ECLI:NL:RBGEL:2025:3416

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
1 mei 2025
Zaaknummer
05/342377-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid in een openbaar park met dwang en bedreiging

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 juni 2023 in Nijmegen, waar de verdachte zich schuldig maakte aan ongewenste seksuele handelingen jegens een jonge vrouw in een park. De aangeefster verklaarde dat de verdachte naast haar kwam zitten, haar hand vastpakte en haar meerdere keren likte op haar nek en borsten, terwijl hij haar hand probeerde te bewegen naar zijn geslachtsdeel. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte als bedreigend en dwingend werden ervaren door de aangeefster, die zich niet kon of durfde te verzetten. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar, mede door forensisch bewijs dat het DNA van de verdachte op de plekken van de handelingen aantoonde. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, maar houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De rechtbank concludeert dat de verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefster, wat leidt tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/342377-24
Datum uitspraak : 2 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2023 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
het likken en/of kussen in/van haar nek en/of hals en/of
het op en/of onder de kleding, vastpakken en/of betasten van haar borst(en) en/of
het likken en/of kussen van haar borst(en) en/of haar tepel(s) en/of
het op/over de kleding wrijven over en/of betasten van haar vagina en/of haar schaamstreek,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- op een bankje heeft plaatsgenomen naast het bankje waarop die [slachtoffer] op dat moment zat en/of
- een tijdje die [slachtoffer] heeft gadegeslagen en/of
- (vervolgens) naast de voor hem onbekende [slachtoffer] heeft plaatsgenomen op het bankje waar zij al zat en/of een arm om haar schouders heeft geslagen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Hai Cuty”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] aan is gekropen en/of die [slachtoffer] tegen zich aan heeft getrokken en/of
- met zijn tong eenmaal of meerdere malen de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gelikt en/of
- zijn hand(en) van de bovenzijde in/achter het shirt en/of de bh van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- de borst(en) uit de bh en/of het shirt heeft gehaald en/of
- (vervolgens) de borst(en) en/of de tepel(s) eenmaal of meerdere malen heeft gelikt en/of
- de hand(en) van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of
- die hand(en) eenmaal of meerdere malen in de richting van zijn geslachtsdeel, althans zijn kruis heeft bewogen en/of
- (daarna) zijn hand(en) in haar kruis heeft geduwd/gebracht en/of op/over de kleding wrijvende bewegingen heeft gemaakt over haar geslachtsdeel, althans over haar schaamstreek en/of
- (daarbij) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Come baby, come baby”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) een (bedreigende) situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen herinneringen aan de dag waarop het tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden. De verklaringen van aangeefster, een foto en een DNA-spoor zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er is onvoldoende bewijs om vast te stellen dat sprake was van dwang. Bovendien heeft de raadsvrouw vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster. Ook in het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake was van dwang, is er nog altijd te weinig bewijs voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft aangifte gedaan van aanranding. Verdachte heeft bij de politie voornamelijk ontkend en ter zitting verklaard dat hij zich van de tenlastegelegde handelingen niets kan herinneren, omdat hij te veel had gedronken. De rechtbank wordt allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarna dient te worden beoordeeld of de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Tot slot dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of sprake is geweest van ontuchtige handelingen die onder dwang hebben plaatsgevonden.
