ECLI:NL:RBGEL:2025:3476

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
7 mei 2025
Zaaknummer
10646003
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens slecht huurderschap en wangedrag

In deze zaak vorderde de stichting [eiser] ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en ontruiming van het gehuurde op basis van slecht huurderschap en wangedrag. De procedure begon met een kortgedingprocedure in 2022, waarin [eiser] een tijdelijke ontruiming wist te verkrijgen. Gedurende de rechtsgang zijn er meerdere incidenten geweest waarbij [gedaagde] medewerkers van [eiser] en [bedrijf 1] beledigde en bedreigde. Ondanks deze gedragingen, oordeelde de kantonrechter dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet gerechtvaardigd waren. De kantonrechter hield rekening met de medische aandoeningen van [gedaagde] en zijn stiefdochter, en concludeerde dat de gevolgen van ontbinding onevenredig zwaar zouden zijn. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 23 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10646003 \ CV EXPL 23-5458
Vonnis van 23 april 2025
in de zaak van
de stichting
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. N.H.M.M. Janssen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F.J.M. van Rossem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 4 oktober 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Een mondelinge behandeling heeft op 29 januari 2024 plaatsgevonden. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ter zitting hebben partijen verklaard in mediation te gaan. Op verzoek van partijen is de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de uitkomst van het mediationtraject. Op of omstreeks 13 oktober 2024 heeft de mediator aan de kantonrechter bericht dat het mediationtraject zonder overeenstemming is beëindigd.
1.3.
Vervolgens is bij tussenvonnis van 6 november 2024 bepaald dat opnieuw een mondelinge behandeling zal worden gehouden. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft [eiser] op 7 maart 2025 productie 33 en 34 overgelegd. [gedaagde] heeft op
11 maart 2025 drie producties in het geding gebracht.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.5.
Vervolgens is bepaald dat vonnis wordt gewezen.
1.6.
Van de zijde van [gedaagde] zijn op 25 en 29 maart 2025 en 7 en 8 april 2025 e-mailberichten binnengekomen. Aangezien de kantonrechter al had bepaald dat vonnis wordt gewezen, worden deze e-mailberichten buiten beschouwing gelaten. Deze stukken maken dan ook geen onderdeel uit van de processtukken.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds medio 2003 van [eiser] de woning aan het adres [adres 1] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[eiser] heeft aan het gehuurde binnen- en buitenwerkzaamheden met het oog op onderhoud en verduurzaming door de voor haar werkende aannemer [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1] ) laten uitvoeren. Deze werkzaamheden zijn gestart op 22 augustus 2022.
2.3.
Op of omstreeks 24 augustus 2022 heeft [bedrijf 1] wegens gedragingen van [gedaagde] de werkzaamheden bij het gehuurde stilgelegd.
2.4.
[eiser] heeft naar aanleiding daarvan een kortgedingprocedure tegen [gedaagde] gestart bij de rechtbank Gelderland locatie Arnhem dat in het kortgedingvonnis van 15 september 2022 heeft geresulteerd (productie 2 bij dagvaarding). Daarin is onder meer de vordering tot tijdelijke ontruiming van het gehuurde toegewezen, zodat werkzaamheden aan het gehuurde uitgevoerd kunnen worden.
2.5.
Op of omstreeks 3 november 2022 heeft [bedrijf 1] wegens gedragingen van [gedaagde] besloten om geen werkzaamheden in het gehuurde te verrichten.
2.6.
Op 24 januari 2023 heeft [eiser] een document met daarin een opsomming van contactmomenten met [gedaagde] per e-mail met hem gedeeld:
“ [gedaagde] nare contactmomenten (m.u.v. alle mailberichten)
[bedrijf 1]
  • Op 24 augustus de heer [gedaagde] aangesproken nadat hij medewerker had bedreigd. Dit was een onprettig gesprek waarin hij dreigend met een stok in de hand naar buiten kwam.
  • De heer [gedaagde] heeft melding gemaakt dat er door onze medewerkers naar zijn dochter, 17, zou zijn gefloten. (…)
  • Op 20 oktober is hij uit de woning gezet. Dit ging met een aantal verwensingen en dreigementen met aangifte aan het adres van de deurwaarder en officier van Justitie. (…)
  • Op 21 oktober zijn er gordijnen in de wisselwoning opgehangen. Daar gaf hij aan dat wij geluk hebben dat wij te maken hebben met hem en niet met zijn vrienden, want die zouden niet zo vriendelijk zijn.
  • Op een ander moment gaf hij aan dat zij vader in het spijkerkwartier heeft gewerkt. Als hij adresboekje nog in zijn bezit zou hebben dan had hij die mensen op ons afgestuurd.
