ECLI:NL:RBGEL:2025:3410

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
05.004017.25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel met duidelijke rol en afspraken tussen verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van drugshandel. De verdachte, geboren in 1991, werd ervan beschuldigd opzettelijk aanwezig te zijn geweest van een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine, en betrokken te zijn bij de teelt en verkoop van deze drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in de drugshandel, waarbij hij drugs afwoog, klaarzette en naar een afgesproken locatie bracht. Dit werd ondersteund door bewijs uit WhatsApp-gesprekken en verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder zijn bereidheid om hulp te zoeken voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank benadrukte het belang van toezicht door de reclassering en de noodzaak om de verdachte te begeleiden in zijn herstelproces. De opgelegde straf was bedoeld als waarschuwing en om te voorkomen dat de verdachte opnieuw in de fout zou gaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.004017.25
Datum uitspraak : 25 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. P. van Dongen, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 20 september 2024 te [plaats] , gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5985,87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op een of meerdere tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 9 juli 2024 tot en met 20 september 2024 te [plaats] , gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 juli 2024 tot en met 20 september 2024, te [plaats] , gemeente Berg en Dal, in elk geval in Nederland, opzettelijk (meermalen) heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk (meermalen) aanwezig heeft/hebben gehad in een woning aan de [adres 2] een of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 9 juli 2024 tot en met 20 september 2024, te [plaats] , in de gemeente Berg en
Dal, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde woning aan de [adres 2] als opslag ter beschikking heeft gesteld aan die een of meer onbekend gebleven personen en/of voornoemd middel (telkens) heeft afgewogen en aan die een of meer onbekend gebleven personen heeft afgegeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 13 en 14;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 64-66;
- de rapporten NFIDENT van 17 oktober 2024, p. 59-63;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2025.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 13 en 14;
- het proces-verbaal van bevindingen (uitlezen Samsung S7), p. 30-45;
- het proces-verbaal van bevindingen (uitlezen Xiaomi Redmi), p. 48-57;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2025.
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het onder 2 ten laste gelegde feit. Subsidiair is medeplichtigheid aan dit feit ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt dat uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte een substantiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het tenlastegelegde. Verdachte vervulde een duidelijke rol bij het wegen, klaarzetten en wegbrengen van de drugs naar een afgesproken locatie. Uit de door de politie uitgelezen vrijwel dagelijkse WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam] volgt dat hierover onderling voor hen duidelijke afspraken waren gemaakt. Verdachte wist dat [naam] deze drugs verkocht aan anderen. Ook heeft hij, blijkens zijn verklaring op de terechtzitting, in afwezigheid van [naam] een aantal keren zelf drugs verkocht aan gebruikers. Voor zijn aandeel in de handel kreeg hij drugs voor eigen gebruik. Op basis van het voorgaande is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam] . Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij, op
of omstreeks20 september 2024 te [plaats] , gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5985,87 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op
een ofmeerdere tijdstip
(pen
),in
of omstreeksde periode van 9 juli 2024 tot en met 20 september 2024 te [plaats] , gemeente Berg en Dal tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke deel dient een bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld in de vorm van een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is bereid en in staat om een taakstraf uit te voeren. Daarnaast zou een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kunnen worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende meerdere maanden (en naar eigen zeggen nog langer) een grote hoeveelheid amfetamine in zijn woning aanwezig gehad en verwerkt ten behoeve van drugshandel. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen zoals amfetamine grote risico’s voor de gezondheid oplevert. De verspreiding en handel van drugs gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en geweld. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van dit ernstige maatschappelijke probleem.
Het pleit voor verdachte dat hij ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven over zijn rol bij de handel in (onder meer) amfetamine. Na het verlies van zijn woning in december 2024 als gevolg van zijn betrokkenheid bij drugshandel, heeft verdachte vrijwillig hulp gezocht voor zijn langdurige verslavingsproblematiek. Hij is op eigen initiatief onder behandeling gegaan bij IrisZorg. Hij zet zich in om clean te blijven en zegt afscheid te hebben genomen van zijn vrienden in de gebruikersscène. Dit blijkt ook uit de brief van zijn behandelaar bij Iriszorg van maart 2025. Verdachte committeert zich aan behandeling en heeft op verschillende vlakken progressie laten zien, aldus zijn behandelaar. Hij is abstinent, wordt begeleid naar werk en heeft via Iriszorg een (begeleide) woonplek gevonden. Ook krijgt hij weerbaarheidstraining en bezoekt hij uit zichzelf bijeenkomsten met lotgenoten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De oriëntatiepunten voor het enkele aanwezig hebben van meer dan 5000 gram harddrugs gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval, gelet op de positieve ontwikkelingen in verdachtes leven, niet passend is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het goed lopende behandelingstraject doorkruisen en daardoor afbreuk kunnen doen aan de stappen die nu worden gezet om te voorkomen dat verdachte in de toekomst terugvalt in zijn verslaving en opnieuw de fout in gaat. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, als waarschuwing en herinnering aan wat er op het spel staat. Ook acht de rechtbank het van belang dat verdachte onder toezicht staat van reclassering, zodat zij in de gaten kunnen houden hoe het traject van verdachte verloopt en om in te grijpen als het onverhoopt niet goed gaat.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar, met een proeftijd van 2 jaren, passend. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank ook de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering verbinden. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uren opleggen, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als
 stelt als
bijzondere voorwaardedat:
- verdachte zich binnen 5 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt op de locatie van Reclassering Nederland die het dichtst bij zijn woonplaats is gelegen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 stelt als
overige voorwaardendat verdachte:
- zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van veroordeelde ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen (voorzitter) mr. M.E. Snijders en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.K. Verberkt, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 april 2025.
mr. R.D. Leen en mr. H.C. Leemreize zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024442444, gesloten op 25 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.