ECLI:NL:RBGEL:2025:3592

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
305247-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting via WhatsApp van meerdere slachtoffers door verdachte en medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting via WhatsApp. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het oplichten van vier slachtoffers door zich voor te doen als hun kind of familielid. De oplichting vond plaats tussen 28 juni en 1 juli 2021, waarbij de slachtoffers werden benaderd met het verhaal dat hun telefoon kapot was en dat zij geld moesten overmaken voor rekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op een georganiseerde manier te werk ging, waarbij gebruik werd gemaakt van verschillende telefoons en een Snapchatgroep om de oplichtingen te coördineren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de oplichtingen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, evenals een taakstraf van 140 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een lichtere straf dan oorspronkelijk geëist door de officier van justitie. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de oplichtingen schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/305247-22
Datum uitspraak : 9 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. D. van der Beek, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 juni 2021 tot en met 1 juli 2021 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere anderen - hieronder opgesomd - heeft bewogen tot de afgifte van geld, althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het betalen van meerdere geldbedragen met een totale waarde van 27.365 euro, namelijk:
- [slachtoffer 1] (aangifte op p. 2941, 4.060 euro),
- [slachtoffer 2] (aangifte op p. 2849, 9.835 euro),
- [slachtoffer 3] (aangifte op p. 2820, 3.250 euro),
- [slachtoffer 4] (aangifte op p. 2841, 5.140 euro),
- [slachtoffer 5] (aangifte op p. 2949, 5.080 euro),
allen hierna genoemd 'de ontvanger', door telkens
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind, althans een familielid, van de ontvanger, door die ontvanger een sms-/Whatsappbericht te sturen waarin de ontvanger aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind/familielid van de ontvanger,
- ( indien gevraagd) te zeggen dat en/of te doen alsof het geluid en/of videobeeld van de telefoon kapot is,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- de ontvanger om hulp te vragen,
- ( meermalen) te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken,
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen en/of een betaallink te sturen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 juli 2021 werd een Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken] stilgehouden door de politie in verband met een snelheidsovertreding. De vier inzittenden van de auto bleken te zijn: [medeverdachte] , [verdachte] , [naam 19] en [naam 20] . [2] De auto werd doorzocht vanwege de verdenking van de aanwezigheid van verdovende middelen. Bij de doorzoeking werd in het opbergvakje aan de achterkant van de bijrijdersstoel een telefoon aangetroffen van het merk Huawei. De cameralenzen van de telefoon waren aan de voor- en achterzijde afgeplakt met tape. Op het display waren WhatsAppberichten zichtbaar met de tekst ‘hey mam’. In de kofferbak werden twee telefoons aangetroffen van het merk Oppo en Asus. Ook van deze telefoons waren de cameralenzen afgeplakt en waren op de displays WhatsAppberichten te zien met de tekst
‘hey mam’. Bij zowel [verdachte] als [medeverdachte] als [naam 19] werd verder een mobiele telefoon in beslag genomen. [3]
De Oppo telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ). [4] Op de telefoon stond de applicatie Snapchat. De politie heeft de accountgegevens van deze app bekeken. De accountnaam van de gebruiker van de app was ‘ [naam 1] ’. Verder waren de volgende accountgegevens te zien:
Gebruikersnaam [naam 6]
Verjaardag [geboortedag] -2000
Mobiel nummer [telefoonnummer 2]
E-mailadres [e-mailadres] [5]
De Asus telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was ontgrendeld en voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: [telefoonnummer 7] ). [6] Op de telefoon stond de app Snapchat. De politie heeft de accountgegevens van deze app bekeken. De accountnaam van de gebruiker van de app was ‘ [naam 1] ’. Verder waren de volgende accountgegevens te zien:
Gebruikersnaam [naam 6]
Verjaardag [geboortedag] -2000
Mobiel nummer [telefoonnummer 2]
E-mailadres [e-mailadres] [7]
[verdachte] is geboren op [geboortedag] 2000 en maakte gebruik van een iPhone XS met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [8] Zijn e-mailadres is [e-mailadres] . [9]
De Huawei telefoon werd door de politie onderzocht. De telefoon was ontgrendeld en voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ). In de lijst met contactpersonen stonden verder onder meer de namen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . In de telefoon stond ‘ [naam 2] ’ vermeld als gebruiker die als laatst was ingelogd in de applicatie Snapchat. [10]
