ECLI:NL:RBGEL:2025:3545

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
05.365959.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afdreiging door zich voor te doen als een 15-jarige jongen en een (seks)afspraak met aangever te maken en hem vervolgens onder druk te zetten om een aanzienlijk geldbedrag te betalen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan afdreiging. De verdachte deed zich voor als een 15-jarige jongen en maakte een (seks)afspraak met de aangever. Vervolgens heeft hij de aangever onder druk gezet om een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer 2.500 euro te betalen, met dreigementen dat anders informatie over de afspraak openbaar gemaakt zou worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dit feit heeft bekend en heeft de bewijsmiddelen opgesomd die zijn gebruikt voor de bewezenverklaring. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 159 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 2.000,00 aan smartengeld aan de aangever. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot materiële schade afgewezen, omdat de verdachte al een deel van de schade had terugbetaald tijdens een mediationtraject. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn leven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/365959-24
Datum uitspraak : 6 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R. Stam, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te [plaats] en/of Nijmegen en/of Velp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1963) heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedragen (met een totaal bedrag van 5.000,- euro), dat geheel of ten dele aan die voornoemde [slachtoffer] en/of aan een derde toebehoorde, door
meermalen, althans eenmaal
- voornoemde [slachtoffer] via [(chat)website] te benaderen en/of met voornoemde [slachtoffer] via [(chat)website] te chatten,
- via voornoemde (chat)website met voornoemde [slachtoffer] telefoonnummers uit te wisselen om het gesprek via WhatsApp voort te kunnen zetten,
- met voornoemde [slachtoffer] een afspraak te maken,
- voornoemde [slachtoffer] op een parkeerplaats op te zoeken en/of te benaderen, waarbij verdachte in het bijzijn van een of meerdere andere (jonge) medeverdachte(n) was en/of daarbij in getal en/of leeftijd overwicht hadden op voornoemde [slachtoffer] ,
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen dat
• het foute boel was en voornoemde [slachtoffer] snapt dat het niet kan om af te spreken met een jongen van 15 jaar,
• er betaald moest worden omdat anders openbaar zou worden gemaakt dat voornoemde [slachtoffer] een afspraak had met iemand van wie hij dacht dat hij 15 jaar was,
• verdachte en/of zijn medeverdachten met de informatie dat voornoemde [slachtoffer] een afspraak had met een iemand van wie hij dacht dat hij 15 jaar was naar de politie zou(den) gaan,
• (via WhatsApp) verdachte en/of zijn medeverdachten naar zijn huis en werk zouden komen,
- de telefoon en het paspoort van voornoemde [slachtoffer] af te nemen en/of
- (met) die [slachtoffer] naar een/of meer pinautomaten te rijden en/of laten rijden en hem een bedrag van (in totaal) (ongeveer) 2.500 euro te laten pinnen
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 27 t/m 29;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 35;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te [plaats]
en/of Nijmegen en/of Velp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en
/ofopenbaring van een geheim, [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1963) heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten
een ofmeerdere geldbedragen (met een totaal bedrag van 2.500,00 euro), dat
geheel of ten deleaan die voornoemde [slachtoffer]
en/of aan een derdetoebehoorde, door
meermalen, althans eenmaal
-
voornoemde [slachtoffer] via [(chat)website] te benaderen en/ofmet voornoemde [slachtoffer] via [(chat)website] te chatten,
- via voornoemde (chat)website met voornoemde [slachtoffer] telefoonnummers uit te wisselen om het gesprek via WhatsApp voort te kunnen zetten,
- met voornoemde [slachtoffer] een afspraak te maken,
- voornoemde [slachtoffer] op een parkeerplaats op te zoeken en
/ofte benaderen, waarbij verdachte in het bijzijn van
een of meerdereandere
(jonge
)medeverdachte
(n
)was en
/ofdaarbij in getal
en/of leeftijdoverwicht hadden op voornoemde [slachtoffer] ,
- voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen dat
• het foute boel was en voornoemde [slachtoffer] snapt dat het niet kan om af te spreken met een jongen van 15 jaar,
• er betaald moest worden omdat anders openbaar zou worden gemaakt dat voornoemde [slachtoffer] een afspraak had met iemand van wie hij dacht dat hij 15 jaar was,
• verdachte en
/ofzijn medeverdachten met de informatie dat voornoemde [slachtoffer] een afspraak had met
eeniemand van wie hij dacht dat hij 15 jaar was naar de politie zou
(den
)gaan,
• (via WhatsApp) verdachte en
/ofzijn medeverdachten naar zijn huis en werk zouden komen,
- de telefoon en het paspoort van voornoemde [slachtoffer] af te nemen en
