ECLI:NL:RBGEL:2025:3439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
11411027
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een bilgepomp en gevolgschade aan een elektromotor

In deze zaak vorderden eiser 1 en eiser 2, vertegenwoordigd door mr. J. Nijland, schadevergoeding van gedaagde, een camping en jachthaven, vertegenwoordigd door mr. C. Borstlap, wegens een defecte bilgepomp die zij hadden aangeschaft. De bilgepomp, gekocht in februari 2021, bleek kort na de aankoop non-conform te zijn, wat leidde tot schade aan de elektromotor van de boot van eiser 1 en eiser 2. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat de bilgepomp niet voldeed aan de verwachtingen die eiser 1 en eiser 2 op basis van de overeenkomst mochten hebben. De rechter stelde vast dat het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW van toepassing was, wat inhield dat gedaagde moest bewijzen dat de bilgepomp bij aflevering aan de overeenkomst voldeed. Dit bewijs kon gedaagde niet leveren, waardoor de rechter oordeelde dat de bilgepomp non-conform was. Eiser 1 en eiser 2 vorderden een schadevergoeding van € 4.020,39, maar de rechter kende uiteindelijk een bedrag van € 3.413,41 toe, inclusief proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11411027 \ CV EXPL 24-3290
Vonnis van 30 april 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1 en 2] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. J. Nijland,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
Watersport Camping
'Terra Nautic',
te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C. Borstlap.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 januari 2025
- de mondelinge behandeling van 7 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteert een camping, jachthaven en winkel.
2.2.
[eiser 1 en 2] heeft ruim twee jaar een ligplaats van [gedaagde] gehuurd voor zijn boot (hierna: de boot).
2.3.
In februari 2020 heeft [eiser 1 en 2] in de winkel van [gedaagde] voor de boot een bilgepomp [1] van [gedaagde] gekocht. Deze bilgepomp heeft [eiser 1 en 2] zelf in zijn boot gemonteerd en werkt naar tevredenheid.
2.4.
In februari 2021 heeft [eiser 1 en 2] wederom een bilgepomp van het merk Allpa (hierna: de bilgepomp) van [eiser 1 en 2] gekocht voor een koopsom van circa € 50,00. [eiser 1 en 2] heeft ook deze bilgepomp zelf in zijn boot gemonteerd.
2.5.
Kort na aankoop van de bilgepomp bleek dat in de boot neerslag was blijven staan. Daarop heeft [eiser 1 en 2] de bilgepomp gedemonteerd en op 2 maart 2021 afgegeven aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft vervolgens kosteloos een nieuwe bilgepomp aan [eiser 1 en 2] verstrekt.
2.6.
In de loop van de tijd zijn in de elektromotor van de boot storingen ontstaan. Daarop heeft [eiser 1 en 2] de boot laten onderzoeken door R. Boonstra van Boonstra Techniek te Heerenveen (hierna: Boonstra). Boonstra heeft zijn bevindingen schriftelijk vastgelegd. In die verklaring heeft hij het volgende vermeld:
“Ik ben op 10 maart 2021 aan boord geweest om het probleem met de motor (…) te analyseren cq te repareren. Ik heb toen ontdekt dat het “Main-contactor relais” voor de voor de hoofdstroom niet goed werkte. Deze heb ik toen uit elkaar gehad en gereinigd. De motor deed het hierna weer. Ik heb toen ook geprobeerd om het display werkend te krijgen maar dit is niet gelukt helaas. De oorzaak van het relais probleem was vocht/water. De klant heeft een probleem gehad met de dubbel geïnstalleerde bilge-pomp, deze heeft niet goed gewerkt. Hierdoor is er vocht/water bij het systeem gekomen. Ik ben later op 1 juni 2021 ben ik weer aan boord gekomen, omdat nu de motor helemaal niet meer aan ging. We hebben alle kabels en connectors schoongemaakt en bekeken en zag dat er redelijk veel condens op de binnenkant van de motor afdekplaat zat. Ik heb toen geadviseerd om toch de motor er uit te halen en deze uit elkaar te halen en te bekijken hoe deze er van binnen uit ziet. Ik heb deze motor uit elkaar laten halen en te laten drogen. Er kwam ongeveer 3 tot 4 liter roestwater uit. Deze motoren hebben geen afdichting op beide deksels zitten en daarom kon er gemakkelijk water in de motor dringen. Zie bijgevoegde foto’s van de binnenzijde van de motor. Deze motor is ook na het drogen niet te herstellen, het water heeft er te lang ingestaan en waarschijnlijk is de controller en display hierbij ook defect geraakt. De motor heeft buiten de 3 grote dikke 3 fasen aansluitingen ook kleine signaal draden die direct verbonden zijn met het besturingssysteem.
