ECLI:NL:RBGEL:2025:3547

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
05.313605.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van artikel 6 WVW en veroordeling voor artikel 5 WVW wegens verkeersongeluk met fietser

Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 maart 2024 in Gendt betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft niet tijdig afgebremd en geen voorrang verleend aan een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie eiste een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW), maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor schuld in de zin van dit artikel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 WVW, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van artikel 5 WVW wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt door niet voorrang te verlenen en zijn snelheid niet aan te passen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 750 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die bakker is en zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.313605.24
Datum uitspraak : 7 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.B. Venema, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 6 maart 2024 te Gendt in de gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Haalderen, gaande in de richting van Mekrisveld (Gendt), daarmede rijdende over de Waaldijk
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
terwijl zijn zicht ter plaatse niet belemmerd, beperkt of gehinderd werd en/of
terwijl een toen aldaar rijdende fietser zeer dicht was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Waaldijk) en/of
ter hoogte van de T-splitsing dat werd gevormd door de voor het openstaande verkeer openstaande wegen de Waaldijk en het Mekrisveld, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Mekrisveld is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over dezelfde weg (de Waaldijk) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende rijdende fietser, niet voor heeft laten gaan en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de bestuurder van de fiets
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op 6 maart 2024 te Gendt in de gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Haalderen, gaande in de richting van Mekrisveld (Gendt), daarmede rijdende over de Waaldijk
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Waaldijk),
ter hoogte van de T-splitsing dat werd gevormd door de voor het openstaande verkeer openstaande wegen de Waaldijk en het Mekrisveld, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Mekrisveld is afgeslagen en/of doende was af te slaan en/of een over dezelfde weg (de Waaldijk) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende rijdende fietser, niet voor heeft laten gaan en/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van de bestuurder van de fiets is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die fiets en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Gendt, gemeente Lingewaard als bestuurder van een voertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Waaldijk, bij het afslaan naar Mekrisveld een hem op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van die fiets niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 maart 2024 reed verdachte als bestuurder in zijn personenauto op de Waaldijk ter hoogte van Gendt komende uit de richting van Haalderen, gaande in de richting van Mekrisveld (Gendt). [2] Ter hoogte van de T-splitsing die werd gevormd door de Waaldijk en het Mekrisveld, was verdachte doende linksaf te slaan. [3] Dit deed hij met een snelheid van 54 km/u. [4] De toegestane maximumsnelheid was 60 km/u. Hij zag op dat moment een hem tegemoetkomend rijdende fietser te laat en kon zijn voertuig niet meer tijdig tot stilstand brengen. [5] Verdachte heeft de fietser geen voorrang gegeven terwijl deze hem dicht genaderd was. Verdachte en de fietser zijn toen in botsing gekomen waardoor de fietser ten val kwam. [6] De fietser bleek te zijn [slachtoffer] [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Hiertoe is aangevoerd dat aan verdachte een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid is aan te rekenen, doordat hij onvoldoende heeft gelet op de weg voor hem en hij zich er onvoldoende van heeft vergewist dat de weg voor hem vrij was voordat hij afsloeg. Verdachte heeft een redelijkerwijs van hem te vergen handeling, namelijk het eerst stoppen en kijken, achterwege gelaten. De door de fietser opgelopen verwondingen zijn aan te merken als zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Ook ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 WVW heeft de verdediging vrijspraak bepleit, nu verdachte enkel heeft gehandeld in strijd met één verkeersregel, namelijk het geen voorrang verlenen. Dat is onvoldoende voor het aannemen van het voor een bewezenverklaring van artikel 5 WVW gestelde vereiste dat verdachte een concrete, gevaar scheppende gedraging heeft uitgevoerd, aldus de verdediging.
Voor wat betreft het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Verdachte heeft verklaard dat hij vóór het nemen van de afslag met name heeft gelet op de hem tegemoetkomende vrachtwagens. Hij zag dat de voorste vrachtwagen het knipperlicht voerde om ook af te slaan. Beide vrachtwagens namen, voor hen rechtsaf, de afslag de dijk af. Voor hem reed in dezelfde rijrichting een personenauto, die voor verdachte uit, zonder te stoppen, linksaf de dijk afsloeg. Verdachte heeft vervolgens, naar eigen zeggen, enkel een beetje afgeremd voor het nemen van de afslag, maar hij is niet op de weg tot stilstand gekomen. Hij zag de fietser pas op het moment dat hij al instuurde om de afslag te nemen. Op dat moment trapte hij vol op de rem, maar dit was te laat. [8]
De rechtbank kan niet uit het dossier opmaken wat de exacte positie van de fietser op de weg was, waar deze zich ten opzichte van verdachte en de andere weggebruikers zoals de personenauto die voor verdachte reed en de twee hem tegemoetkomende vrachtwagens bevond en wat precies de afstand tussen verdachte, de fietser en deze andere weggebruikers was. De bestuurders van de andere voertuigen zijn niet als getuige verhoord. Zij kan aldus ook niet vaststellen vanaf welk moment verdachte de fietser had kunnen en moeten waarnemen. Gelet daarop kan de rechtbank niet uitsluiten dat sprake was van een zeer korte tijdspanne voorafgaand aan het ongeval waarin verdachte de fietser had kunnen zien.
