ECLI:NL:RBGEL:2025:3586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
305249-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting middels WhatsAppfraude; verdachte niet als medepleger aangemerkt

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting via WhatsApp. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger van de oplichtingen aan te merken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet actief had deelgenomen aan de oplichtingen en dat er onvoldoende bewijs was voor een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat er geen bewijs was dat de benadeelden schade hadden geleden door het handelen van de verdachte. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag op de in beslag genomen telefoons, waarbij de iPhone van de verdachte werd teruggegeven, terwijl de andere telefoons aan het verkeer werden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/305249-22
Datum uitspraak : 9 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 2 juli 2021 te [plaats 1] , gemeente
[plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere anderen - hieronder opgesomd - heeft bewogen tot de afgifte van geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten het betalen van meerdere geldbedragen met een totale waarde van 24.150 euro, namelijk:
- [slachtoffer 1] (aangifte op p. 2949, 5.080 euro),
- [slachtoffer 2] (aangifte op p. 2871, 7.350 euro),
- [slachtoffer 3] (aangifte op p. 2803, 2.990 euro),
- [slachtoffer 4] (aangifte op p. 2864, 3.750 euro),
- [slachtoffer 5] (aangifte op p. 2813, 4.980 euro), en/of
allen hierna genoemd 'de ontvanger', door telkens
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind, althans een familielid, van de ontvanger, door die ontvanger een sms-/Whatsappbericht te sturen waarin de ontvanger aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind/familielid van de ontvanger,
- ( indien gevraagd) te zeggen dat en/of te doen alsof het geluid en/of videobeeld van de telefoon
kapot is,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- de ontvanger om hulp te vragen,
- ( meermalen) te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken,
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen en/of een betaallink te sturen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 180 uren gevorderd, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 tot en met 2 juli 2021, al dan niet als medepleger, een vijftal aangevers heeft opgelicht. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier kan, samengevat weergegeven, worden afgeleid dat de aangevers in de ten laste gelegde periode een WhatsAppbericht ontvingen van een persoon die zich voordeed als hun kind of (ander) familielid. Deze persoon benaderde hen met een onbekend telefoonnummer, waarbij werd aangegeven dat zijn of haar telefoon kapot was gegaan (in de meeste gevallen doordat deze in de wc was gevallen). Vervolgens werd aan de aangevers gevraagd om met spoed één of meerdere rekeningen te betalen. Door de aangevers werd in alle gevallen geld overgemaakt naar verschillende rekeningnummers. Achteraf bleek telkens dat het niet hun kind was waarmee zij hadden gecommuniceerd en voor wie zij rekeningen hadden betaald.
Uit de bevindingen van de politie en de verklaring van verdachte leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte werd op 4 juli 2021 samen met drie anderen aangehouden in zijn auto. In de auto werden drie prepaid telefoons aangetroffen, waarop door de politie berichten werden gezien van de strekking als die de aangevers hadden ontvangen. De camera’s van de telefoons waren afgeplakt, waardoor het vermoeden bestond dat deze gebruikt werden voor het plegen van WhatsAppfraude. Zowel de prepaid telefoons als de iPhone van verdachte zelf werden in beslag genomen en onderzocht. De inhoud van deze telefoons (en de inhoud van de telefoons van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) kon worden herleid naar verschillende aangiftes van oplichting, zowel naar die op de tenlastelegging van verdachte als ook naar andere aangiftes.
De rechtbank constateert dat het dossier meerdere aanwijzingen bevat dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij of in ieder geval op de hoogte was van de oplichting van de bovengenoemde aangevers, zoals hierna zal blijken. Er kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte degene was die via WhatsApp communiceerde met de aangevers door zich voor te doen als hun kind of familielid en hen in die hoedanigheid over te halen tot het overmaken van geldbedragen. Verdachte kan niet worden gekoppeld aan één van de prepaid telefoons. Ook de inhoud van de iPhone van verdachte zelf bevat geen aanwijzingen dat hij rechtstreeks communiceerde met de aangevers om hen te bewegen tot de afgifte van het geld. Verdachte kan daarom niet als pleger van deze oplichtingen worden aangemerkt.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte wel als medepleger kan worden aangemerkt. Ook die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat verdachte onderdeel uitmaakte van een Snapchatgroep met daarin veertien personen. In deze chatgroep werd volgens de politie uitsluitend over oplichtingen gecommuniceerd. Zo werden er afbeeldingen en screenshots van bankpassen en bankafschriften gedeeld en werd er gesproken over bedragen en betaallinks. De gesprekken die door de gebruikers van deze Snapchatgroep werden gevoerd, konden door de politie op basis van tijdstip en inhoud worden gekoppeld aan de verschillende aangiftes in het dossier. Ook in de iPhone van verdachte zelf werden afbeeldingen van rekeningoverzichten, een rekeningnummer, een bankpas en een lijst met persoonsgegevens aangetroffen die rechtstreeks te herleiden waren naar de aangevers op de tenlastelegging.