Conclusie:
Ik heb geconstateerd dat door een defecte, nieuw geplaatste bilgepomp, er water in de motor is gelopen en waardoor deze onherstelbaar is beschadigd alsmede ook de controller.
Mijn vermoeden is dat door de hoge voltage (48 – 60 Volt) van het systeem, dat hierdoor ook de sturing en display defect is geraakt. Helaas is het enige oplossing om het systeem te vervangen (Motor, Controller en display).
(…)”
2.7.
Bij brief van 20 september 2022 heeft [gedaagde] aan de voormalig gemachtigde van [eiser 1 en 2] bericht:
“(…)
Na een tijdje kwam [eiser 1 en 2] met de bilgepomp bij mij op de receptie en ik constateerde dat de bilgepomp was verbrand.
Hierbij heb ik [eiser 1 en 2] , uit coulance een nieuwe bilgepomp mee gegeven, de niet werkende heb ik in ontvangst genomen.
Deze pomp heb ik voor mijn eigen rekening genomen en niet opgestuurd naar de importeur Allpa.
(…)”
2.8.
Bij brief van 6 oktober 2022 heeft de voormalig gemachtigde van [eiser 1 en 2] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door [eiser 1 en 2] geleden schade als gevolg van het defect aan de bilgepomp.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1 en 2] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.020,39 en [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1 en 2] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1 en 2] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser 1 en 2] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst die hij met [eiser 1 en 2] heeft gesloten.
4.2.
Allereerst moet worden beoordeeld of de bilgepomp non-conform is in de zin van artikel 7:17 lid 2 BW. Als een verkoper een non-conforme zaak verkoopt aan een koper, dan levert dit een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst op.
4.3.
Op grond van artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een afgeleverde zaak niet aan de koopovereenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag in elk geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij overeenkomst is voorzien.
4.4.
[eiser 1 en 2] heeft gesteld dat de bilgepomp non-conform is omdat in de bilgepomp kortsluiting is ontstaan en de bilgepomp daardoor is doorgebrand. Als gevolg hiervan werkte de bilgepomp niet meer, aldus [eiser 1 en 2]
4.5.
Voor zover [gedaagde] heeft beoogd te betwisten dat de bilgepomp was doorgebrand en om die reden niet meer werkte, wordt aan die betwisting voorbijgegaan. [gedaagde] heeft namelijk voorafgaand en tijdens onderhavige procedure herhaaldelijk aangegeven dat de bilgepomp was doorgebrand. Zo schrijft [gedaagde] in de brief van 20 september 2022 (zie hiervoor 2.7.) dat hij heeft geconstateerd dat de bilgepomp was verbrand en dat hij de niet werkende bilgepomp in ontvangst heeft genomen. Niet in geschil is dat [gedaagde] hiermee, anders dan de inleiding van voormelde brief doet vermoeden, doelt op de bilgepomp die in deze procedure centraal staat en niet op de bilgepomp die [eiser 1 en 2] in februari 2020 van [gedaagde] heeft gekocht. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat [eiser 1 en 2] bij hem terugkwam omdat de bilgepomp was doorgebrand. Uitgangspunt is dan ook dat de bilgepomp was doorgebrand en daarom niet meer werkte.
4.6.