  • Hij gaf aan dat als er naar zijn dochter gefloten was dan waren we er niet zo goed van af gekomen.
  • Op 2 november kwam er een mail van de heer [gedaagde] waarin staat dat hij ons beschuldigd van diefstal.
  • Op donderdag 3 november stond hij in de projectwoning n.a.v. een ontvangen mail. Het eindigde er mee dat hij in onze woning en bij VHV een brandbom naar binnen zou gooien.
  • Op maandag 7 november maakte hij foto’s van bedrijfsauto’s.
(…)
[naam 1] – VHV
- Heel veel beschuldigingen van nazi’s en bedrijf per telefoon in de periode mei 2022. (…)
[naam 2] – VHV
27-8 per telefoon. Je kan doodvallen
[naam 3] – [bedrijf 2]
  • Dinsdag 27 augustus dreigementen aan [naam 3] per telefoon
  • Dinsdag 28 juni – per telefoon Lamlul genoemd”
2.7.
Op 26 januari 2023 heeft onder meer naar aanleiding van de hiervoor beschreven contactmomenten een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] , [naam 4] (werkzaam bij [eiser] ), de toenmalige gemachtigde van [eiser] , de stiefdochter van [gedaagde] en de wijkcoach.
2.8.
Op 28 februari 2023 heeft de uitvoerder van [bedrijf 1] geschreven dat hij uit veiligheidsoverwegingen vanuit huis of kantoor werkt (productie 21 bij kortgedingdagvaarding).
2.9.
Nadat [eiser] [gedaagde] opnieuw in een kortgedingprocedure heeft gedagvaard en partijen ter zitting zijn overeengekomen dat [gedaagde] voor in ieder geval een periode van zes weken elders dient te verblijven, zodat werkzaamheden aan het gehuurde uitgevoerd kunnen worden, heeft [eiser] op 7 juni 2023 een wisselwoning onder voorwaarden aan [gedaagde] aangeboden (productie 9 bij dagvaarding).
2.10.
De bruikleenovereenkomst met betrekking tot de wisselwoning is op 12 juni 2023 door partijen ondertekend. Daarop zijn de Algemene huurvoorwaarden van Volkshuisvesting van toepassing verklaard (productie 10 en 11 bij dagvaarding). In artikel 8.1 daarvan staat dat de huurder de woning als goed huurder volgens de bestemming moet gebruiken.
2.11.
In de ‘Algemene info logeerwoning’ staat dat het verboden is om te roken (productie 14 dagvaarding).
2.12.
Op 26 juni 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] het volgende geschreven (productie 13 dagvaarding):
“(…)
En sowieso wordt er binnen gerookt, dan luchten jullie de woning maar goed, een rookverbod hadden jullie bij voorbaat door moeten geven of een andere wisselwoning aan moeten bieden!”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. ontbinding van de huurovereenkomst;
II. ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis;
III. de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. € 523,19 aan huurachterstand tot en met juli 2023;
b. € 505,39 per maand vanaf augustus 2023 tot de dag van ontruiming;
c. de wettelijke rente over de te vervallen maandtermijnen telkens vanaf de desbetreffende vervaldatum indien er voor die maand niet betaald mocht zijn;
IV. de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis zijn betaald.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door wederom en voortdurend in strijd met goed huurderschap te handelen. Zo gedraagt [gedaagde] zich jegens medewerkers van [eiser] en [bedrijf 1] onfatsoenlijk en onbehoorlijk door hen te beledigen, te bedreigen en te beschuldigen. [eiser] licht dit als volgt toe (voor zover relevant):
Beledigend gedrag:
  • [gedaagde] heeft op 6 mei 2022 [eiser] uitgemaakt voor ‘nazi-organisatie’ en op 28 juni 2022 de voormalig gemachtigde van [eiser] voor ‘lamlul’;
  • [gedaagde] heeft op 24 augustus 2022 zich tegenover een medewerker van [bedrijf 1] racistisch uitgelaten en hem met een plantenspuit natgespoten;
  • hij heeft op 15 oktober 2022 de voormalig gemachtigde een ‘flutadvocaat’ genoemd;
  • hij heeft op 10 januari 2023 een schilder van [bedrijf 1] uitgescholden voor ‘nazi’ en vervolgens chloor op de raamdorpel waarmee de schilder bezig was gegooid;
  • [gedaagde] heeft op 7, 9, 14 en 27 februari 2023 personeel van [bedrijf 1] beticht van seksuele intimidatie en de uitvoerder van [bedrijf 1] uitgemaakt voor pedofiel;
Dreigend gedrag:
  • op 24 augustus 2022 is [gedaagde] op medewerkers van [bedrijf 1] afgelopen met een stok in zijn hand;
  • op 27 augustus 2022 heeft hij telefonische dreigementen geuit aan de voormalig gemachtigde van [eiser] ;
  • op 21 oktober 2022 heeft hij gemeld dat “ [bedrijf 1] geluk heeft dat zij te maken hebben met hem en niet met zijn vrienden, want die zouden niet zo vriendelijk zijn” en dat “zijn vader in het spijkerkwartier heeft gewerkt en als [gedaagde] zijn vaders adresboekje nog in bezit zou hebben, dan had hij die mensen op [bedrijf 1] afgestuurd”;
  • op 3 november 2022 heeft [gedaagde] gedreigd een brandbom naar binnen te gooien bij [eiser] en [bedrijf 1] ;
Beschuldigend gedrag:
  • op 2 november 2022, 26 en 27 juni 2023, 9 en 11 juli 2023 heeft [gedaagde] [eiser] en [bedrijf 1] beschuldigd van diefstal;
  • op 21, 27 en 29 juni 2023 en 9 juli 2023 heeft [gedaagde] [eiser] en [bedrijf 1] beschuldigd van (het toestaan van) seksueel grensoverschrijdend gedrag;
  • op 29 juni 2023, 3, 9, 11, 14 en 17 juli 2023 heeft [gedaagde] [eiser] en [bedrijf 1] uitgemaakt voor pedofielenvereniging en hen beschuldigd van pedofiel grensoverschrijdend gedrag.