Naar het oordeel van de rechtbank roept de deelname aan deze chatgroep en het aantreffen van de afbeeldingen in de telefoon van verdachte zonder meer vragen op. Uit deze gegevens, en ook overigens uit het dossier, komen echter onvoldoende actieve handelingen van verdachte naar voren om te kunnen spreken van de vereiste bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten, die gericht is op het plegen van oplichtingen. De kwalificatie medeplegen is immers alleen gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde (intellectuele en/of materiële) bijdrage van verdachte aan de delicten van voldoende gewicht is. Dat is hier niet het geval, nu de rechtbank op grond van het dossier niet kan vaststellen wat de bijdrage van verdachte is geweest. Verdachte heeft nagenoeg niet actief deelgenomen aan de gesprekken in de Snapchatgroep. Hij heeft alleen een keer wat doorgestuurd. De politie vermoedt dat het daarbij ging om het doorsturen van twee afbeeldingen, maar het is onduidelijk gebleven of dit daadwerkelijk het geval was en om wat voor afbeeldingen het ging. Uit het enkele aantreffen van de afbeeldingen op de telefoon van verdachte valt eveneens niet af te leiden of verdachte een (actieve) rol had in het geheel en zo ja, welke rol dit was.
Tot slot komt uit het dossier naar voren dat een zestal personen uit de voornoemde Snapchatgroep in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2021 in een bungalowpark in [plaats 1] verbleef. Deze zes personen namen ook deel aan een afzonderlijke Snapchatgroep. In de genoemde periode werden meerdere aangiftes gedaan die te herleiden zijn naar de prepaid telefoons, dan wel naar de medeverdachten in dit onderzoek. In tegenstelling tot de medeverdachten was verdachte blijkens zijn verklaring en de historische verkeersgegevens van zijn iPhone niet de gehele hiervoor genoemde periode aanwezig in de bungalow. Op de momenten dat de WhatsAppgesprekken met aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] werden gevoerd, straalde de telefoon van verdachte in ieder geval geen mast aan in [plaats 1] . Verdachte maakte bovendien geen deel uit van de (kleinere) Snapchatgroep waar de zes personen die de gehele periode in de bungalow verbleven wel deel van uitmaakten en niet is gebleken dat hij mee betaalde aan het verblijf. Uit de aanwezigheid van verdachte op 1 en 2 juli 2021 in de bungalow valt daarom naar het oordeel van de rechtbank evenmin af te leiden dat hij een (substantiële) rol heeft gehad bij de ten laste gelegde oplichtingen.
Gezien al het voorgaande bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte (als medepleger) betrokken is geweest bij de ten laste gelegde oplichtingen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

4.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 6] heeft een schriftelijke vordering ingediend en vordert in totaal
€ 3.080,90 aan materiële schade, bestaande uit het overgemaakte geldbedrag van
€ 2.860,00 en rente ad € 220,90. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 6] de materiële vordering aangevuld met de door haar overgemaakte bedragen van € 330,00 en
€ 1.950,00. Daartoe heeft zij een tweetal bankafschriften overgelegd. De totale materiële vordering komt hiermee op € 5.360,90;
2. [slachtoffer 2] vordert in totaal € 3.200,00 aan materiële schade;
3. [slachtoffer 5] vordert in totaal € 2.990,00 aan materiële schade;
4. [slachtoffer 1] heeft een schadeformulier ingevuld, maar geen bedrag gevorderd;
5. [slachtoffer 7] vordert in totaal € 94,63 aan materiële schade en € 490,00 aan smartengeld;
6. [slachtoffer 8] vordert in totaal € 4.980,00 aan materiële schade;
7. [slachtoffer 12] vordert in totaal € 1.850,00 aan materiële schade. Ter terechtzitting heeft zij ter nadere onderbouwing van haar vordering het bijbehorende bankafschrift overgelegd;
8. [naam] vordert in totaal € 4.910,00 aan materiële schade;
9. [slachtoffer 10] vordert in totaal 9.835,00 aan materiële schade;
10. [slachtoffer 11] vordert in totaal € 5.690,00 aan materiële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting is verschenen [slachtoffer 9] . De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat haar dochter, [naam] , namens haar aangifte heeft gedaan van oplichting. Ook heeft [naam] namens [slachtoffer 9] de bovengenoemde vordering tot schadevergoeding ingediend. Ter terechtzitting heeft mevrouw [slachtoffer 9] kenbaar gemaakt dat de vordering tot schadevergoeding op haar naam moet komen te staan. Het schadeformulier is ondertekend door zowel [naam] als door [slachtoffer 9] . Gezien al het voorgaande zal de rechtbank mevrouw [slachtoffer 9] aanmerken als de benadeelde partij door wie de vordering tot schadevergoeding is ingediend.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot vergoeding van de materiële schade zoals ingediend door de benadeelde partijen (hoofdelijk) toewijsbaar zijn, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verder opgemerkt dat de benadeelde [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk moet worden verklaard als het gaat om de gevorderde rente ter hoogte van
€ 220,90, nu ook de toekenning van de wettelijke rente al is gevraagd.
