met kracht) in/op/tegen het hoofd en
/ofhet lichaam
te stompen en/ofte slaan (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en
/of(vervolgens) die [slachtoffer] –terwijl hij op de grond lag- meermalen
, althans eenmaal (met kracht)tegen het lichaam
en/of het hoofd te slaan
en/of te stompen en/of te schoppen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is, omdat deze mede is gebaseerd op de wederrechtelijke vrijheidsberoving die aan de medeverdachte ten laste is gelegd. De verdediging pleit tot oplegging van een taakstraf van een door de rechtbank te bepalen duur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan mishandeling in vereniging. Het procesdossier bevat aanwijzingen dat zij hun andere broer onder valse voorwendselen naar een afspraak hebben gelokt, omdat zij hem koste wat kost wilden spreken. Uit de verklaringen van aangevers en de camerabeelden vloeit voort dat verdachten een ontzettend dreigende situatie hebben gecreëerd. Daarbij werd het slachtoffer, die hun broer vergezelde, meerdere keren geschopt en geslagen, onder andere tegen zijn hoofd. Hierdoor heeft hij letsel opgelopen. Dit neemt de rechtbank verdachten kwalijk.
Verder weegt de rechtbank mee dat dit incident zich midden op de openbare weg heeft afgespeeld in de avonduren. Op de camerabeelden is te zien dat er meerdere voertuigen zich langs de auto van het slachtoffer en de verschillende personen op straat proberen te manoeuvreren. Er waren dus meerdere getuigen. Ten slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat de mishandeling onverhoeds heeft plaatsgevonden.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte d.d. 25 februari 2025 blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Conclusie
Hoewel de LOVS-oriëntatiepunten voor een mishandeling met letsel een geldboete voorstellen, is de rechtbank van oordeel dat deze strafmodaliteit geen recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht, gelet op het feit en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend.
Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank verdachte vrij heeft gesproken van feit 1 primair en van feit 2. Daarnaast acht de rechtbank niet bewezen dat sprake was van mishandeling met voorbedachten rade.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ernstig dient te worden gematigd, dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 subsidiair is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,- vaststellen, nu de rechtbank verdachte vrij heeft gesproken van een groot deel van de hem ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 9 maart 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte [medeverdachte] (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Stratenus (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2022035865 (onderzoeksnummer ON5R021024/EDISON), gesloten op 24 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 21.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 45.
5.Een geschrift, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde , opgemaakt op 12 maart 2021 door [naam] van de GGD Amsterdam, p. 31-34.
6.Een geschrift, te weten een Letselrapportage Forensische Geneeskunde , opgemaakt op 12 maart 2021 door [naam] van de GGD Amsterdam, p. 29.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54-68.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 112.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , p. 44.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 108-109.