ECLI:NL:RBGEL:2025:3408

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
436940
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit ongerechtvaardigde verrijking voor transport en montage van vakantiehuizen op vakantiepark

In deze zaak vorderde eiseres, een onderneming gespecialiseerd in transport en montage, betaling van een bedrag van € 155.768,55 van gedaagde, de eigenaresse van een vakantiepark. Eiseres had vakantiewoningen getransporteerd en gemonteerd voor een zustervennootschap van gedaagde, die failliet was verklaard. Eiseres stelde dat gedaagde ongerechtvaardigd was verrijkt door de vakantiewoningen te verkrijgen zonder daarvoor te betalen. Gedaagde voerde aan dat er een rechtvaardiging bestond voor de verrijking, omdat zij een turnkey-overeenkomst had gesloten met de failliete zustervennootschap. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking, omdat gedaagde voldoende had betaald voor de vakantiewoningen en er geen bewijs was dat gedaagde opzettelijk had gehandeld om eiseres te benadelen. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en gedaagde kreeg gelijk in haar verzoek om opheffing van het beslag dat eiseres had gelegd op het vakantiepark. De proceskosten werden toegewezen aan gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/436940 / HA ZA 24-297 / 1521 / 1854
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van
[eiseres in conv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conv] ,
advocaat: mr. E. Koekoek,
tegen
[gedaagde in conv],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
advocaat: mr. S.H. Wiggers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 november 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermeerdering grondslagen in conventie, met producties 12 tot en met 21 van [eiseres in conv] ;
- de akte overlegging producties 5 tot en met 8 van [gedaagde in conv] ;
- de mondelinge behandeling van 13 februari 2025, waarvan verkort proces-verbaal is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eiseres in conv] heeft in opdracht van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) zestien vakantiewoningen getransporteerd en gemonteerd op [vakantiepark] . [bedrijf 1] heeft deze werkzaamheden voor een bedrag van € 155.768,55 onbetaald gelaten en is, na surseance van betaling, failliet verklaard.
2.2.
In deze procedure stelt [eiseres in conv] een zustervennootschap van [bedrijf 1] , [gedaagde in conv] , aansprakelijk voor voornoemd bedrag. [gedaagde in conv] is eigenaresse van [vakantiepark] . [eiseres in conv] stelt dat [gedaagde in conv] ongerechtvaardigd is verrijkt doordat zij, ten koste van [eiseres in conv] , de vakantiewoningen heeft verkregen (artikel 6:212 BW). Daarnaast stelt [eiseres in conv] dat [gedaagde in conv] misbruik van identiteitsverschil heeft gemaakt (artikel 6:162 BW).
2.3.
[eiseres in conv] heeft beslag laten leggen op het vakantiepark van [gedaagde in conv] . In reconventie vordert [gedaagde in conv] opheffing van dit beslag. Daarnaast vordert [gedaagde in conv] dat [eiseres in conv] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten.
2.4.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres in conv] in conventie afwijzen. In reconventie zal de rechtbank de vordering van [gedaagde in conv] gedeeltelijk toewijzen. Dit licht de rechtbank hierna toe.

3.De feiten

3.1.
[eiseres in conv] exploiteert een onderneming die onder andere gespecialiseerd is in transport, kraanwerk en montage in de bouw.
3.2.
[gedaagde in conv] is eigenaar en exploitant van [vakantiepark] in [vestigingsplaats] . [gedaagde in conv] heette voorheen [bedrijf 3]
3.3.
[gedaagde in conv] behoort tot hetzelfde concern als [bedrijf 1] . [bedrijf 1] ontwikkelt en produceert vakantiewoningen voor de vakantieparken die behoren tot het [concern] .
3.4.
[gedaagde in conv] en [bedrijf 1] hebben dezelfde (middellijk) bestuurder, [bedrijf 4] . (hierna: [bedrijf 4] ). Van deze vennootschap zijn de heren [naam 1] en [naam 2] de uiteindelijke bestuurders (hierna: [naam 1] en [naam 2] ).
3.5.
[naam 1] en [naam 2] bezitten indirect 100% van de aandelen in [bedrijf 1] en [bedrijf 4] en 75% van de aandelen in [gedaagde in conv] . De aandelen in [gedaagde in conv] worden voor 25% door een externe investeerder gehouden.
3.6.