[eiser 1 en 2] mocht verwachten dat de bilgepomp geschikt was voor het beoogde gebruik daarvan, namelijk het pompen van water uit de boot. De bilgepomp voldoet niet aan deze verwachting omdat de bilgepomp was doorgebrand en daardoor het water niet meer uit de boot pompte. Wanneer vast komt te staan dat (de oorzaak van) het gebrek aan de bilgepomp reeds aanwezig was bij aflevering, bezit de bilgepomp niet de eigenschappen die [eiser 1 en 2] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
4.7.
Partijen verschillen van mening over de vraag of (de oorzaak van) het gebrek aan de bilgepomp reeds bij aflevering aanwezig was. [gedaagde] heeft in dit verband gesteld, althans zo worden zijn stellingen begrepen, dat de bilgepomp kan zijn doorgebrand als gevolg van een verkeerde, dan wel een gebrekkige aansluiting door [eiser 1 en 2] Volgens [gedaagde] bepaalt de wijze waarop de bilgepomp wordt aangesloten voor een groot deel hoe de bilgepomp werkt. De bilgepomp heeft, zo stelt [gedaagde] , drie draden en wanneer een van die draden niet goed wordt aangesloten bij de montage, dan loopt de pomp droog en verbrandt de pomp. Ook kan door een gebrekkige montage een (haar)scheur zijn ontstaan in het plastic kapsel van de bilgepomp. Voorts is de bilgepomp volgens [gedaagde] slechts geschikt voor een motor van twaalf volt terwijl de elektromotor een motor van 48 volt betreft. Het is tevens mogelijk dat de schade is ontstaan door rommel bij de motor of een gebrekkige/lege accu, aldus [gedaagde] .
4.8.
Niet in geschil is dat de bilgepomp binnen zes maanden na aankoop van de bilgepomp is doorgebrand. Omdat voorts sprake is van een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW en de overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen vóór 27 april 2022, geldt in dit geval het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (oud). In dat artikel staat dat als zich binnen zes maanden na aflevering van de zaak een afwijking aan de zaak openbaart, in beginsel wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. Dat is alleen anders als de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van deze uitzondering. Daarom wordt in dit geval vermoed dat de bilgepomp bij de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, tenzij [gedaagde] bewijs van het tegendeel van dit vermoeden levert. Het is dan ook aan [gedaagde] om te stellen en te onderbouwen dat de bilgepomp bij aflevering wel aan de overeenkomst heeft beantwoord. [gedaagde] heeft dit onvoldoende gedaan. De niet nader onderbouwde stellingen van [gedaagde] dat de bilgepomp kan zijn doorgebrand als gevolg van een verkeerde/gebrekkige montage, rommel bij de motor of een gebrekkige/lege accu, zijn daarvoor in elk geval niet genoeg. Daarmee heeft [gedaagde] het vermoeden dat de bilgepomp ten tijde van de aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Er is daarom ook geen aanleiding om [gedaagde] toe te laten tot het leveren van bewijs van het tegendeel. Dit betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat de bilgepomp ten tijde van de aflevering niet aan de koopovereenkomst beantwoordde. De bilgepomp is derhalve non-conform.
4.9.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen uit de koopovereenkomst omdat hij een non-conforme bilgepomp aan [eiser 1 en 2] heeft verkocht.
4.10.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar (in dit geval [gedaagde] ) de schade die de schuldeiser (in dit geval [eiser 1 en 2] ) daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Niet in geschil is dat nakoming reeds blijvend onmogelijk is, zodat in dit geval geen verzuim is vereist (artikel 6:74 lid 2 BW).
4.11.
[eiser 1 en 2] heeft gesteld dat hij schade heeft geleden als gevolg van het gebrek aan de bilgepomp omdat de bilgepomp geen water meer uit de boot pompte en daardoor water bij de elektromotor van de boot is terechtgekomen. De elektromotor van de boot is daardoor onherstelbaar beschadigd en moest worden vervangen, aldus [eiser 1 en 2]
4.12.
[gedaagde] heeft betwist dat de gestelde schade aan de elektromotor is veroorzaakt door een gebrek aan de bilgepomp. Hij heeft in dit verband gesteld dat ook via een andere weg water in de elektromotor terecht kan zijn gekomen.
