Uitspraak
1.De procedure
- de e-mail van 15 november 2024 met producties 18 tot en met 24 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waar de gemachtigde van [eiseres] en de gemachtigde van [gedaagde] het woord hebben gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. Door de griffier zijn verdere aantekeningen gemaakt
2.De feiten
(…)
Bij uitdiensttreding, op initiatief werknemer, tijdens de studie; 100% van de gemaakte opleidingskosten;
Bij uitdiensttreding, op initiatief werknemer, na afronding van de studie: binnen het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende en tiende jaar: respectievelijk 100%, 90, 80%, 70%, 60%, 50%, 40%, 30%, 20% en 10% van de gemaakte opleidingskosten;
Bij het niet behalen van het diploma binnen twee jaar van de geplande opleidingsduur: 100% van de gemaakte opleidingskosten.
(…) In de tussen partijen schriftelijk gesloten studieovereenkomst is klip en klaar afgesproken dat de werknemer 100% van de gemaakte opleidingskosten dient terug te betalen bij het niet behalen van het diploma binnen twee jaar van de geplande opleidingsduur. Hierop zijn geen uitzonderingen gemaakt. (…)
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
heeft bij de beoordeling van het declaratieformulier dan ook aanvullend in rode tekst opgenomen “vakantie besproken met [naam 1] en akkoord”. Door het kopiëren van de stukken is de tekst in rood bij de productie overigens zwart geworden.” Over het declaratieformulier van oktober 2021 heeft ze hetzelfde aangegeven. Ook dit is door haarzelf aangevuld, na controle door haar. [eiseres] erkent hiermee dat ze de declaratieformulieren heeft aangevuld. Omdat [eiseres] in eerste instantie had aangegeven dat [gedaagde] zelf “vakantie” op de formulieren had ingevuld, maar dit later corrigeerde en aangaf zelf aanvullingen gedaan te hebben, heeft [eiseres] de kantonrechter aanvankelijk verkeerd voorgelicht/de feiten niet naar waarheid aangevoerd.
Met betrekking tot het emailbericht van 14 oktober 2020 van [naam 2] , verklaart mevrouw [naam 2] (mevrouw [naam 2] was tot 1 januari 2023 bij [eiseres] werkzaam) dat zij op 14 oktober 2020 op exact hetzelfde tijdstip twee e-mails (…) heeft verzonden, maar thans niet meer kan terughalen waarom dit meer dan vier jaar geleden zo is gegaan. Mevrouw [naam 2] vermoedt dat zij beide emailberichten in concept had staan en daarna heeft bedacht dat de tekst nog iets moest worden aangevuld (…) Met betrekking tot het emailbericht van 15 oktober 2020 van [eiseres] aan haar personeel merkt [eiseres] op dat zij een eerste concept mail in de avond van 14 oktober 2020 had klaar gezet en het tweede emailbericht in de ochtend van 15 oktober 2020 heeft geschreven. Beide emailberichten (…) heeft [eiseres] op 15 oktober 2020 per vergissing op hetzelfde tijdstip en tegelijkertijd aan het personeel verzonden. Mevrouw [naam 2] , een van de ontvangers, bevestigt in haar schriftelijke verklaring van 24 januari 2024 inderdaad beide emailberichten van 15 oktober 2020 om 09.39 uur van [eiseres] te hebben ontvangen.” Uit deze toelichting blijkt dat [eiseres] feiten heeft achtergehouden waardoor de kantonrechter op het verkeerde been is gezet. Omdat volgens haar van beide e-mails twee versies op hetzelfde tijdstip zijn verzonden, had [eiseres] direct beide versies van beide e-mails, voorzien van een toelichting, moeten overleggen.