[gedaagde in conv] heeft in oktober 2023 met [bedrijf 1] een turnkey-koopovereenkomst [1] gesloten inzake de realisatie en levering van veertig vakantiewoningen. Op grond van deze overeenkomst zou [bedrijf 1] veertig vakantiewoningen produceren, transporteren en monteren op het vakantiepark van [gedaagde in conv] voor een opdrachtsom van € 10.473.189,00. [gedaagde in conv] heeft in deze overeenkomst met [bedrijf 1] onder andere de volgende afspraken gemaakt, waarbij opdrachtnemer is vervangen door [bedrijf 1] en opdrachtgever door [gedaagde in conv] :
“In aanmerking nemende dat:
A. [bedrijf 1] hoogwaardige modulaire duurzame prefab recreatiewoningen ontwikkelt en produceert, waarbij modules van de recreatiewoningen op de productielocatie in [vestigingsplaats] worden geassembleerd en de modules op locatie worden gemonteerd;
B. [gedaagde in conv] een vakantiepark wenst te realiseren op een percelen grond (…) te [vestigingsplaats] , die [gedaagde in conv] heeft aangekocht met behulp van zijn externe financier (“
[bedrijf 2]”);
C. [gedaagde in conv] op dit vakantiepark hoogwaardige modulaire duurzame prefab recreatiewoningen van [eiseres in conv] (de ‘
Woningen’) wenst te laten plaatsen;
D. (…)
E. Partijen zijn met elkaar in overleg getreden en zijn thans tot overeenstemming gekomen over de realisatie van de Woningen door [bedrijf 1] op het vakantiepark van [gedaagde in conv] met voornoemd adres onder de bepalingen die zij hierbij schriftelijk wensen vast te leggen in deze overeenkomst (de ‘
Overeenkomst’).
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Opdracht
1.1
[gedaagde in conv] draagt hierbij aan [bedrijf 1] op de levering en montage ter plaatse van totaal veertig (40) Woningen, bestaande uit (…) (het ‘
Werk’). [bedrijf 1] zal het Werk uitvoeren uitsluitend op basis van de bepalingen in deze Overeenkomst.
(…)
2. Opdrachtsom
2.1
De opdrachtsom voor het Werk, op basis van de limitatieve opsomming van artikel 2.2 en het prijsniveau per september 2023, bedraagt EUR 10.473.189,-- (zegge: tien miljoen vierhonderddrieënzeventigduizend honderdnegenentachtig euro), exclusief omzetbelasting inclusief opslagen, te vermeerderen met de BTW (de ‘
Opdrachtsom’). De opbouw van de Opdrachtsom is gebaseerd op:
 10 stuks [model] 4 inclusief sauna-optie van EUR 217.302,-- (…) per stuk;
 19 stuks [model] 4 inclusief sauna- en jacuzzi-optie van EUR 252.688,-- (…) per stuk;
 1 [model] 4 extended inclusief sauna- en zwembad-optie van EUR 285.188,-- (…);
 5 stuks [model] 6 inclusief sauna- en zwembad-optie van EUR 305.140,-- (…) per stuk;
 5 stuks [model] 6 inclusief sauna- en zwembad-optie van EUR 337.640,-- (…) per stuk.
(…)
2.4
[bedrijf 1] factureert [gedaagde in conv] de Opdrachtsom overeenkomstig het volgende betalingsschema, in afwijking van de reguliere betalingsafspraken zoals eerder schriftelijk vastgelegd:
 30% bij start inkoop kruislaaghout (CLT);
 60% af fabriek (transport van modules naar de locatie); en
 10% bij oplevering/sleuteloverdracht.
(…)
11. Eigendomsvoorbehoud
11.1 [bedrijf 1] draagt het eigendom van de Woningen na betaling van de eerste (deel)factuur bij voorbaat over aan [gedaagde in conv] . Deze levering ontslaat [gedaagde in conv] niet van zijn overige betalingsverplichtingen uit hoofde van deze Overeenkomst. (…) Onder Woningen in de zin van dit artikel worden mede verstaan woningen die nog niet zijn opgeleverd, alsmede de voor [gedaagde in conv] bestemde delen van Woningen die nog niet zijn verwerkt of geplaatst.”
3.7.
Voor het transport en de montage van de vakantiewoningen schakelt [bedrijf 1] onderaannemers in. [bedrijf 1] heeft op 22 december 2023 een overeenkomst [2] met [eiseres in conv] gesloten. Deze overeenkomst houdt in dat [bedrijf 1] aan [eiseres in conv] de opdracht geeft om vierentwintig vakantiewoningen te transporteren en monteren op [vakantiepark] . [eiseres in conv] voert haar werkzaamheden deels voor een vaste aanneemsom en deels op regiebasis uit. [eiseres in conv] factureert (twee)wekelijks aan [bedrijf 1] . Deze overeenkomst is ondertekend door [bedrijf 4] , vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] .
3.8.
[eiseres in conv] vangt aan met haar werkzaamheden en transporteert en monteert in totaal zestien vakantiewoningen van [bedrijf 1] op [vakantiepark] .
3.9.
[bedrijf 1] laat facturen van [eiseres in conv] onbetaald. [eiseres in conv] herinnert [bedrijf 1] aan de openstaande facturen en kondigt op 22 februari 2024 opschorting aan.
3.10.