4.13.
Waar het [eiser 1 en 2] is die stelt dat schade aan de elektromotor is ontstaan omdat de bilgepomp was doorgebrand en niet meer werkte, ligt het, gelet op de gemotiveerde betwisting van die stelling door [gedaagde] , op de weg van [eiser 1 en 2] om dit causale verband tussen de gestelde schade aan de elektromotor en de defecte bilgepomp nader te onderbouwen. [eiser 1 en 2] heeft in dit verband verwezen naar de schriftelijke verklaring van Boonstra (zie hiervoor 2.6.). De bevindingen van Boonstra komen erop neer dat de elektromotor defect is geraakt en dat de oorzaak daarvan vocht/water is. Boonstra heeft de elektromotor uit elkaar gehaald en daarbij kwam ongeveer drie tot vier liter roestwater uit de motor. Volgens Boonstra is dit water bij de elektromotor gekomen omdat de bilgepomp niet goed heeft gewerkt.
4.14.
[gedaagde] heeft de juistheid van de bevindingen van Boonstra niet gemotiveerd betwist. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat aan het defect van de elektromotor ook een andere oorzaak ten grondslag kan liggen, is onvoldoende om daarmee de juistheid van de bevindingen van Boonstra te bestrijden. Dit geldt temeer omdat het in dit geval voor de hand ligt dat het water bij de elektromotor is terechtgekomen omdat de bilgepomp het water niet uit de boot pompte. Vast staat immers dat de elektromotor defect is geraakt omdat daarin een grote hoeveelheid water is terechtgekomen terwijl voorts - omdat dit niet is betwist - vast staat dat kort na de aankoop van de bilgepomp 20 tot 30 centimeter water in het laagste deel van de motor, waar de elektromotor zich bevindt, is blijven staan.
Ook de algemene stelling van [gedaagde] dat Boonstra niet kan worden aangemerkt als een onafhankelijke expert, is geen reden om de verklaring van Boonstra buiten beschouwing te laten. Weliswaar is Boonstra aan te merken als een partijdeskundige maar dit maakt niet dat zijn verklaring niet kan dienen ter onderbouwing van de stellingen van [eiser 1 en 2] Omdat [gedaagde] ook voor het overige de bevindingen van Boonstra niet gemotiveerd heeft betwist, wordt uitgegaan van de juistheid daarvan.
Daarmee staat vast dat de elektromotor onherstelbaar is beschadigd omdat de bilgepomp was doorgebrand en niet meer werkte en daardoor water bij de elektromotor is terechtgekomen. [gedaagde] dient de daardoor door [eiser 1 en 2] geleden schade te vergoeden.
4.15.
[eiser 1 en 2] vordert voor de vervanging van de elektromotor betaling van een schadevergoeding van € 3.541,26 en heeft ter toelichting daarop verwezen naar de volgende facturen (producties 11 en 13 van de zijde van [eiser 1 en 2] ):
- factuur d.d. 10 maart 2021 van Boonstra ad € 243,21
- factuur d.d. 1 juni 2021 van Boonstra ad € 306,98
- factuur d.d. 29 augustus 2022 van Koster Elektromotoren ad € 706,88
- factuur d.d. 25 januari 2023 van Bellmarine ad € 604,42
- factuur d.d. 16 mei 2023 van Accu Service Holland ad € 1.679,77.
4.16.
Vooropgesteld wordt dat de gevorderde kosten van Boonstra in de factuur van 1 juni 2021 ad € 306,98 zijn aan te merken als kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid. Die kosten zullen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW worden toegewezen.
4.17.
Voor wat betreft de overige kosten, wordt overwogen als volgt.
4.18.