Onder [medeverdachte] werd verder een iPhone 12 in beslag genomen. De telefoon was voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: [telefoonnummer 4] ). [11] [medeverdachte] maakte gebruik van dit toestel en het betreffende telefoonnummer. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) de ten laste gelegde oplichtingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit als het gaat om de oplichting – al dan niet als medepleger – [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , nu het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte betrokken was bij die oplichtingen. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de data waarop de oplichtingen werden gepleegd was ingelogd op de Oppo. Daarbij waren de iPhone van verdachte en de Oppo telefoon blijkens de historische verkeersgegevens niet bij elkaar op het moment dat de oplichting [slachtoffer 1] zou zijn gepleegd. Ook het aantreffen van afbeeldingen op de iPhone van verdachte biedt geen bewijs voor zijn betrokkenheid bij deze oplichtingen, nu er van alles via Snapchat wordt doorgestuurd en de ontvanger er veelal snel doorheen scrolt. Verdachte was gedurende de ten laste gelegde periode met enkele vrienden bij elkaar in de bungalow in [plaats 1] . Uit die enkele aanwezigheid valt eveneens geen betrokkenheid bij het plegen van oplichtingen af te leiden. Ten aanzien van [slachtoffer 5] merkt de raadsman op dat onduidelijk is gebleven wat de pleegdatum van de beweerde oplichting was en of er geld is overgemaakt. Daarbij is [slachtoffer 5] benaderd met de Asus telefoon, terwijl verdachte volgens het Openbaar Ministerie gebruikmaakte van de Oppo telefoon en het niet mogelijk is om op twee toestellen tegelijkertijd ingelogd te zijn op Snapchat.
Ten aanzien van de oplichting van aangever [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van verdachte
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de gebruiker was van de iPhone met telefoonnummer [telefoonnummer 2] en van het Snapchataccount [naam 6] met accountnaam ‘ [naam 1] ’. Hij heeft verder verklaard dat hij van 28 juni tot en met 4 juli 2021 in een bungalow op een vakantiepark in [plaats 1] verbleef, zoals uit de historische verkeersgegevens van zijn telefoon ook bleek. Van daaruit heeft hij oplichtingen gepleegd. [13]
Uit de bevindingen van de politie volgt dat [verdachte] met zijn Snapchataccount was ingelogd op de Oppo telefoon. [verdachte] heeft ter terechtzitting verder verklaard dat hij de Oppo telefoon heeft gebruikt om mensen op te lichten. De berichten over de telefoon die in de wc is gevallen, kwamen van hem. Hij heeft oplichtingen vanuit de bungalow gepleegd. De oplichtingen vonden van daaruit plaats. [14]
In reactie op de vraag van zijn raadsman, antwoordde verdachte ter terechtzitting dat hij slechts één iemand heeft opgelicht met de Oppo telefoon. Die verklaring acht de rechtbank echter ongeloofwaardig, gelet op het feit dat verdachte daarvoor meermaals heeft verklaard over ‘mensen’, ‘berichten’ en ‘oplichtingen’, telkens in meervoud. Daarbij weegt de rechtbank ook mee wat er verder uit het dossier naar voren is gekomen, zoals hierna zal blijken. Gezien het voorgaande, concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker, dan wel één van de gebruikers, was van de Oppo telefoon.
Inleiding (telefoons en Snapchatgroepen)
Uit het dossier volgt dat door verschillende personen aangifte is gedaan van oplichting via WhatsApp. Deze aangevers werden telkens benaderd met de tekst
‘hey mam’, zoals verderop zal blijken. De politie heeft zowel de aangetroffen prepaid telefoons (Huawei, Oppo en Asus) als de iPhones van [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 19] onderzocht. Op de iPhones van [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 19] werd
een snapchatgroep aangetroffen met veertien deelnemers. De politie beschrijft dat in de Snapchatgroep louter over oplichtingen werd gecommuniceerd. [15] Verder werden in alle voornoemde telefoons afbeeldingen aangetroffen die door de politie op de een of andere manier konden worden gelinkt aan de aangiftes in het dossier, zoals verderop zal blijken.
Op de iPhone van [medeverdachte] werd tevens een Snapchatgroep aangetroffen met de volgende zes deelnemers:
  • [naam 2]
  • [naam 3]
  • [naam 4]
  • [naam 5]
  • [naam 6]
  • [naam 7]
In deze groep werd op 25 juni 2021 door [medeverdachte] een betaalverzoek gedeeld van € 90,00 voor ‘Bunga’. Op de iPhone werd ook een screenshot aangetroffen van een bevestiging van ‘Droompark [plaats 1] ’, gelegen in [plaats 1] . Uit de bevestiging blijkt dat een zespersoons bungalow is gehuurd voor de periode van 28 juni – 5 juli 2021. [16] De rechtbank leidt uit het voorgaande en uit de verklaring van verdachte af dat de zes personen in deze Snapchatgroep – waaronder [verdachte] en [medeverdachte] – in de genoemde periode gezamenlijk, gedurende meerdere dagen en op meerdere momenten, in de bungalow verbleven.