Op 29 februari 2024 brengen de heren [naam 3] en [naam 4] (hierna: [naam 3] en [naam 4] ) namens [bedrijf 1] een bezoek aan het kantoor van [eiseres in conv] . Zij doen een dringend beroep op [eiseres in conv] om op 4 en 5 maart 2024 op regiebasis één kraanauto, twee hoogwerkers en twee medewerkers te blijven verhuren en beschikbaar te stellen. [eiseres in conv] stemt hiermee in.
3.11.
Op maandag 11 maart 2024 laat een medewerker van [bedrijf 1] aan [eiseres in conv] weten dat zij de hoogwerkers aan het einde van de week, op donderdag 14 maart 2024, niet meer nodig heeft en dat [eiseres in conv] deze kan ophalen.
3.12.
Op 15 maart 2024 wordt aan [bedrijf 1] voorlopige surseance van betaling verleend.
3.13.
Op 22 maart 2024 wordt de surseance van betaling beëindigd door omzetting in een faillissement van [bedrijf 1] . De bestuurder van [bedrijf 1] , [bedrijf 4] , is op 30 april 2024 failliet verklaard.
3.14.
[bedrijf 1] heeft in totaal een bedrag van € 155.768,55 aan facturen van [eiseres in conv] onbetaald gelaten.
3.15.
[eiseres in conv] heeft op 17 mei 2024 ten laste van [gedaagde in conv] conservatoir beslag gelegd op [vakantiepark] . Vervolgens heeft [eiseres in conv] bij brief van 27 mei 2024 [gedaagde in conv] aansprakelijk gesteld voor haar schade.

4.Het geschil

In conventie
4.1.
[eiseres in conv] vordert  samengevat  na vermeerdering van de grondslagen van haar eis:
1. een verklaring voor recht
primairdat [gedaagde in conv] ten koste van [eiseres in conv] ongerechtvaardigd is verrijkt, zodat zij gehouden is om de schade van [eiseres in conv] te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking,
subsidiairdat [gedaagde in conv] onrechtmatig tegenover [eiseres in conv] heeft gehandeld, zodat zij gehouden is om de schade van [eiseres in conv] te vergoeden, en
meer subsidiairdat tegenover [eiseres in conv] voorbij moet worden gegaan aan het identiteitsverschil met [bedrijf 1] en [gedaagde in conv] op grond van vereenzelviging aansprakelijk is tegenover [eiseres in conv] ;
2. een veroordeling van [gedaagde in conv] tot betaling aan [eiseres in conv] van een bedrag van € 155.768,55;
3. een veroordeling van [gedaagde in conv] tot betaling van wettelijke handelsrente over de onbetaald gelaten facturen vanaf dertig dagen na de respectievelijke factuurdata, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot 22 maart 2024;
4. een veroordeling van [gedaagde in conv] tot betaling van de wettelijke rente over de onbetaald gelaten facturen vanaf 22 maart 2024, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van algehele betaling;
5. een veroordeling van [gedaagde in conv] tot betaling van de beslagkosten; en
6. een veroordeling van [gedaagde in conv] tot betaling van de proceskosten.
4.2.
[gedaagde in conv] voert verweer. [gedaagde in conv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conv] in de (werkelijke) kosten van deze procedure.
In reconventie
4.3.
In reconventie vordert [gedaagde in conv] :
het op 17 mei 2024 door [eiseres in conv] ten laste van [gedaagde in conv] gelegde conservatoire verhaalsbeslag op te heffen; en
een veroordeling van [eiseres in conv] in de werkelijke proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
Ongerechtvaardigde verrijking
5.1.
[eiseres in conv] stelt primair dat [gedaagde in conv] ten koste van [eiseres in conv] ongerechtvaardigd is verrijkt. [eiseres in conv] heeft niet betaald gekregen voor haar werkzaamheden, terwijl [gedaagde in conv] als gevolg van die werkzaamheden zestien vakantiewoningen in haar vakantiepark heeft verkregen. [gedaagde in conv] kan deze vakantiewoningen nu verhuren. Volgens [eiseres in conv] heeft [gedaagde in conv] deze vakantiewoningen om niet gekregen. De verarming van [eiseres in conv] begroot [eiseres in conv] op het bedrag waarmee haar facturen onbetaald zijn gelaten, namelijk € 155.768,55.
5.2.
[gedaagde in conv] betwist dat zij verrijkt is en voert aan dat, voor zover zij verrijkt zou zijn, daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Volgens [gedaagde in conv] heeft zij met [bedrijf 1] een turnkey-overeenkomst gesloten (zie onder 3.6 hiervoor). Op basis van die overeenkomst zou [bedrijf 1] veertig vakantiewoningen ontwikkelen en leveren voor het vakantiepark van [gedaagde in conv] en zou [gedaagde in conv] daarvoor een opdrachtsom van € 10.473.189,00 aan [bedrijf 1] betalen. In de opdrachtsom waren ook uitdrukkelijk de kosten voor het transport en de montage van de veertig vakantiewoningen verdisconteerd. [gedaagde in conv] heeft tot het faillissement 30% van de opdrachtsom aan [bedrijf 1] voldaan. Tijdens het faillissement heeft [gedaagde in conv] via verrekening nog een vordering van [bedrijf 1] van ruim € 290.000,00 voldaan, aldus [gedaagde in conv] .