[eiser] stelt verder dat [gedaagde] in de wisselwoning heeft gerookt, wat niet is toegestaan op grond van het aan hem verstrekte document Algemene info logeerwoning. Subsidiair baseert [eiser] het slecht huurderschap op een klacht van een omwonende dat [gedaagde] autobanden heeft lek gestoken. Nakoming van de geschonden verplichtingen is blijvend onmogelijk, nu [gedaagde] de tekortkomingen in het verleden niet ongedaan kan maken. [eiser] vordert daarom ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde] voert het volgende als verweer aan. Hij ontkent dat hij zich als slecht huurder heeft gedragen. Hij huurt al meer dan 20 jaar van [eiser] . In die periode heeft hij nooit voor overlast gezorgd en de huur altijd tijdig betaald. In dit geval is slechts sprake geweest van een geïsoleerd incident dat louter heeft gespeeld rondom de renovatie van het gehuurde. Door zijn medische aandoeningen kan [gedaagde] feller reageren dan de ‘gemiddelde’ mens, maar dat maakt hem nog niet tot iemand die scheldt, bedreigt en discrimineert. [gedaagde] voert ook aan dat zijn aandoeningen en de sociaal-emotionele achterstand van zijn stiefdochter hen tot kwetsbare huurders maakt. Beiden hebben baat bij een stabiele woonomgeving. Verder betwist [gedaagde] binnen de wisselwoning te hebben gerookt. Als meest verstrekkende verweer doet [gedaagde] een beroep op de tenzij-clausule van 6:265 BW.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorwaardelijk vonnis
4.1.
[eiser] heeft ter zitting de mogelijkheid voor een voorwaardelijk vonnis verkend waarbij de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde voorwaardelijk worden toegewezen met het oog op dat [gedaagde] toekomstige werkzaamheden aan het gehuurde toestaat en dat hij zich onthoudt van ontoelaatbaar gedrag jegens personeel van [eiser] en haar aannemer. De kantonrechter beschouwt dit echter niet als een formele eiswijziging, omdat, nog daargelaten dat [eiser] haar eiswijziging onvoldoende concreet en duidelijk heeft geformuleerd, zij heeft nagelaten haar eis schriftelijk bij conclusie of akte te wijzigen, zoals op grond van artikel 130 lid 1 Rv wordt verlangd.
Huurachterstand
4.2.
[eiser] heeft ter zitting haar vordering tot betaling van de huurachterstand ingetrokken, zodat dit geen beoordeling behoeft.
Goed huurderschap
4.3.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gedragingen van [gedaagde] maken dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst moet worden ontbonden en het gehuurde moet worden ontruimd. De kantonrechter neemt daarbij tot uitgangspunt dat [gedaagde] op grond van artikel 7:213 BW, de huurovereenkomst, de bruikleenovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden verplicht is zich als een goed huurder te gedragen. Schending van deze verplichting is aan te merken als een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
Tekortkomingen
4.4.