Voor de toewijzing van de door benadeelde [slachtoffer 7] gevorderde immateriële schade ziet de officier van justitie geen ruimte, gezien de huidige stand van de jurisprudentie. Er bestaat vooralsnog geen wettelijke grondslag voor toekenning van immateriële schade als het gaat om WhatsAppfraude.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman het volgende bepleit:
  • [slachtoffer 6] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard voor het deel van de vordering dat ziet op de rente, nu daar bij toekenning van de wettelijke rente al in wordt voorzien;
  • [slachtoffer 2] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot immateriële schade, aangezien het psychische leed op geen enkele wijze is onderbouwd;
  • [slachtoffer 7] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot immateriële schade. Het psychische leed is niet onderbouwd en het bedrag is bovendien te hoog. Uit enkel de aard en de ernst van de normschending volgt niet dat het aannemelijk is dat sprake is van psychisch leed;
  • [slachtoffer 5] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Er wordt een bedrag van € 2.990,00 gevorderd, maar uit de bijlage volgt weer dat er ook twee omcirkelde bedragen zijn veiliggesteld door de bank. Onduidelijk is welke schade er nog resteert;
  • [slachtoffer 1] heeft geen concrete bedragen gevorderd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank merkt allereerst op dat door aangever [slachtoffer 1] wel een ingevuld schadeformulier is aangeleverd, maar dat daarop geen schadebedrag is ingevuld. Dit betekent dat er geen vordering is ingediend waarop de rechtbank kan beslissen. Het door [slachtoffer 1] aangeleverde schadeformulier zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten komt, zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Er kan immers niet worden vastgesteld dat de benadeelde partijen schade hebben geleden als gevolg van enig strafbaar handelen door verdachte.

5.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op de volgende goederen:
  • Een Apple iPhone (PL0600-2021308884-2550483);
  • Een Oppo telefoon (PL0600-2021308884-2550488);
  • Een Asus telefoon (PL0600-2021308884-2550490).
De standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoons verbeurd worden verklaard, nu deze zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichtingen. Niettemin kunnen in beslag genomen voorwerpen ingevolge artikel 36b, lid 1, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht onder bepaalde omstandigheden ook in het geval van een vrijspraak worden onttrokken aan het verkeer. In dat geval moet bij rechterlijke uitspraak allereerst worden vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, bijvoorbeeld door een ander dan verdachte. Vervolgens dient de rechtbank vast te stellen of de in beslag genomen voorwerpen ingevolge artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank stelt het volgende vast. Uit het dossier volgt dat zowel aan de Oppo telefoon als aan de Asus telefoon een telefoonnummer gekoppeld was. Door verschillende aangevers is aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, zoals hierboven is beschreven. Een deel van deze aangevers is via WhatsApp benaderd met het telefoonnummer dat gekoppeld kon worden aan ofwel de Oppo telefoon, ofwel de Asus telefoon. In de met deze telefoons gevoerde WhatsAppgesprekken werden de aangevers bewogen tot afgifte van een geldbedrag. De rechtbank concludeert hieruit dat deze telefoons zijn gebruikt ten behoeve van het plegen van een strafbaar feit, te weten meerdere oplichtingen. Voor het plegen van deze strafbare feiten met deze telefoons zijn de medeverdachten van verdachte veroordeeld. Deze telefoons met afgeplakte camera’s bevatten veel whatsappgesprekken waarmee de strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast zijn er in deze telefoons persoons- en bankgegevens van aangevers, maar ook van andere personen, opgeslagen. De rechtbank is van oordeel dat het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met het algemeen belang.
Gelet op hetgeen is beschreven met betrekking tot de vrijspraak van verdachte onder paragraaf 3, kan niet worden vastgesteld dat verdachte zijn iPhone heeft gebruikt bij het plegen van oplichtingen. De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten van de iPhone aan de rechthebbende, te weten verdachte.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
 onttrekt aan het verkeer:
  • de Oppo telefoon met goednummer PL0600-2021308884-2550488;
  • de Asus telefoon met goednummer PL0600-2021308884-2550490;
 gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- de Apple iPhone met goednummer PL0600-2021308884-2550483.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
Mr. De Gooijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.