Verklaringen aangeefster
Met [slachtoffer] (hierna: aangeefster), geboren op [geboortedag 2] 2003, heeft op 4 juni 2023 tussen 23:00 uur en 23:55 uur een informatief gesprek zeden plaatsgevonden. Zij verklaart dat zij op 4 juni 2023 op een bankje in het Valkhofparkje ging zitten. Aangeefster ging kijken naar een orkest waarin haar moeder speelde. Aangeefster had geen zin om met vreemden te praten, stapte uit de menigte en ging op een bankje zitten. Tussen 18:30 uur en 19:00 uur kwam er een vreemde man op een bankje zitten. Dit bankje stond naast het bankje waar aangeefster op zat. Deze ging zo zitten zodat hij haar goed kon bekijken en was met zichzelf aan het spelen. Hij streek met zijn handen over zijn broek heen over zijn geslachtsdeel. Op een gegeven moment gooide deze man iets weg in de prullenbak welke rechts naast aangeefster stond en bleef achter aangeefster staan. De man kwam naast haar zitten, schoof zijn arm om haar heen en drukte haar tegen zich aan. Volgens aangeefster zei hij daarbij: "Heey". Ze dacht dat hij haar wilde zoenen dus draaide ze haar gezicht weg. Hij lebberde haar toen in haar nek aan de linkerkant. Hij zei daar niets bij. Vervolgens pakte hij haar hand. Aangeefster denkt dat hij drie keer heeft geprobeerd om haar hand in zijn broek te
stoppen maar dit is niet gelukt omdat zij haar hand steeds terug trok. Daarna likte de man aan haar borsten. Hij ging met zijn hand aan de bovenzijde in haar T-shirt, tilde haar borsten omhoog en likte aan allebei de borsten. Op het moment dat hij dat deed, zat hij naast haar en had hij zijn rechterarm om haar heen geslagen. Eerst likte hij haar linkerborst, daarna haar rechterborst. Op het moment dat hij dat deed had aangeefster haar handen in haar schoot liggen tussen haar knieën en kneep haar knieën tegen haar handen aan zodat hij niet bij haar handen kon komen. Doordat hij zijn arm over haar had heen geslagen kon zij niets doen en zij durfde niks tegen hem te zeggen. Ze was sprakeloos en dacht :'Wat moet ik nou". Nadat hij aan haar borsten had gelikt, ging de man nog met zijn hand over de broek heen over haar geslachtsdeel. Daarbij zei hij iets van Hey Baby. Aangeefster vertelde dat er op een gegeven moment drie Duitse mannen op het bankje naast het bankje van hen ging zitten en dat dat haar redding is gewest. Op dat moment ging de man namelijk weg maar bleef op een afstandje nog wel naar haar kijken. [2]
Aangeefster heeft op 7 juni 2023 aangifte gedaan van aanranding. Zij heeft verklaard dat zij op 4 juni 2023 wat achteraf ging zitten in het Valkhofpark. Er was daar een paadje en er liepen allemaal mensen voorbij. Eerst was er een hele tijd niets gaande. Rond18:30 uur ging een vreemde man op het bankje naast dat van haar zitten. Hij keek haar al aan. Ze zag dat hij met zichzelf bezig was. Hij ging met zijn hand over de stof van zijn broek bij zijn geslachtsdeel. Er zat best veel tijd tussen dat hij aan zichzelf zat en dat hij naast haar kwam zitten. Dat heeft vijf minuten geduurd. Aangeefster dacht op dat moment dat zij moest opletten voor het geval dat hij zou toeslaan, maar had niet verwacht dat het ook echt zou gebeuren. De man kwam naast haar kwam zitten, sloeg zijn rechterarm om haar heen en zei: ‘Hai Cutie’. Hij zat in haar aura. Hij zat helemaal tegen haar aan geplakt. Ze zei niets, omdat ze dat niet durfde. De man boog naar haar gezicht toe, maar aangeefster kon haar gezicht wegdraaien, zodat hij haar niet vol op de mond zoende. Hij likte met zijn tong in haar nek, aan de linkerkant. Hij zei hier niets bij. Aangeefster was perplex. Het likken in haar nek bleef hij maar herhalen. Hij heeft sowieso drie keer in haar nek gelikt. Hij ging met zijn hand aan de bovenzijde in haar T-shirt. Hij sjorde tot hij haar borsten uit haar T-shirt en haar beha kreeg. Hij heeft aan haar borsten gezeten en aan allebei haar borsten gelikt, met name in de omgeving van haar tepels. Hij gaf allebei de borsten één snelle lik. Hij zei daar niks bij. Aangeefster hield toen haar handen