Gelet op de betwisting van [gedaagde] en het gebrek aan verdere (gedocumenteerde) onderbouwing van [eiser] kan niet vastgesteld worden dat [gedaagde] heeft gescholden met nazi-organisatie, nazi en lamlul, dat hij zich racistisch heeft uitgelaten tegen een medewerker van [bedrijf 1] en hem met een plantenspuit heeft natgespoten en dat hij dreigend gedrag heeft vertoond zoals onder rechtsoverweging 3.2 is opgesomd. Wel is de kantonrechter van oordeel dat op basis van de stellingen en het door [eiser] overgelegde e-mailverkeer voldoende is gebleken dat [gedaagde] medewerkers van [eiser] en van [bedrijf 1] herhaaldelijk heeft beschuldigd van diefstal, seksuele intimidatie dan wel grensoverschrijdend gedrag en van (het toelaten van) pedofilie. Uit bepaalde e-mailberichten kan worden afgeleid dat deze beschuldigingen zelfs persoonlijk gericht zijn aan medewerkers van [eiser] . Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passages:
4.5.
[gedaagde] heeft dit niet ontkend. Hij heeft ter verweer aangevoerd dat meermaals sprake is geweest van seksuele intimidatie/seksueel grensoverschrijdend gedrag van de kant van [eiser] en [bedrijf 1] . Ter onderbouwing daarvan heeft hij verwezen naar de verklaring van zijn stiefdochter en een krantenartikel uit de AD waarin dit onderwerp aan de orde is gesteld (productie 2 conclusie van antwoord). [eiser] herkent zich niet daarin. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij een onderzoek heeft ingesteld naar aanleiding van de meldingen van [gedaagde] , maar dat daaruit niets is gebleken. Ook bij de politie is niets bekend. Wat daarvan ook zij, kan naar het oordeel van de kantonrechter geen enkele rechtvaardiging worden gevonden voor de kwalijke wijze waarop [gedaagde] naar [eiser] heeft gecommuniceerd. Hij heeft de grenzen van wat fatsoenlijk is en in het maatschappelijk verkeer acceptabel regelmatig overschreden. Een aantal personeelsleden van [eiser] zit zelfs ziek thuis als gevolg van het handelen van [gedaagde] , zo heeft [eiser] onbetwist ter zitting gesteld. Deze manier van communiceren past niet bij goed huurderschap en levert daarom een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.6.
[gedaagde] heeft verder betwist dat hij heeft gerookt in de wisselwoning. Daarmee spreekt hij zichzelf echter tegen gelet op zijn e-mail van 26 juni 2023 aan [eiser] (zie rechtsoverweging 2.13). Aldus levert dit naar het oordeel van de kantonrechter eveneens een tekortkoming op.
4.7.
Nu gelet op het voorgaande vast is komen te staan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst wegens wangedrag en roken in de wisselwoning behoeft de subsidiaire grond over overlast aan omwonenden geen bespreking. Dit betekent dat de huurovereenkomst in beginsel ontbonden kan worden.
Ontbinding niet gerechtvaardigd
4.8.
[gedaagde] heeft echter een beroep gedaan op de uitzondering van artikel 6:265 BW dat de tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde niet rechtvaardigen, omdat de tekortkomingen van bijzondere aard of geringe betekenis zijn. In dit verband heeft hij aangevoerd dat hij autisme en ptss heeft en dat zijn stiefdochter een emotioneel en sociale achterstand heeft, wat [eiser] niet heeft weersproken. [gedaagde] is naar zijn zeggen erg gesteld op zijn privacy. De kantonrechter kan zich daarbij voorstellen dat [gedaagde] in de periode van de onderhouds- en renovatiewerkzaamheden aan het gehuurde ineens te maken had met veelvuldig contact met verschillende personen van zowel [eiser] als [bedrijf 1] , wat voor de nodige onrust bij hem zal hebben gezorgd. Hoewel dit, zoals hiervoor reeds geoordeeld is, geen vrijbrief voor [gedaagde] oplevert om zich onbehoorlijk en onfatsoenlijk jegens [eiser] en [bedrijf 1] te gedragen, is de kantonrechter van oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde [gedaagde] en zijn stiefdochter onevenredig zwaar zouden treffen gelet op hun medische aandoeningen en hun sociale en economische kwetsbare positie. Daaraan draagt bij dat [gedaagde] sinds 2003 in het gehuurde woont en niet is gebleken dat zich - voor aanvang van de onderhouds- en renovatiewerkzaamheden – problemen met [gedaagde] hebben voorgedaan. Ter zitting is bovendien aangevoerd, eveneens onweersproken, dat het sinds de mondelinge behandeling van 29 januari 2024 rustig aan de zijde van [gedaagde] is gebleven. Het woonbelang van [gedaagde] dient daarom naar de huidige stand van zaken te prevaleren boven het belang van [eiser] om de huurovereenkomst te ontbinden. De vorderingen worden daarom afgewezen. De kantonrechter wijst [gedaagde] wel erop dat die afweging anders kan uitvallen als zich in de toekomst opnieuw incidenten voordoen waarbij [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt.
Proceskosten
4.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
612,00
(3 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
714,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 714,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2025.
46409/53854