Hierna zal rechtbank de verschillende aangiftes bespreken en per aangifte benoemen wat er in de Snapchatgroep van veertien personen werd gestuurd, welke afbeeldingen er in de telefoons zijn aangetroffen en of verdachte rondom het tijdstip zoals genoemd in de aangifte in de bungalow verbleef. Vervolgens zal worden besproken wat naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid was van verdachte en hoe dit handelen juridisch moet worden geduid.
Aangeefster [slachtoffer 1]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 28 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij op die datum om 08:39 uur op haar telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 5] een appje kreeg van haar dochter. Haar dochter gaf aan dat haar telefoon per abuis in de wasmachine was gevallen en vroeg of aangeefster het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wilde opslaan als haar nummer. Uit het WhatsAppgesprek volgt dat zij een oud toestel gebruikte, waarvan de microfoon en camera kapot waren. Zij kon daardoor niet bellen. Zij gaf in het gesprek aan dat zij met een probleem zat, omdat er diezelfde dag wat rekeningen betaald moesten worden voor aangekochte meubels. Zij vroeg vervolgens of aangeefster deze rekeningen wilde voorschieten en stuurde de bankgegevens van degene naar wie het geld moest worden overgemaakt. Aangeefster heeft om 11:38 uur een bedrag overgemaakt van € 3.960,00 naar de rekening van [naam 8] ( [rekeningnummer 1] ). Vervolgens heeft zij om 13:12 uur nog een keer € 100,00 overgemaakt via Paysafe. [17]
Op de iPhone van [verdachte] stonden verschillende afbeeldingen opgeslagen van lijsten met persoonsgegevens en telefoonnummers. Op één van die lijsten stond de naam [slachtoffer 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [18] Verder stond op de telefoon een afbeelding opgeslagen van een telefoon waarop een rekeningoverzicht is te zien van rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [naam 8] . Deze afbeelding werd gemaakt op 28 juni 2021 om 11:41 uur. [19]
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] is benaderd met de Oppo telefoon waarvan [verdachte] de gebruiker was. Door de raadsman is bepleit dat de iPhone van [verdachte] – en dus [verdachte] – op 28 juni 2021 in [plaats 1] was, terwijl de Oppo telefoon die dag geen mast in [plaats 1] heeft aangestraald. De raadsman concludeert hieruit dat verdachte niet was waar de Oppo telefoon was op het moment van de oplichting [slachtoffer 1] . Voor zover de raadsman hiermee heeft bedoeld dat [verdachte] niet degene kan zijn geweest die [slachtoffer 1] met de Oppo telefoon heeft benaderd, volgt de rechtbank die conclusie niet.
Daartoe overweegt zij dat de iPhone van [verdachte] op 28 juni 2021 ingevolge de historische verkeersgegevens vanaf 14:50 uur een mast in [plaats 1] aanstraalde, terwijl de Oppo telefoon die dag geen mast in [plaats 1] aanstraalde. Uit de aangifte blijkt echter dat het WhatsAppgesprek en de betalingen door [slachtoffer 1] al ruim vóór 14:50 uur plaatsvonden. Dat betekent dat zowel de iPhone als de Oppo telefoon op het moment van de oplichting nog niet in [plaats 1] waren.
Aangeefster [slachtoffer 2]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 30 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij op die datum werd benaderd via WhatsApp uit naam van haar dochter met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Haar dochter gaf aan dat haar telefoon in de wc was gevallen en dat aangeefster het beste het nieuwe nummer kon opslaan en het oude nummer kon verwijderen. Al vrij snel kwam zij met een bericht dat zij met een probleempje zat en dat er rekeningen betaald moesten worden, waarvoor zij een reader nodig had. Zij vroeg vervolgens aan aangeefster om de rekeningen voor te schieten. Er volgende meerdere betaalverzoeken. Aangeefster heeft de volgende betalingen gedaan:
  • € 1.850,00 op rekening van [naam 9] ( [rekeningnummer 2] ) op 30 juni 2021 om 19:06 uur;
  • € 1.400,00 op rekening van [naam 9] ( [rekeningnummer 2] ) op 30 juni 2021 om 19:23 uur;
  • € 1.500,00 op rekening van [naam 10] ( [rekeningnummer 3] ) op 30 juni 2021 om 20:34 uur;
  • € 185,00 op rekening van [naam 10] ( [rekeningnummer 3] ) op 30 juni 2021;
  • € 1.900,00 op rekening van [naam 11] ( [rekeningnummer 4] ) op 1 juli 2021;
  • € 600,00 op rekening van [naam 11] ( [rekeningnummer 4] ) op 1 juli 2021;
  • € 1.600,00 op rekening van [naam 12] ( [rekeningnummer 5] ) op 1 juli 2021;
  • € 800,00 op rekening van [naam 12] ( [rekeningnummer 5] ) op 1 juli 2021.