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.4.
Op grond van artikel 6:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Voor het toewijzen van een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking moet aldus aan een aantal eisen zijn voldaan: er moet sprake zijn van een verrijking en van een verarming, er moet een verband bestaan tussen de verrijking en de verarming, de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn en het vergoeden van schade door de ongerechtvaardigd verrijkte moet redelijk zijn. Ongerechtvaardigde verrijking kan ook plaatsvinden door tussenkomst van een derde. Het gaat dan om ‘indirecte’ of ‘middellijke’ verrijking. Of er grond bestaat voor een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking, moet worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval.
Een verarming van [eiseres in conv]
5.5.
Er is sprake van een verarming indien een partij schade lijdt in de zin van artikel 6:96 BW. Tussen partijen staat vast dat [eiseres in conv] zestien vakantiewoningen heeft afgebouwd op het vakantiepark van [gedaagde in conv] . Ook staat tussen partijen vast dat [eiseres in conv] daarvoor niet (volledig) door haar opdrachtgeefster [bedrijf 1] is betaald. Hieruit volgt dat [eiseres in conv] in haar vermogen is geraakt en verarmd is voor een bedrag van € 155.768,55.
5.6.
Daaraan doet niet af dat, zoals [gedaagde in conv] heeft aangevoerd, [eiseres in conv] nog een vordering heeft op de failliete boedel van [bedrijf 1] . Een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking is niet uitgesloten om de reden dat de verarmde ook een vordering tegen een ander dan de gestelde verrijkte toekomt. Daarbij komt dat [gedaagde in conv] niet heeft weersproken dat de kans (zeer) klein is dat [eiseres in conv] uit de failliete bedoel zal worden voldaan, nu uit het faillissementsverslag van de curator van [bedrijf 1] van 24 september 2024 blijkt dat concurrente crediteuren voor een bedrag van € 3.337.117,55 vorderingen hebben ingediend en de Belastingdienst een preferente vordering heeft van ruim € 650.000,00.
Geen verrijking van [gedaagde in conv]
5.7.
Wat betreft de verrijking van [gedaagde in conv] , komt de rechtbank tot het oordeel dat [eiseres in conv] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagde in conv] de door [eiseres in conv] afgebouwde vakantiewoningen gratis heeft verkregen, althans dat haar vermogen door de vakantiewoningen is vermeerderd.
5.8.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een verrijking het aankomt op een vergelijking tussen de feitelijke vermogenstoestand van de aangesprokene na het plaatsvinden van de gebeurtenis(sen) waarop de vordering is gebaseerd en diens hypothetische vermogenstoestand zoals deze zou zijn geweest als die gebeurtenis(sen) niet zou(den) hebben plaatsgevonden. Daarbij moet de rechter acht slaan op alle omstandigheden van het geval.
5.9.
[eiseres in conv] heeft onvoldoende weersproken dat [gedaagde in conv] in de feitelijke vermogenstoestand na het plaatsvinden van de gebeurtenissen waarop [eiseres in conv] haar vorderingen baseert, op basis van de turnkey-overeenkomst in ieder geval 30% van de opdrachtsom aan [bedrijf 1] heeft voldaan. Dit komt neer op een bedrag van € 3.141.956,70. Hiervoor bieden de e-mails [3] van de curator voldoende steun. Uit die e-mails blijkt dat de curator eerst aankondigt nog te zullen onderzoeken of het klopt dat [gedaagde in conv] deze 30% heeft voldaan aan [bedrijf 1] en daardoor een eigendomsrecht op de voorraad van [bedrijf 1] heeft verkregen. Vervolgens treft de curator twee weken later een schikking met [gedaagde in conv] die mede is gebaseerd op deze betaling en dit eigendomsrecht. Zoals [gedaagde in conv] tijdens de mondelinge behandeling terecht heeft aangevoerd, heeft de curator zich voorafgaand aan deze schikking een beeld moeten vormen van de turnkey-overeenkomst. Dat de curator later van deze schikking is teruggekomen of anderszins vorderingen tegen [gedaagde in conv] of haar bestuurders heeft ingesteld, is niet gebleken.
5.10.
Anders dan [eiseres in conv] stelt, is voor het vaststellen van de verrijking van [gedaagde in conv] niet relevant dat de betaling van [gedaagde in conv] van 30% van de opdrachtsom volgens de turnkey-overeenkomst uitsluitend betrekking zou hebben op de inkoop van kruislaaghout door [bedrijf 1] om de veertig vakantiewoningen te kunnen bouwen. Het gaat erom wat [gedaagde in conv] in ruil voor dit bedrag van € 3.141.956,70 in de werkelijke situatie heeft verkregen, namelijk zestien afgebouwde vakantiewoningen en een eigendomsrecht op de voorraad van [bedrijf 1] .