/of- (met) die [slachtoffer] naar
een/of meerpinautomaten te rijden en
/oflaten rijden en hem een bedrag van
(in totaal
) (ongeveer)2.500 euro te laten pinnen
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van afdreiging.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest (39 dagen) en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een contactverbod met de medeverdachten op te leggen. Verder heeft zij gevorderd om verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 100 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de op te leggen straf wordt beperkt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Voor een contactverbod met de medeverdachten ziet de raadsman geen noodzaak.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder die is begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 februari 2025 (het strafblad),
  • het reclasseringsadvies van 23 december 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is eerder veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder straatroof/afpersing.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan afdreiging. Zij hebben zich voorgedaan als een 15-jarige jongen en (via [(chat)website] en WhatsApp) contact gemaakt met aangever en een (seks)afspraak gemaakt met hem. Vervolgens hebben zij aangever geld afhandig gemaakt door te dreigen om - als aangever niet zou betalen - openbaar te maken dat aangever een seksafspraak met een 15-jarige had gemaakt. Zij hebben aangever op deze manier onder druk gezet om een aanzienlijk geldbedrag te betalen. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten moet voor aangever vernederend en angstaanjagend zijn geweest.
Verdachte heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door zijn eigen winstbejag. Hij heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de angst en stress die hij veroorzaakt heeft bij aangever.
Rapportage
Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag. De leefgebieden sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding kunnen als criminogene factoren worden aangemerkt. Op andere leefgebieden ondervindt verdachte weinig problemen.
De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen. Zij adviseert verder om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de medeverdachten.
De straf
De rechtbank legt aan verdachte een straf op volgens het reguliere (volwassen)strafrecht. Net zoals de reclassering heeft beschreven in haar rapportage, ziet de rechtbank geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank vindt gezien de ernst van het feit als uitgangspunt een stevige gevangenisstraf passend. De rechtbank houdt ook rekening met de ingezette positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte en met de plaatsgevonden mediation, waarbij verdachte zijn deel van de buit (€ 800,00) aan aangever heeft terugbetaald. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Alles afwegende zal de rechtbank een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade moet worden afgewezen. Verdachte heeft een deel van die schade tijdens het mediationgesprek (terug)betaald. De vordering van smartengeld kan hoofdelijk worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot vergoeding van materiële schade dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering moet worden verklaard. Verdachte heeft zijn deel van de buit reeds terugbetaald aan de benadeelde partij. Voor wat betreft het gevorderde smartengeld heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering van materiële kosten afwijzen. Verdachte heeft zijn deel van de buit (ad € 800,00) inmiddels aan de benadeelde partij terugbetaald. De raadsman van verdachte heeft gedurende de terechtzitting hiervan een betalingsbewijs overgelegd. De rechtbank vindt niet dat verdachte daarnaast het overige deel van de materiële schade moet terugbetalen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De benadeelde is door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon aangetast. Sinds het delict is de benadeelde partij angstig en eenzaam. Zijn vertrouwen in de medemens is ver gedaald. Deze schade is aan verdachte toe te rekenen. De aard en de ernst van de normschending brengt mee dat de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende nadelige gevolgen zozeer voor de hand liggen dat aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 1 oktober 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten met betrekking tot de immateriële schade ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 159 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van
de proeftijd van twee jarenschuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het tenlastegelegde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs (voorzitter), mr. M. Rietveld en mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 mei 2025.
Mr. Cremers is buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Noord- en Oost-Gelderland, Districtsrecherche Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024466128, gesloten op 12 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.