In totaal heeft aangeefster aldus een bedrag van € 9.835,00 overgemaakt. [20]
Op de iPhone van [verdachte] stond een afbeelding opgeslagen van een afschrijving van € 1.850,00 naar rekening [rekeningnummer 2] t.n.v. [naam 9] . [21]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 30 juni 2021 het volgende gesprek gevoerd:
15:26 [naam 13] :
‘Bunq betaallink in app gegooid voor 1500’
18:49 [naam 13] :
‘welke bv’s’
18:49 [naam 7] :
‘600’
18:49 [naam 13] :
‘zeg nu alles’
18:50 [naam 6] :
‘is er 1500 op bv gekomen?’
18:54 [naam 5] :
‘1950 bv" en “snelheid!!’
19:01 [naam 13] :
‘Dit is andere bunq’
19:02 [naam 13] : stuurde vermoedelijk een afbeelding
19:53 [naam 3] :
‘Tempo leeg die 1850 en 1400?’
19:54 [naam 13] :
‘is bezig’
19:54 [naam 3] :
‘Oke kan zo miss door’
20:09 [naam 14] :
‘Is er op?’
20:09 [naam 6] :
‘Gaat nu doen’
20:09 [naam 14] :
‘oke’
20:09 [naam 3] :
‘lekker hoor [bijnaam] ’ [22]
De rechtbank concludeert dat deze chat betrekking heeft op [slachtoffer 2] , gezien de datum, de tijdstippen en het feit dat de genoemde bank (Bunq) en de bedragen overeenkomen met de betalingen zoals gedaan door [slachtoffer 2] . [verdachte] neemt actief deel aan dit gesprek.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [23] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 3]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 30 juni 2021. Zij heeft verklaard dat zij op haar telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 8] een appje kreeg van wie zij dacht dat haar dochter was. Deze persoon stuurde dat haar telefoon in de wasmachine had gezeten en dat zij een nieuw nummer had. Het was een leentoestel waarmee zij niet kon bellen. Er werd wat heen en weer geappt, waarna er een probleem kwam met een betaalverzoek. De persoon vroeg in naam van haar dochter of zij een geldbedrag wilde overmaken en stuurde daartoe de gegevens van de persoon naar wie dit moest worden overgemaakt. Aangeefster heeft om 19:58 uur € 3.250,00 overgemaakt naar de rekening van [naam 15] ( [rekeningnummer 6] ). Aangeefster werd benaderd met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [24] De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] is benaderd met de Oppo telefoon waarvan [verdachte] de gebruiker was.
Op de iPhone van [verdachte] stond een afbeelding opgeslagen van de bankpas op naam van [naam 15] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] . In de politiesystemen werd gezocht op dit rekeningnummer. Hieruit volgde dat er op 30 juni 2021 een bedrag van € 3.250,00 werd overgemaakt op dit rekeningnummer, afkomstig van [slachtoffer 3] . Op de iPhone van [verdachte] werden door de politie verschillende afbeeldingen van Excel-achtige lijsten aangetroffen met daarop persoonsgegevens en telefoonnummers. Hier stond ook de naam van [slachtoffer 3] (female) tussen met telefoonnummer [telefoonnummer 9] . [25]
In de Snapchatgroep van veertien personen werd op 30 juni 2021 vanaf 19:48 uur het volgende gesprek gevoerd:
[naam 6] ( [naam 1] ) :
‘kaart’en
‘3250’
[naam 13] :
‘je kan 5k’
[naam 6] ( [naam 1] ) :
‘Ga nu die orra doorsturen’ [26]
De rechtbank concludeert dat dit gesprek betrekking heeft op [slachtoffer 3] , gelet op de datum, het tijdstip en het feit dat het in de chat genoemde bedrag overeenkomt met het bedrag dat door [slachtoffer 3] is overgemaakt. [verdachte] neemt actief deel aan dit gesprek.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [27] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
Aangeefster [slachtoffer 4]
heeft aangifte gedaan van oplichting via WhatsApp, gepleegd op 1 juli 2021. Zij heeft verklaard dat zij om 11:55 uur op haar telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer 10] een appbericht kreeg van een persoon die het deed voorkomen alsof hij een bekende was en vragen stelde waardoor aangeefster dacht dat het haar nicht [naam 16] was. Haar telefoon was in het toilet gevallen. Aangeefster heeft de volgende bedragen naar haar ‘nicht’ overgemaakt:
  • € 2.860,00 naar de rekening van [naam 17] ( [rekeningnummer 7] ) om 16:40 uur;
  • € 330,00 naar de rekening van [naam 11] ( [rekeningnummer 4] ) om 16:40 uur;
  • € 1.950,00 naar de rekening van [naam 11] ( [rekeningnummer 4] ) om 16:39 uur.