in haar schoot geklemd. De man probeerde haar hand te pakken en naar zijn geslachtsdeel te brengen. Hij hield haar hand boven zijn broek, maar aangeefster kon die terug trekken. Dit heeft hij nog twee keer geprobeerd, maar dat is niet gelukt omdat aangeefster haar hand kon wegtrekken. Toen ging hij heel hard met zijn hand op en neer over haar broek ter hoogte van haar geslachtsdeel. Op fluistertoon zei hij: ‘Come baby, come baby’ tegen haar. Aangeefster reageerde niet omdat zij dacht, met alles wat je met mij doet, denk je dan dat ik tegen jou ga praten. Omdat aangeefster hem bleef negeren en er drie mannen op het naastgelegen bankje gingen zitten, ging de man ervandoor. [3]
De betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zich in zedenzaken regelmatig de situatie voordoet dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een verdachte die ontkent, of, zoals in dit geval, verklaart geen herinneringen te hebben aan het incident, brengt dit met zich dat extra zorgvuldig naar de afgelegde verklaringen van de aangeefster moet worden gekeken.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster tijdens het informatief gesprek zeden en in haar aangifte consistent heeft verklaard over zowel de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Zo komt de locatie van waar deze handelingen plaatsvonden (op een bankje in het Valkhofpark), de aard van de handelingen (waaronder het likken van haar nek en borsten), en de manier waarop zij reageerde (bevriezen) in deze beide verklaringen overeen.
De rechtbank overweegt dat de aangeefster gedetailleerd heeft verklaard. Zij verklaart in detail over de wijze waarop de man haar in het Valkhofpark benaderde en welke handelingen die man bij haar heeft uitgevoerd, waarbij zij telkens benoemt dat de man tenminste in haar nek en over haar borsten heeft gelikt voordat hij met zijn hand over haar broek over haar geslachtsdeel heeft gewreven. Zij neemt daarbij ook geen blad voor de mond en vermeldt zaken die haarzelf in een minder goed daglicht zouden kunnen plaatsen. Door dit soort informatie niet te verzwijgen, stelt ze zich kwetsbaar op. Haar verklaringen acht de rechtbank eerlijk en authentiek.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaringen draagt bij dat aangeefster direct na het incident aan haar moeder heeft verteld wat er was gebeurd en ze vervolgens (samen met haar moeder) direct de politie heeft gebeld. Daarnaast heeft zij forensisch medisch onderzoek ondergaan en aangifte gedaan.
Daarbij komt dat het procesdossier bewijs bevat dat haar verklaringen ondersteunt. Zo wordt, zoals hierna zal blijken, inderdaad DNA-materiaal van een man, waaronder speeksel, aangetroffen op plekken waarvan aangeefster heeft verklaard dat de man haar likte, zoals haar nek en borsten.
De verdediging ziet een argument voor onbetrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster omdat haar moeder heeft verklaard dat zij kort na het incident een beetje opgefokt was, maar niet heel erg. Aangeefster zou niet de gebruikelijke reactie vertonen van een persoon die aangerand is. De rechtbank merkt daarover op dat personen verschillend kunnen reageren op heftige incidenten. Aangeefster is blijkens haar eigen verklaring en die van haar moeder autistisch. Uit de verklaring van haar moeder blijkt dat dit zich bij aangeefster onder andere uit in het weinig tonen van verdriet of emoties. Moeder vond aangeefster na het incident ‘een beetje opgefokt’. Voor iemand die weinig emotie toont, is ‘een beetje opgefokt’ een heftigere emotionele reactie dan voor die persoon gebruikelijk is. Dat aangeefster geen hevigere reactie toonde, maakt zodoende niet dat geen sprake is van een betrouwbare verklaring.
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Deze zal zij tot uitgangspunt nemen.
Bewijsminimum
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan dit bewijsminimum. De verklaring van aangeefster wordt op cruciale punten ondersteund door de volgende bewijsmiddelen, afkomstig uit andere bronnen.
