Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1],
1.De procedure
2.De feiten
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat door hem (…) geen overlast of hinder aan omwonenden (…) wordt toegebracht. (…) Onder de hiervoor bedoelde overlast wordt eveneens maar niet uitsluitend verstaan: overlast als gevolg van drugs- of overmatig alcoholgebruik in of buiten het gehuurde. Huurder zal geen huisdieren los laten lopen op de galerijen, in de trappenhuizen, en/of andere gemeenschappelijke ruimten, binnenterreinen en tuinen. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
laatste kansgeboden om ontbinding en ontruiming te voorkomen. Om de belangen van De Goede Woning te waarborgen, zullen aan deze laatste kans strenge voorwaarden worden verbonden in de vorm van het opleggen van een gedragsaanwijzing. Aangezien partijen het over de inhoud van de gedragsaanwijzing eens zijn, zal deze worden toegewezen zoals door De Goede Woning gevorderd. Omdat [gedaagde 1] onder bewind staat, is de bewindvoerder de formele procespartij aan wie de gedragsaanwijzing zal worden opgelegd. [gedaagde 1] is echter degene die zich aan de gedragsaanwijzing zal moeten houden. Als hij dat niet doet, levert dit een zodanig ernstige tekortkoming op dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zullen dan ook voorwaardelijk worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld. Daarbij wordt, anders dan gevorderd, een termijn van één jaar aangehouden. Dat betekent niet dat [gedaagde 1] na dat jaar wel overlast mag veroorzaken, want dat blijft in strijd met de huurovereenkomst en de regels van De Goede Woning. Het betekent alleen dat De Goede Woning na dat jaar een nieuwe rechterlijke beslissing zal moeten vragen als [gedaagde 1] zich niet als een goed huurder gedraagt en De Goede Woning de woning wil ontruimen.