Tussendoor heeft aangeefster geprobeerd om haar ‘nicht’ te bellen, maar haar ‘nicht’ gaf aan dat de microfoon van haar telefoon het niet deed. Aangeefster werd benaderd met telefoonnummer [telefoonnummer 10] . [28]
Op de iPhone van [verdachte] staat een afbeelding opgeslagen van een WhatsAppgesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 10] . In dit gesprek is te lezen dat de gebruiker van voornoemde
telefoonnummer werd overgehaald om via een betaalverzoek van de Bunqbank € 1.930,00 over te maken, zogenaamd voor ene [naam 16] . [29] De rechtbank constateert dat dit het telefoonnummer van [slachtoffer 4] betreft.
In de Snapchatgroep van veertien personen stuurde de onbekende gebruiker [naam 13] op 2 juli 2021 om 16:33 uur een betaallink van € 1.950,00 en € 330,00 euro van de Bunq bank. Daarop volgde de volgende berichten:
[naam 2] :
‘die screenshot is van gisteren 17:00 uur’
[naam 5] :
‘Een van 1850 en een van 330’ [30]
De rechtbank constateert dat [medeverdachte] ( [naam 2] ) er kennelijk van op de hoogte was dat de betaallinks die door de onbekende gebruiker werden gestuurd gisteren (dus op 1 juli 2021) al waren verstuurd dan wel betaald. Dit komt overeen met de datum van betaling van deze bedragen door [slachtoffer 4] , zodat de rechtbank vaststelt dat deze chat betrekking heeft op haar aangifte.
[verdachte] was blijkens de historische verkeersgegevens van zijn iPhone [31] en zijn eerdergenoemde verklaring op het moment van de gepleegde oplichting aanwezig in de bungalow in [plaats 1] .
De betrokkenheid van verdachte
Op basis van al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de genoemde aangevers zijn opgelicht door middel van zogenaamde WhatsAppfraude. Daartoe werd telkens dezelfde werkwijze toegepast. De aangevers kregen een bericht van wie zij dachten dat het hun kind (of een ander familielid of bekende) was. Die persoon gaf aan dat zijn/haar telefoon in de wc was gevallen dan wel dat deze in de wasmachine terecht was gekomen en dat dit een nieuw nummer was. Vervolgens werden de aangevers steeds overgehaald om een geldbedrag over te maken, wat zij ook daadwerkelijk deden. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte bij deze oplichtingen betrokken is geweest en overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat bij dit soort oplichtingen sprake moet zijn van een goede organisatie. Er moeten persoonsgegevens van potentiële slachtoffers worden geregeld, er moet met hen worden gecommuniceerd, er moeten bankrekeningen en bankgegevens beschikbaar worden gesteld (waarvoor zogenaamde ‘katvangers’ moeten worden ingeschakeld) en het overgemaakte geld moet uiteindelijk van de betreffende bankrekening worden gepind. Deze werkwijze vereist een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Dat sprake was van een dergelijke samenwerking, is terug te zien in de gesprekken in de Snapchatgroep van veertien personen, waar ook verdachte onderdeel van uitmaakte en actief aan deelnam. Zodra er door een slachtoffer een bedrag op een rekening wordt ‘gegooid’, is er snelheid geboden en moet er kennelijk snel gepind worden. Datzelfde geldt voor het verkrijgen van de juiste bankgegevens op het moment dat een slachtoffer is overgehaald en zich bereid toont om geld over te maken. De rechtbank constateert dat een deel van de personenin deze Snapchatgroep, onder wie verdachte, in de bungalow verbleef in dezelfde periode als waarin ook de oplichtingen van de voornoemde aangevers werden gepleegd. In combinatie met de verklaring van verdachte dat hij oplichtingen vanuit de bungalow pleegde, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verblijf van de zes personen in de bungalow tot doel had om de samenwerking bij het plegen van de WhatsApp-oplichtingen te vergemakkelijken.