Verdachte, die voorrang had moeten verlenen aan de fietser, heeft deze kennelijk niet op tijd gezien. Uit de omstandigheid dat verdachte heeft waargenomen dat de auto voor hem probleemloos kon afslaan en dat de tegemoetkomende vrachtwagen het knipperlicht voerde, blijkt dat hij wel op het verkeer voor hem heeft gelet. Uit het onderzoek naar het ongeval is evenmin gebleken dat hij ergens door afgeleid was (telefoon of radio of laagstaande zon). Hij heeft de fietser echter niet waargenomen en zijn rijgedrag er niet op aangepast. Dat verdachte gedurende een korte tijd niet heeft afgeremd en stil is gaan staan, maakt echter niet dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag heeft vertoond in de zin van artikel 6 WVW. De gevolgen van de verkeersfout, hoe ernstig deze ook zijn, zeggen op zichzelf niets over de mate van schuld. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank, gelet op het vorenstaande, bewezen dat verdachte door bij het linksaf slaan geen voorrang te verlenen aan tegemoetkomend verkeer en zijn snelheid niet als zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, gevaar op de weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 van de Wegenverkeersweg 1994. Anders dan de raadsman stelt, gaat het hier niet om een overtreding van slechts één verkeersregel.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 6 maart 2024 te Gendt in de gemeente Lingewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig
(personenauto
), komende uit de richting van Haalderen, gaande in de richting van Mekrisveld (Gendt), daarmede rijdende over de Waaldijk
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg (de Waaldijk),
ter hoogte van de T-splitsing die werd gevormd door de voor het openstaande verkeer openstaande wegen de Waaldijk en het Mekrisveld, in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 naar links in de richting van die Mekrisveld
is afgeslagen en/ofdoende was af te slaan en
/ofeen over dezelfde weg (de Waaldijk) rijdende, gezien zijn, verdachtes, rijrichting tegemoetkomende rijdende fietser, niet voor heeft laten gaan en
/of
zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig
(tijdig
)tot stilstand te brengen, bij nadering van de bestuurder van de fiets is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen metdie fiets en
/ofde bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althanskon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf voor de duur van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg door onvoldoende af te remmen voor de afslag die hij nam en geen voorrang te verlenen aan een tegemoetkomende fietser. Dit heeft geleid tot een verkeersongeval ten gevolge waarvan het slachtoffer onder andere een klaplong met longkneuzing links, meerdere gebroken ribben en meerdere breuken in bekken/heupen heeft opgelopen. Het slachtoffer moet geruime tijd revalideren om volledig te herstellen, een periode waarin hij nog dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen van het handelen van verdachte. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van de overige verkeersdeelnemers in gevaar gebracht.
Het is de rechtbank duidelijk dat het verkeersongeval ook een grote impact heeft gehad op verdachte. Hij heeft van meet af aan verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en heeft ook zelf de politie en ambulance gebeld zodat het slachtoffer zo spoedig mogelijk behandeld kon worden en heeft volledig meegewerkt aan het onderzoek.
De straf wordt vooral bepaald door de mate van schuld die verdachte draagt aan het ontstaan van het ongeval en de mate waarin hij al dan niet verwijtbaar heeft gehandeld. Weliswaar wordt verdachte vrijgesproken van het misdrijf van artikel 6 WVW, de rechtbank rekent het verdachte wel aan dat hij eenvoudig vermijdbare verkeersfouten heeft gemaakt die ook tot ernstig letsel bij het slachtoffer hebben geleid.
Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie niet het primair tenlastegelegde misdrijf bewezen acht maar de subsidiair tenlastegelegde overtreding komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier is geëist. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte bakker is en ’s nachts werkt. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om op die tijdstippen naar zijn werk te kunnen gaan. Ook let de rechtbank op wat doorgaans in gelijksoortige zaken wordt opgelegd.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een geldboete van 750 euro, te vervangen door 15 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van
€ 750,00(zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 dagenhechtenis;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. S. van Kasbergen en mr. S.P.H. Brinkman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.W.A. Nabbe, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 mei 2025.
mr. S.P.H. Brinkman en mr. E.W.A. Nabbe zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024105161, gesloten op 24 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal FO-verkeer, p. 29 en de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
4.Het proces-verbaal FO-verkeer, p. 58.
5.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 71.
7.Geneeskundige verklaring, p. 65.
8.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 april 2025.