Steunbewijs
De politie heeft forensisch onderzoek verricht. Hierbij zijn de linkerzijde van de hals, de linkerborst en -tepel ( [DNA-spoor 1] ) en de rechterborst en -tepel van aangeefster bemonsterd. Bij de bemonstering van de hals en de linkerborst en -tepel zijn aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Het DNA dat is aangetroffen in het monster van de linkerzijde van de hals kan afkomstig zijn van één persoon, te weten onbekende man A. Bij de bemonstering van de rechterborst en -tepel is DNA aangetroffen dat afkomstig kan zijn van minimaal twee personen, te weten aangeefster en onbekende man A. Tot slot is in het monster van de linkerborst en -tepel DNA aangetroffen dat eveneens afkomstig zijn van minimaal twee personen, te weten een relatief grote hoeveelheid DNA van onbekende man A en een relatief kleine hoeveelheid DNA van aangeefster. [4]
Het DNA van verdachte is op 24 november 2023 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is er een match gevonden met [DNA-spoor 1] . Het DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel [DNA-spoor 1] kan van hem afkomstig zijn. [5]
Het NFI rapport vermeldt dienaangaande: “Wanneer het DNA-profiel van een persoon overeenkomt met het DNA-profiel dat is gekoppeld aan onbekende man A, zal de bewijskracht ten aanzien van deze persoon voor bemonsteringen [DNA-spoor 2] en [DNA-spoor 1] meer dan 1 miljard zijn.” [6] Dat betekent dat de kans dat het aangetroffen DNA afkomstig is van verdachte, meer dan 1 miljard keer groter is dan de kans dat het DNA van een andere man afkomstig is.
Op basis van deze match stelt de rechtbank vast dat het DNA van onbekende man A, dat is aangetroffen bij de bemonstering van voornoemde plekken op het lichaam van aangeefster, van verdachte afkomstig is.
[naam] , de moeder van aangeefster, heeft verklaard dat zij rond 17:45 uur bij aangeefster is weggegaan. Aangeefster is rond 19:00 uur of 19:15 uur weer naar haar toegekomen. Ze was een beetje opgefokt. Ze liet een foto zien van een man en zei dat die aan haar had gezeten en dingen met haar had gedaan. Haar moeder heeft niet verder doorgevraagd, maar heeft gelijk de politie gebeld. Aangeefster heeft tegen de politie verteld wat de man had gedaan. De man had aan haar linkerkant bij haar oor gelikt, aan haar borsten gezeten en gelikt en in haar kruis gegrepen. Aangeefster vertelde dat ze steeds krampachtig had geprobeerd om zijn hand weg te duwen. [7]
Dwang
Om tot een bewezenverklaring van aanranding te komen, dient te worden vastgesteld dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging daarmee aangever heeft gedwongen tot plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
Over de feitelijke gang van zaken kan het volgende worden vastgesteld.
Verdachte is gaan zitten op een bankje naast het bankje waarop aangeefster op dat moment zat, heeft haar een tijdje gadegeslagen en is vervolgens naast haar gaan zitten op het bankje waar zij al zat. Vervolgens heeft hij een arm om haar schouders geslagen, heeft ‘hai cutie’ tegen haar gezegd en is tegen haar aan gekropen. Hij heeft meermaals met zijn tong de nek en/of hals van aangeefster gelikt. Hij heeft zijn handen via de bovenzijde in haar shit en beha gebracht en haar borsten uit haar beha en shirt gehaald. Vervolgens heeft hij haar borsten en tepels eenmaal gelikt. Hij heeft de hand van aangeefster gepakt en meerdere malen in de richting van zijn geslachtsdeel bewogen. Daarna heeft hij zijn hand in haar kruis geduwd en over haar kleding heen over haar geslachtsdeel gewreven. Daarbij zei hij ‘come baby, come baby’. Beiden hadden elkaar nooit eerder gezien.