Vaststaat dat aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn benaderd met de Oppo telefoon waarvan verdachte de gebruiker (dan wel één van de gebruikers) was en waarmee hij naar eigen zeggen oplichtingen middels het genoemde ‘telefoon in de wc-bericht’ pleegde. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte degene was die communiceerde met de potentiële slachtoffers en hen overhaalde tot het betalen van geldbedragen. Ook uit het Snapchatgesprek met betrekking tot [slachtoffer 2] valt af te leiden dat dit verdachtes rol was. De rechtbank begrijpt de berichten zo, dat een onbekend gebleven gebruiker aan [verdachte] vraagt of het geld op de rekening staat (
‘is er op’), waarop [verdachte] antwoordt dat aangeefster dit nu gaat doen (
‘gaat nu doen’). Hoewel uit het dossier niet expliciet valt af te leiden of verdachte dezelfde rol had bij de oplichting van [slachtoffer 4] , concludeert de rechtbank op basis van de aangetroffen afbeeldingen in de verschillende telefoons, het verblijf in de bungalow ten tijde van de gepleegde oplichting en het aangetroffen Snapchatgesprek, dat de groep waarvan verdachte deel uitmaakte verantwoordelijk was voor deze oplichting. Dit, tezamen met het feit verdachte afbeeldingen op zijn iPhone had opgeslagen die specifiek te relateren zijn aan deze aangifte, brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte heeft bijgedragen aan deze oplichting. In de iPhone van [verdachte] werden dergelijke afbeeldingen ook aangetroffen in relatie tot de oplichting van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . In het dossier bevinden zich nog meer (andere) aangiftes. Verdachte heeft niet van al deze aangiftes afbeeldingen in zijn telefoon bewaard, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat hij kennelijk een reden had om juist deze specifieke afbeeldingen op te slaan. Verdachte heeft niet verteld wat de reden was voor de aanwezigheid van deze afbeeldingen op zijn telefoon, terwijl dit gezien de gevoelige inhoud ervan (bank- en persoonsgegevens die gebruikt zijn bij de gepleegde oplichtingen) wel op zijn weg had gelegen. Uit de openbare bron ‘Snapchat-ondersteuning’ (via help.snapchat.com) volgt dat het exporteren van een Snap naar ‘Foto’s’ op je apparaat een actieve handeling vereist (namelijk door kiezen voor de optie exporteren of een screenshot van de betreffende Snap maken). Het verweer dat de afbeeldingen slechts via Snapchat werden doorgestuurd en daarmee nog niet duiden op enige betrokkenheid van verdachte bij de oplichtingen, wordt door de rechtbank dan ook verworpen.
Conclusie
Al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, medeverdachten en andere onbekend gebleven personen, die zag op het plegen van oplichting. De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich (als medepleger) gedurende de periode van zijn verblijf in de bungalow schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van [slachtoffer 5] (vrijspraak)
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring als het gaat om de oplichting van aangever [slachtoffer 5] . Verdachte was weliswaar op 4 juli 2021 met zijn Snapchataccount ingelogd op de Asus telefoon waarmee [slachtoffer 5] werd benaderd, maar de rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen dat dit op 1 juli 2021 – de pleegdatum waarvan de rechtbank op basis van het dossier uitgaat – ook al het geval was. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat de groep waarmee verdachte samenwerkte verantwoordelijk was voor deze oplichting, vond er rondom het tijdstip van de oplichting geen gesprek plaats in de Snapchatgroep. Daarnaast straalde de Iphone van verdachte alleen aan het begin van deze oplichting aan op de mast bij het bungalowpark en is daarmee niet met zekerheid vast te stellen of verdachte gedurende deze oplichting wel daar aanwezig was. Ook werden er in de iPhone van verdachte geen afbeeldingen aangetroffen die direct te relateren zijn aan deze aangifte. Gezien het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte – al dan niet als medepleger – betrokken was bij de oplichting van [slachtoffer 5] . De rechtbank zal verdachte hiervan (partieel) vrijspreken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 28 juni 2021 tot en met 1 juli 2021 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaalmet het oogmerk om zich en
/ofeen ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een
valse naam en/ofeen valse hoedanigheid en
