Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
[bedrijf 1]en
[bedrijf 2],
1.[gedaagde in conv 1] ,
2.
[gedaagde in conv 2],
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vorderde de curator van de failliete vennootschappen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] de terugbetaling van zero balancing-overboekingen die in de drie weken voorafgaand aan het faillissement door de bank naar de moedervennootschap [gedaagde in conv 2] waren overgeboekt. De curator stelde dat deze overboekingen onrechtmatig waren en dat de moedervennootschap geen recht had op verrekening op grond van artikel 54 van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de overboekingen geen schuldoverneming in de zin van artikel 54 Fw waren en dat er geen sprake was van onrechtmatige selectieve betalingen. De curator had ook de bestuurder van de moedervennootschap, [gedaagde in conv 1], aangesproken op grond van artikel 2:248 lid 1 BW, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank wees de vorderingen van de curator af en kende de reconventionele vordering tot opheffing van het conservatoire beslag toe. De uitspraak vond plaats op 7 mei 2025.