5.11.
Tussen partijen staat vast dat het [gedaagde in conv] het eigendomsrecht op de voorraad van [bedrijf 1] heeft gebruikt om tijdens het faillissement van [bedrijf 1] nog een vordering van € 290.011,19 van [bedrijf 1] via verrekening te voldoen. De rechtbank leidt, anders dan [eiseres in conv] stelt, uit de e-mail van de curator niet af dat de voorraad maar een beperkte verkoopwaarde had van tussen de € 75.000,00 en € 100.000,00. Bij gebrek aan andere aanknopingspunten mag aangenomen worden dat de waarde van de voorraad voldoende in de buurt kwam van de hoogte van de schuld van [gedaagde in conv] van € 290.011,19 om deze met elkaar te kunnen verrekenen, nu deze verrekening door de curator van [bedrijf 1] verantwoord is geacht.
5.12.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde in conv] op basis van de turnkey-overeenkomst in ieder geval een bedrag van € 3.141.956,70 – en inclusief de verrekende vordering een bedrag van € 3.431.967,89 – aan [bedrijf 1] heeft betaald. In ruil voor dit bedrag heeft [gedaagde in conv] zestien afgebouwde vakantiewoningen verkregen.
5.13.
[eiseres in conv] heeft niet gesteld hoe [gedaagde in conv] in deze werkelijke situatie is verrijkt ten opzichte van de hypothetische situatie dat [bedrijf 1] niet failliet was verklaard en de turnkey-overeenkomst volledig was nagekomen. [eiseres in conv] heeft geen bedrag becijferd voor de verrijking van [gedaagde in conv] . Ook heeft [eiseres in conv] niet gesteld welke waarde de zestien vakantiewoningen voor [gedaagde in conv] vertegenwoordigen. Bij gebrek aan deze stellingen, heeft [eiseres in conv] onvoldoende toegelicht dat het vermogen van [gedaagde in conv] , ondanks deze betaling van in ieder geval € 3.141.956,70 aan [bedrijf 1] , is vermeerderd. Dit oordeel wordt niet anders voor zover in de stellingen en het petitum van [eiseres in conv] besloten ligt dat de verrijking van [gedaagde in conv] gelijkgesteld wordt aan het bedrag waarmee [eiseres in conv] is verarmd, namelijk het bedrag van € 155.768,55.
Rechtvaardiging in de turnkey-overeenkomst
5.14.
Bovendien ziet de rechtbank, indien en voor zover [gedaagde in conv] wel door de vakantiewoningen zou zijn verrijkt, een rechtvaardiging voor deze verrijking in de turnkey-overeenkomst. Een verrijking kan een rechtvaardiging vinden in wettelijke bepalingen en/of een betrokken rechtshandeling, zoals een overeenkomst.
5.15.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verrijking van [gedaagde in conv] een redelijke oorzaak in de afspraken die [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] in de turnkey-overeenkomst hebben gemaakt. Dit betreft een ‘normale’ wederkerige overeenkomst waarin partijen gelijkwaardige prestaties zijn overeengekomen. [gedaagde in conv] heeft aangevoerd dat deze turnkey-overeenkomst is goedgekeurd door haar externe investeerder, juist om de mogelijkheid van belangenverstrengeling te voorkomen. [eiseres in conv] heeft dit niet weersproken. Ook heeft [eiseres in conv] onvoldoende weersproken dat de voor [gedaagde in conv] afgesproken tegenprestatie voor de werkzaamheden van [bedrijf 1] marktconform is. Daarmee leverde deze overeenkomst voor [gedaagde in conv] naast baten ook lasten op. [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] hebben tot het faillissement van [bedrijf 1] uitvoering gegeven aan de afspraken uit deze turnkey-overeenkomst. Dit blijkt uit de betaling door [gedaagde in conv] van 30% van de totale opdrachtsom en het nog uitstaan van een vordering van [bedrijf 1] op [gedaagde in conv] van € 290.011,19.
5.16.
Doordat [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] tot hetzelfde concern behoren en samenwerken bestaat er tussen deze vennootschappen een nauwe band en bestaat een relevant verband tussen de verarming van [eiseres in conv] en een mogelijke verrijking van [gedaagde in conv] . Dit leidt echter, anders dan [eiseres in conv] stelt, niet zonder meer tot de conclusie dat [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] bij het aangaan van de turnkey-overeenkomst niet te goeder trouw hebben gehandeld. Tegen die conclusie pleit dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] in het concern een eigen rol vervulden. [gedaagde in conv] was exploitant van één van de vakantieparken die tot het Unbrick-concern behoorde en [bedrijf 1] ontwikkelde en produceerde Unbrick-vakantiewoningen voor alle vakantieparken van het concern. Deze verschillende rollen van [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] zijn in de turnkey-overeenkomst tot uitgangspunt genomen (zie hiervoor onder 3.6) en geven een logische verklaring voor de turnkey-overeenkomst. Bovendien was [eiseres in conv] bekend met deze verschillende rollen en had zij er daarom begrip voor dat zij contracteerde met [bedrijf 1] (waarover ook hierna onder 5.23). Daarnaast pleit tegen die conclusie dat, zoals de rechtbank hierna onder 5.26 en 5.27 zal oordelen, niet is gebleken dat [gedaagde in conv] op de hoogte was van de benadeling van [eiseres in conv] . Onder deze omstandigheden heeft [eiseres in conv] onvoldoende gesteld dat [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] bij het sluiten van de turnkey-overeenkomst met een onzuiver oogmerk hebben gehandeld.