/of door listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, meerdere anderen - hieronder opgesomd - heeft bewogen tot de afgifte van geld,
althans enig goed, en/of het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten het betalen van meerdere geldbedragen met een totale waarde van
27.36522.285euro, namelijk:
- [slachtoffer 1] (aangifte op p. 2941, 4.060 euro),
- [slachtoffer 2] (aangifte op p. 2849, 9.835 euro),
- [slachtoffer 3] (aangifte op p. 2820, 3.250 euro),
- [slachtoffer 4] (aangifte op p. 2841, 5.140 euro),
- [slachtoffer 5] (aangifte op p. 2949, 5.080 euro),
allen hierna genoemd 'de ontvanger', door telkens
- zich in strijd met de waarheid voor te doen als een kind, althans een familielid, van de ontvanger, door die ontvanger een
sms-/Whatsappbericht te sturen waarin de ontvanger aangesproken wordt met 'mam',
- in dat bericht te zeggen dat de vorige telefoon kapot is gegaan en dat dit nummer het nieuwe telefoonnummer is,
- zich in het daarop volgende gesprek voor te blijven doen als het kind/familielid van de ontvanger,
- ( indien gevraagd) te zeggen dat en
/ofte doen alsof het geluid en/of videobeeld van de telefoon kapot is,
- te zeggen dat er een dringend probleem is en dat er rekeningen betaald moeten worden,
- de ontvanger om hulp te vragen,
- ( meermalen) te vragen om een betaling voor te schieten en/of over te maken,
- het bedrag en de betaalgegevens van degene die het geld moet ontvangen en/of een betaallink te sturen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een taakstraf van 180 uren gevorderd, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij het bepalen van de te vorderen straf heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een taakstraf van 80 uren in beginsel passend is, uitgaande van een bewezenverklaring van de oplichting van aangeefster [slachtoffer 3] . Daarop dient nog 25 tot 50 uur korting te worden toegepast in verband met de ruime overschrijding van de redelijke termijn. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van meerdere oplichtingen, heeft de raadsman bepleit dat aan verdachte maximaal een taakstraf van 140 uren dient te worden opgelegd. Een gevangenisstraf is gezien het tijdsverloop en de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het feit niet meer passend. Ook voor een voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de raadsman geen ruimte, nu verdachte in de afgelopen vier jaren niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting van vier personen via WhatsApp. De veelal oudere slachtoffers werden telkens benaderd met een onbekend telefoonnummer. De oplichter deed zich hierbij voor als hun kind of familielid, van wie de telefoon kapot was gegaan. Vervolgens werd het slachtoffer overgehaald om geld over te maken. Hiermee is op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van de op zichzelf natuurlijke reactie van ouders of tante om hun kind of nicht direct te hulp te schieten. De verdachten hebben doelbewust ingezet op oudere personen en deze personen in meerdere gevallen beroofd van spaargeld waar zij hun hele leven hard voor hebben gewerkt. Dit deden de verdachten puur voor hun eigen financieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. In de toelichting bij de vorderingen tot schadevergoeding van een aantal van de slachtoffers, heeft de rechtbank kunnen lezen hoeveel impact de gebeurtenissen op hen hebben gehad. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij enkel uit eigenbelang hun vertrouwen in de medemens op ernstige wijze heeft geschaad.
De rechtbank constateert verder dat het ging om een georganiseerde oplichting. Verdachte, zijn medeverdachten en een aantal onbekend gebleven personen hielden continu contact met elkaar in een Snapchatgroep. Er moest gecommuniceerd worden met slachtoffers, er moesten bankrekeningen en persoonsgegevens beschikbaar zijn en het overgemaakte geld moest zo snel mogelijk van de betreffende rekening worden gepind. Dit vereiste een intensieve samenwerking. Een aantal van de verdachten verbleef gedurende de bewezen verklaarde periode van een week gezamenlijk in een vakantiebungalow in [plaats 1] , wat die samenwerking vergemakkelijkte. Het dossier bevat bovendien aanwijzingen dat de groep niet alleen tijdens deze week in de vakantiebungalow actief was, maar al langere tijd. Bij de rechtbank is de indruk ontstaan dat deze vier slachtoffers slechts het topje van de ijsberg zijn. Er zijn vermoedelijk veel meer mensen gedupeerd geraakt, waarbij door de verdachten nog veel meer geld is verdiend.