[gedaagde] heeft de hoogte van de door [eiser 1 en 2] gestelde schade betwist. Hij heeft daartoe in de eerste plaats gesteld dat uit de toelichting bij de factuur van 10 maart 2021 van Boonstra blijkt dat sprake is van andere problematiek en dat die problemen door Boonstra zijn gerepareerd door het schoonmaken van de ‘Drivemaster’ en accu, alsmede het reinigen en schuren van de connectors. [gedaagde] wordt niet in dit standpunt gevolgd. Uit de verklaring van Boonstra (zie hiervoor 2.6.) blijkt immers dat hij op 10 maart 2021 aan boord is geweest en toen heeft geprobeerd om de problemen aan de elektromotor te verhelpen. Enige tijd na deze herstelpoging bleek het gebrek aan de elektromotor echter niet te zijn verholpen omdat de motor niet meer startte. Boonstra is vervolgens op 1 juni 2021 teruggekeerd en toen is hem na demontage van de elektromotor gebleken dat daarin drie tot vier liter water in zat. Hieruit blijkt derhalve dat Boonstra de boot niet reeds op 10 maart 2021 had hersteld. Aan het verweer van [gedaagde] op dit punt wordt daarom voorbijgegaan.
4.19.
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat in de factuur van 16 maart 2023 van Accu Service Holland kosten in rekening zijn gebracht voor een geheel nieuwe accu, terwijl de vorige accu van de boot al enige jaren oud was. Volgens [gedaagde] moet daarom een korting nieuw-voor-oud worden toegepast van € 300,00.
4.20.
[eiser 1 en 2] is niet op dit verweer van [gedaagde] ingegaan.
4.21.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat, nu de gestelde ouderdom van de accu onweersproken is gebleven, rekening moet worden gehouden met een korting wegens nieuw voor oud. [eiser 1 en 2] heeft de hoogte van de door [gedaagde] gestelde korting van € 300,00 (circa 18% van de nieuwprijs) evenmin betwist. De hoogte van deze korting wordt door de kantonrechter voorts redelijk geacht. Daarom zal rekening worden gehouden met een korting wegens nieuw voor oud van € 300,00, zodat dit bedrag in mindering strekt op het door [gedaagde] te betalen schadebedrag.
4.22.
[gedaagde] heeft betwist dat hij btw is verschuldigd omdat volgens [gedaagde] over een schadevergoeding geen btw wordt berekend. [gedaagde] wordt niet in dit standpunt gevolgd. Niet in geschil is immers dat [eiser 1 en 2] de in aan hem door Bellmarine, Koster Elektromotoren, Accu Service Holland en Boonstra in rekening gebrachte btw heeft betaald. De omvang van de door [eiser 1 en 2] geleden schade dient te worden begroot aan de aan de hand van een vergelijking tussen de vermogenspositie van [eiser 1 en 2] zonder de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en zijn hypothetische vermogenspositie met deze tekortkoming. Dit betekent dat ook rekening moet worden gehouden met door [eiser 1 en 2] betaalde btw.
4.23.
[gedaagde] heeft ten slotte aangevoerd, althans zo wordt zijn verweer begrepen, dat [eiser 1 en 2] zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden omdat hij is blijven doorvaren met de boot. Dit verweer slaagt niet. Vast staat immers dat de schade aan de elektromotor is ontstaan omdat daarin drie tot vier liter water is terechtgekomen. Niet gesteld of gebleken is dat dit mede is gekomen omdat [eiser 1 en 2] met de boot is blijven varen. De schade aan de elektromotor is derhalve niet mede een gevolg van een omstandigheid die aan [eiser 1 en 2] kan worden toegerekend, zodat aan de vereisten van artikel 6:101 BW niet is voldaan.
4.24.
De schade zal met inachtneming van het vorenstaande worden begroot op een bedrag van in totaal € 2.934,28 (€ 243,21 + € 706,88 + € 604,42 + 1.679,77 -/- € 300,00)
4.25.
[eiser 1 en 2] vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 479,13. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van het gevorderde bedrag is voorts in overeenstemming met het tarief dat is weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en dat geacht wordt redelijk te zijn. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen dan ook worden toegewezen.
4.26.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1 en 2] worden vastgesteld en begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,84
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.065,84

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1 en 2] te betalen een bedrag van € 3.413,41,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.065,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.
lt

Voetnoten

1.Een bilgepomp is een elektrisch apparaat dat water (neerslag) uit de bilge (het laagste punt in een schip waar water zich ophoopt) pompt.