Verdachte probeerde aangeefster op haar mond te zoenen, maar zij draaide haar hoofd weg. Op dat moment had verdachte moeten begrijpen dat zij niet wilde zoenen met een onbekende man, laat staan dat zij open stond voor de veel verder gaande seksuele handelingen die verdachte vervolgens heeft verricht. Dit was de eerste aanwijzing dat zij niet wilde wat hij wilde.
Naast dat zij haar hoofd wegdraaide van zijn zoen, heeft aangeefster verdachte ook telkens genegeerd. Verder klemde ze haar handen stijf tussen haar bovenbenen en trok haar hand meerdere keren terug toen verdachte deze naar zijn geslachtsdeel probeerde te bewegen. Ook dit waren telkens aanwijzingen dat aangeefster niet gediend was van zijn onbehoorlijke en onverhoedse avances.
Hij is meermaals voorbij gegaan aan deze non-verbale signalen van verzet en weerstand van aangeefster. De handelingen die verdachte heeft uitgevoerd, zijn naar het oordeel van de rechtbank zonder meer te kwalificeren als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en daarmee ontuchtig.
Aangeefster heeft verklaard dat zij oplettend was geworden toen de man op een bankje tegenover haar was komen zitten, maar dat zij niet verwachtte dat hij daadwerkelijk zou toeslaan. De handelingen die verdachte heeft uitgevoerd, kwamen voor haar als verrassing en zag zij niet aankomen, zodat deze voor haar onvermijdelijk waren. Aangeefster was op deze steeds verder gaande handelingen in het geheel niet bedacht en hoefde dat ook niet te zijn. Zij liet immers via non-verbale signalen duidelijk merken dat zij niet van het handelen van verdachte gediend was. Door het onverhoedse karakter van deze handelingen is naar het oordeel van de rechtbank van dwang tot dulden van ontuchtige handelingen sprake. De rechtbank acht daarmee bewezen dat sprake is van dwang door een andere feitelijkheid.
Daarmee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bovendien een bedreigende situatie gecreëerd, waarin aangeefster zich, wellicht vanuit haar persoonlijke beperkingen, niet aan de handelingen kon of durfde te onttrekken.
De verdediging heeft gesuggereerd dat aangeefster de tenlastegelegde handelingen vrijwillig heeft ondergaan, hetzij omdat ze aangaf dat ze het spannend vond dat de man zichzelf aftrok, hetzij vanwege haar – kort gezegd – belaste verleden op dit gebied. Het enkele feit dat aangeefster het misschien spannend vond dat de man die later bij haar kwam zitten zich aftrok, betekent niet dat zij daarmee openstond om, in het openbaar, ontuchtige handelingen met hem te verrichten.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 juni 2023 te Nijmegen
, in elk geval in Nederland,door
geweld ofeen andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen, te weten
het likken
en/of kussenin
/vanhaar nek en/of hals en
/ofhet
op en/ofonder de kleding
,vastpakken en
/ofbetasten van haar borst
(en
)en
/ofhet likken
en/of kussenvan haar borst
(en
)en
/ofhaar tepel
(s
)en
/ofhet
op/over de kleding wrijven over
en/of betasten vanhaar vagina en
/ofhaar schaamstreek,
waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meerandere feitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in
heeft/hebben bestaan dat verdachte
- op een bankje heeft plaatsgenomen naast het bankje waarop die [slachtoffer] op dat moment zat en
/of- een tijdje die [slachtoffer] heeft gadegeslagen en
/of-
(vervolgens
)naast de voor hem onbekende [slachtoffer] heeft plaatsgenomen op het bankje waar zij al zat en
/ofeen arm om haar schouders heeft geslagen en
/of-
(daarbij
)die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Hai
Cutie”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- tegen die [slachtoffer] aan is gekropen
en/of die [slachtoffer] tegen zich aan heeft getrokkenen
/of- met zijn tong
eenmaal ofmeerdere malen de nek en/of hals van die [slachtoffer] heeft gelikt en
/of- zijn hand
(en
)van de bovenzijde in/achter het shirt en
/ofde bh van die [slachtoffer] heeft gebracht en
/of- de borst
(en
)uit de bh en
/ofhet shirt heeft gehaald en
/of-
(vervolgens
)de borst
(en
)en
/ofde tepel
(s
)eenmaal
of meerdere malenheeft gelikt en
/of- de hand
(en)van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
/of- die hand
(en) eenmaal ofmeerdere malen in de richting van zijn geslachtsdeel,
althans zijn kruisheeft bewogen en
/of-
(daarna
)zijn hand
(en)in haar kruis heeft geduwd/gebracht en