5.17.
Het voorgaande brengt mee dat de positie van [gedaagde in conv] beschermenswaardig is. De rechtvaardiging die gelegen is in de turnkey-overeenkomst moet zich ook tegenover [eiseres in conv] laten gelden.
Conclusie
5.18.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de vordering van [eiseres in conv] op grond van ongerechtvaardigde verrijking afwijzen.
Onrechtmatige daad
Misbruik van identiteitsverschil
5.19.
[eiseres in conv] heeft in haar conclusie van antwoord in reconventie een grondslag aan haar vordering toegevoegd. [eiseres in conv] stelt dat de uiteindelijke bestuurders van [gedaagde in conv] , [naam 1] en [naam 2] , het bewust ertoe hebben geleid dat [eiseres in conv] contracteerde met [bedrijf 1] in plaats van [gedaagde in conv] en daarmee [eiseres in conv] hebben benadeeld. Deze bestuurders hebben de indruk gewekt dat het voor [eiseres in conv] niet uitmaakte of zij contracteerde met [gedaagde in conv] of [bedrijf 1] . Dit is onrechtmatig, omdat de bestuurders wisten van de financiële situatie van [bedrijf 1] .
5.20.
[gedaagde in conv] betwist deze verwijten. Volgens [gedaagde in conv] was voor [eiseres in conv] van begin af aan duidelijk dat [eiseres in conv] met [bedrijf 1] contracteerde en niet met een andere entiteit. Dit blijkt volgens [gedaagde in conv] uit e-mailcorrespondentie tussen [eiseres in conv] en [bedrijf 1] . De keuze voor [bedrijf 1] was logisch gezien de structuur binnen het Unbrick-concern. Vervolgens hebben [eiseres in conv] en [bedrijf 1] uitvoerig onderhandeld over de voorwaarden van de overeenkomst. Bij die onderhandelingen werd [eiseres in conv] bijgestaan door een advocaat. [gedaagde in conv] heeft nooit de suggestie gewekt dat zij tegenover [eiseres in conv] aansprakelijk zou zijn voor de betaling van facturen of schulden van [bedrijf 1] .
5.21.
De rechtbank oordeelt als volgt. Er is sprake van misbruik van identiteitsverschil indien (een bestuurder van) een rechtspersoon doelbewust vermogensbestanddelen aan het verhaal van een schuldeiser onttrekt, met het oogmerk om die schuldeiser te benadelen. Bij de beoordeling of in deze zaak sprake is van misbruik van identiteitsverschil, acht de rechtbank de volgende omstandigheden redengevend.
5.22.
[eiseres in conv] en [bedrijf 1] hebben uitvoerig onderhandeld over de tussen hen gesloten overeenkomst. Hoewel bij het eerste gesprek ook de (middellijk) bestuurder van [gedaagde in conv] , [naam 1] , aanwezig was, zijn de rest van de gesprekken gevoerd met [naam 3] en [naam 4] van [bedrijf 1] . [naam 3] en [naam 4] waren voor [eiseres in conv] tijdens de onderhandelingen en de uitvoering van de overeenkomst steeds de directe contactpersonen, zo is namens [eiseres in conv] verklaard tijdens de mondelinge behandeling.
5.23.
Tijdens de onderhandelingen over de opdracht aan [eiseres in conv] , is aan de orde gekomen aan welke rechtspersoon [eiseres in conv] diende te factureren. Daarbij zijn zowel [gedaagde in conv] als [bedrijf 1] als optie door [eiseres in conv] genoemd. Weliswaar zijn [gedaagde in conv] en [bedrijf 1] tegenover [eiseres in conv] als één concern gepresenteerd, maar het was voor [eiseres in conv] wel duidelijk dat het hierbij ging om twee verschillende rechtspersonen met ieder hun eigen activiteiten. Daarover is namens [eiseres in conv] tijdens de mondelinge behandeling het volgende toegelicht. [eiseres in conv] was ermee bekend dat [gedaagde in conv] het vakantiepark beheerde en dat [bedrijf 1] de fabriek was die de vakantiewoningen voor de vakantieparken ontwikkelde en leverde. Ook wist [eiseres in conv] dat [bedrijf 1] gehouden was om vakantiewoningen aan [vakantiepark] te leveren en een deel van haar opgedragen werkzaamheden – namelijk het transport en de montage – uitbesteedde aan onderaannemers. [bedrijf 1] had een geschil met een andere onderaannemer voor deze werkzaamheden en kwam zo in contact met [eiseres in conv] . [eiseres in conv] begreep onder deze omstandigheden ook dat [bedrijf 1] haar contractspartij zou worden.