/ofop/over de kleding wrijvende bewegingen heeft gemaakt over haar geslachtsdeel
, althans over haar schaamstreeken
/of-
(daarbij
)die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: “Come baby, come baby”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(meermalen
)voorbij is gegaan aan de
verbale en/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of (aldus
)een
(bedreigende
)situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich niet aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank wegens de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Aangeefster, een jonge, vrouw, zat op een bankje in een park om te luisteren naar een concert dat werd gegeven door een orkest waaraan haar moeder deelnam. Verdachte ging naast haar zitten en werd in toenemende mate handtastelijk. Hij probeerde haar te zoenen, likte aan haar borsten na deze uit het T-shirt te hebben gehaald, en duwde haar hand richting zijn kruis. Hij is daarbij meerdere keren voorbij gegaan aan haar non-verbale signalen van verzet en weerstand en heeft voor aangeefster een bedreigende situatie gecreëerd, waarin zij zich niet aan zijn handelen kon of durfde te onttrekken. Dit alles vond plaats in een openbaar park, terwijl er allemaal mensen langsliepen. Bovendien kenden verdachte en aangeefster elkaar helemaal niet en was er sprake van een groot leeftijdsverschil.
Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van aangeefster. In zijn algemeenheid geldt aanranding, zeker in de openbaarheid, als een zeer impactvol feit, waarvan slachtoffers nog lange tijd psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Daarbij komt dat aangeefster een kwetsbare jonge vrouw is. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met haar en haar grenzen, maar heeft enkel aan zichzelf gedacht. De rechtbank rekent hem dit aan.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel constateert de rechtbank dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is, gelet op de strafbeschikking die hem op 19 december 2024 is opgelegd.
Verdachte komt uit Syrië, woont in een asielzoekerscentrum en heeft een verblijfsvergunning. Hij draagt naar eigen zeggen, als enige volwassene, de zorg voor zijn minderjarige nichtje en wacht op gezinshereniging. Hij heeft geen baan en geen eigen woning.
Conclusie
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun, omdat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens dit soort feiten, vanwege het tijdsverloop tussen onderhavig feit en deze uitspraak en omdat hij als enige volwassene de zorg draagt voor zijn minderjarige nichtje.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. Hiermee is voldaan aan het formele vereiste van het taakstrafverbod, zoals bepaald in artikel 22b lid 1 onder a Sr. De oplegging van een taakstraf is echter alleen uitgesloten als ook voldaan is aan het materiële criterium, te weten of er een
ernstigeinbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte door zijn handelen een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, kan deze inbreuk – zonder daarmee afbreuk te willen doen aan de ernst van het feit – in juridische zin niet worden aangemerkt als een ernstige inbreuk. De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod daarom niet van toepassing is.
De rechtbank veroordeelt verdachte daarom tot een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.
Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging
De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het laten opmaken van een reclasseringsadvies indien de rechtbank tot een andere strafoplegging komt dan waarom zij heeft verzocht. Dit verzoek is niet aan de orde, nu de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt. Bovendien acht de rechtbank zich voldoende geïnformeerd over de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en
mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2025.
Mr. Leen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023249295, gesloten op 25 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 9-10.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 12-17.
4.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon, p. 27 en een NFI-rapport, opgemaakt door L.J.W. Grol op 14 juli 2023, p. 59.
5.NFI-rapport door W.A. Kanhai op 30 november 2023, p. 61.
6.NFI rapport p. 59.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 66-67.