5.24.
Vervolgens heeft [eiseres in conv] , voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst met [bedrijf 1] , haar kredietverzekeraar een onderzoek laten verrichten naar de financiële gegoedheid van [bedrijf 1] . Dit is namens [eiseres in conv] toegelicht tijdens de mondelinge behandeling. Uit dit onderzoek bleek dat [bedrijf 1] een beperkte kredietwaardigheid had. De beperkte kredietwaardigheid van [bedrijf 1] was voor [eiseres in conv] reden om uitvoerig met [bedrijf 1] te onderhandelen over een betaling van de aanneemsom in termijnen. Dit gaf [eiseres in conv] comfort dat zij gefaseerd voor haar werkzaamheden betaald zou krijgen. Bij die onderhandelingen is [eiseres in conv] bijgestaan door haar advocaat.
5.25.
[bedrijf 1] heeft in de periode 17 november 2023 tot 11 januari 2024 in ieder geval een bedrag van € 120.157,29 aan [eiseres in conv] voldaan. Dit is door [gedaagde in conv] aangevoerd [4] en door [eiseres in conv] niet weersproken. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [eiseres in conv] verklaard dat zij in totaal ongeveer € 187.000,00 van [bedrijf 1] betaald heeft gekregen, maar dat dit bedrag ook gedeeltelijk ziet op andere, eerdere voor [bedrijf 1] verrichte werkzaamheden.
5.26.
Uit deze omstandigheden (5.22 tot en met 5.25) volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [eiseres in conv] onvoldoende heeft gesteld dat (het bestuur van) [gedaagde in conv] haar doelbewust heeft misleid om met [bedrijf 1] te contracteren, met het oogmerk om [eiseres in conv] te benadelen. Gezien de specifieke ondernemingsactiviteiten van [bedrijf 1] en [gedaagde in conv] en hun onderlinge verhouding, bestond een gerechtvaardigde reden om de overeenkomst met [eiseres in conv] onder te brengen bij [bedrijf 1] . Partijen hebben openlijk over deze reden gesproken en [eiseres in conv] had hiervoor begrip. Voor zover het bestuur van [gedaagde in conv] op hetzelfde moment bekend was met financiële problematiek bij [bedrijf 1] , blijkt uit het kredietonderzoek van de verzekeraar van [eiseres in conv] dat [eiseres in conv] daarmee ook voldoende bekend was. Dit was juist de reden voor [eiseres in conv] om de overeenkomst met [bedrijf 1] , bijgestaan door haar advocaat, bewust zo vorm te geven dat financiële risico’s zoveel mogelijk werden voorkomen. Indien en voor zover [naam 1] in een eerder stadium te kennen had gegeven dat het voor [eiseres in conv] niet uitmaakte of zij met [gedaagde in conv] of met [bedrijf 1] contracteerde, gaf de uitkomst van dit kredietonderzoek voldoende aanleiding voor [eiseres in conv] om daaraan te twijfelen. [eiseres in conv] had daarop meer kritische vragen kunnen stellen, meer zekerheden overeen kunnen komen of [gedaagde in conv] als contractspartij kunnen eisen. [eiseres in conv] heeft echter het risico van de beperkte kredietwaardigheid van [bedrijf 1] begrepen en geaccepteerd.
5.27.
Overigens is niet komen vast te staan dat de financiële problemen bij [bedrijf 1] op het moment van het sluiten van de overeenkomst met [eiseres in conv] zodanig ernstig waren, dat de (middellijk) bestuurders van [bedrijf 1] wisten dat [eiseres in conv] niet volledig betaald zou krijgen. Niet alleen bleek uit het onderzoek van de verzekeraar van [eiseres in conv] slechts van ‘beperkte’ kredietwaardigheid van [bedrijf 1] , maar ook staat vast dat [bedrijf 1] in de periode 17 november 2023 tot 11 januari 2024 nog een bedrag van € 120.157,29 aan [eiseres in conv] heeft voldaan.
Ander onrechtmatig handelen
5.28.
Dat [gedaagde in conv] op een andere wijze onrechtmatig tegenover [eiseres in conv] heeft gehandeld, heeft [eiseres in conv] onvoldoende gesteld.
5.29.
Dit valt ook niet af te leiden uit het gesprek dat op 29 februari 2024 op het kantoor van [eiseres in conv] te [vestigingsplaats] heeft plaatsgevonden (zie onder 3.10 hiervoor). Tijdens dat gesprek hebben [naam 4] en [naam 3] namens [bedrijf 1] aangedrongen op voortzetting van de activiteiten van [eiseres in conv] , terwijl [bedrijf 1] forse betalingsachterstanden had. Volgens [eiseres in conv] hebben [naam 4] en [naam 3] tijdens dat gesprek de verwachting gewekt dat [bedrijf 1] op korte termijn, na het afbouwen van nog vier vakantiewoningen, voldoende betalingen vanuit [gedaagde in conv] zou ontvangen om [eiseres in conv] te betalen. Dit handelen kan echter [gedaagde in conv] niet worden toegerekend, nu volgens [eiseres in conv] de (middellijk) bestuurders van [gedaagde in conv] , [naam 1] en [naam 2] , daarbij niet waren betrokken. Bovendien is namens [eiseres in conv] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij “het risico” heeft ingecalculeerd dat zij die week voor haar werk door [bedrijf 1] niet betaald zou krijgen.
Slotsom
5.30.
De slotsom is dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde in conv] ongerechtvaardigd is verrijkt, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres in conv] . De vorderingen van [eiseres in conv] op [gedaagde in conv] zullen worden afgewezen.
5.31.
Dat geldt ook voor de vordering van [eiseres in conv] om [gedaagde in conv] te veroordelen tot betaling van de kosten van het conservatoir beslag. Het beslag is niet gelegd op grond van een aan [eiseres in conv] toekomende vordering en daarmee in de zin van artikel 706 Rv ‘onrechtmatig’.
Proceskosten
5.32.
[eiseres in conv] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conv] worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
10.653,00
In reconventie
Opheffing van het beslag
5.33.
Artikel 705 lid 2 Rv bepaalt dat de opheffing van een beslag onder meer kan worden uitgesproken indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Deze opheffingsgrond doet zich voor, aangezien de rechtbank in conventie tot het oordeel is gekomen dat de vorderingen van [eiseres in conv] zullen worden afgewezen.
5.34.
Die afwijzing volstaat echter niet om te oordelen dat het beslag als ondeugdelijk dient te worden opgeheven. Ook in dat geval dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken.
5.35.
De rechtbank laat het belang van [gedaagde in conv] bij opheffing van het beslag zwaarder wegen dan het belang van [eiseres in conv] bij handhaving van het beslag. [gedaagde in conv] heeft namelijk aangevoerd dat het beslag grote impact heeft op de financierbaarheid van het Unbrick-concern en dat zij door het beslag schade lijdt vanwege de onmogelijkheid van herfinanciering van bestaande rentelasten. [eiseres in conv] heeft dit niet weersproken. Daarnaast heeft [eiseres in conv] geen nadere toelichting gegeven op haar belang bij handhaving van het conservatoir beslag. Zo heeft [eiseres in conv] niet aangevoerd waarom en welk (verhaals)risico zij precies loopt indien de rechtbank het beslag opheft, terwijl zij nog hoger beroep kan instellen tegen een afwijzing van haar vorderingen. De vordering tot opheffing van het conservatoir beslag zal daarom worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Werkelijke proceskosten
5.36.
[gedaagde in conv] vordert om [eiseres in conv] in de volledige proceskosten te veroordelen en heeft in dat kader aangevoerd dat [eiseres in conv] misbruik heeft gemaakt van procesrecht door rauwelijks beslag te leggen en te dagvaarden.
5.37.
Alleen in buitengewone omstandigheden is een volledige vergoedingsplicht van de proceskosten toewijsbaar, zoals in het geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen is sprake in geval van een evident ongegronde vordering, zoals wanneer de vordering wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan een procespartij de onjuistheid kende of had behoren te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig procederen past terughoudendheid, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter. [5]
5.38.
Voor veroordeling van [eiseres in conv] in de werkelijke proceskosten van [gedaagde in conv] ziet de rechtbank geen aanleiding. [eiseres in conv] heeft in deze procedure geen vordering ingesteld, die gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van [gedaagde in conv] achterwege had moeten blijven. Dat [eiseres in conv] rauwelijks tot beslaglegging is overgegaan en kort na aansprakelijkstelling de dagvaarding aan [gedaagde in conv] heeft laten betekenen, rechtvaardigt geen veroordeling in de werkelijke proceskosten vanwege misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De rechtbank zal deze vordering dan ook afwijzen.
Proceskosten
5.39.
Omdat [gedaagde in conv] en [eiseres in conv] beiden gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres in conv] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres in conv] in de proceskosten van [gedaagde in conv] , begroot op € 10.653,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres in conv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
6.4.
heft op het ten laste van [gedaagde in conv] gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak aan het adres [adres 1] , [kadasteraanduiding] ,
6.5.
compenseert de kosten in reconventie, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.4 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op
30 april 2025.

Voetnoten

1.Productie 2 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
2.Productie 4 bij dagvaarding
3.Productie 3 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
4.Productie 8 bij aanvullende producties zijdens [gedaagde in conv]
5.Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828