De op te leggen straf
Bij de georganiseerde en geraffineerde wijze waarop verdachte en de medeverdachten te werk zijn gegaan en het aantal mensen dat hierdoor is geraakt, past zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtspraak hanteert in haar oriëntatiepunten voor straftoemeting bij fraude, waarbij vaak wordt aangehaakt voor strafoplegging in oplichtingszaken, als uitgangspunt een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden bij een buitgemaakt bedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00. De rechtbank constateert echter ook dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aanzienlijk is overschreden. Verdachte is sinds 4 juli 2021 bekend met de verdenking. De zaak is inhoudelijk behandeld op 4 april 2025, dus bijna vier jaar later. Deze overschrijding, die verdachte niet kan worden verweten, leidt ertoe dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen. Om aan verdachte duidelijk te maken hoe ernstig zijn handelen is geweest en als signaal naar de maatschappij, zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een forse taakstraf aan verdachte opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voor een langere proeftijd, zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding. Verdachte is immers in de jaren na zijn aanhouding niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank zal aan verdachte verder een taakstraf opleggen van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis in het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, wordt op deze straf in mindering gebracht.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 4] heeft een schriftelijke vordering ingediend en vordert daarop in totaal € 3.080,90 aan materiële schade, bestaande uit het overgemaakte geldbedrag van € 2.860,00 en rente ter hoogte van € 220,90. Ter terechtzitting heeft [slachtoffer 4] de materiële vordering aangevuld met de door haar overgemaakte bedragen van € 330,00 en € 1.950,00. Daartoe heeft zij de betreffende bankafschriften overgelegd. De totale materiële vordering komt hiermee op
€ 5.360,90;
2. [slachtoffer 8] vordert in totaal € 3.200,00 aan materiële schade;
3. [slachtoffer 6] vordert in totaal € 2.990,00 aan materiële schade;
4. [slachtoffer 5] heeft een schadeformulier ingevuld, maar geen bedrag gevorderd;
5. [slachtoffer 9] vordert in totaal € 94,63 aan materiële schade en € 490,00 aan smartengeld;
6. [slachtoffer 10] vordert in totaal € 4.980,00 aan materiële schade;
7. [slachtoffer 11] vordert in totaal € 1.850,00 aan materiële schade. Ter terechtzitting heeft zij ter nadere onderbouwing van haar vordering het bijbehorende bankafschrift overgelegd;
8. [naam 18] vordert in totaal € 4.910,00 aan materiële schade;
9. [slachtoffer 2] vordert in totaal 9.835,00 aan materiële schade;
10. [slachtoffer 12] vordert in totaal € 5.690,00 aan materiële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter terechtzitting is verschenen [slachtoffer 13] . Zoals eerder (bij de bewijsoverwegingen) door de rechtbank is vastgesteld heeft haar dochter, [naam 18] namens haar aangifte gedaan van oplichting. Ook heeft [naam 18] namens [slachtoffer 13] de bovengenoemde vordering tot schadevergoeding ingediend. Ter terechtzitting heeft mevrouw [slachtoffer 13] kenbaar gemaakt dat de vordering tot schadevergoeding op haar naam moet komen te staan. Het schadeformulier is ondertekend door zowel [naam 18] als door [slachtoffer 13] . Gezien al het voorgaande zal de rechtbank mevrouw [slachtoffer 13] aanmerken als de benadeelde partij door wie de vordering tot schadevergoeding is ingediend.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot vergoeding van de materiële schade zoals ingediend door de benadeelde partijen (hoofdelijk) toewijsbaar zijn, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verder opgemerkt dat de benadeelde [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard als het gaat om de gevorderde rente ter hoogte van € 220,90, nu ook de toekenning van de wettelijke rente al is gevraagd.
Voor de toewijzing van de door benadeelde [slachtoffer 9] gevorderde immateriële schade ziet de officier van justitie geen ruimte, gezien de huidige stand van de jurisprudentie. Er bestaat vooralsnog geen wettelijke grondslag voor toekenning van immateriële schade als het gaat om WhatsAppfraude.
De raadsman heeft bepleit dat door [slachtoffer 5] geen vordering is ingediend, zodat deze buiten beschouwing moet worden gelaten. [slachtoffer 4] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering van de rente à 2,5%, omdat ook al de wettelijke rente wordt gevorderd. Tot slot is door de raadsman primair gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 5]
De rechtbank merkt allereerst op dat door aangever [slachtoffer 5] wel een ingevuld schadeformulier is aangeleverd, maar dat daarop geen schadebedrag is ingevuld. Dit betekent dat er geen vordering is ingediend waarop de rechtbank kan beslissen. Het door [slachtoffer 5] aangeleverde schadeformulier zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Ten aanzien van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2]
Voor de rechtbank staat vast dat de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Door deze benadeelden is telkens het bedrag gevorderd dat zij hebben overgemaakt naar de oplichters en dat niet door de bank is vergoed. Door de rechtbank is bewezenverklaard dat de benadeelden deze bedragen als gevolg van de door verdachte en de medeverdachten gepleegde oplichting hebben betaald. De vorderingen zijn bovendien onderbouwd met de bijbehorende bankafschriften. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen, met toekenning van de wettelijke rente. Het gaat om de hierna in de tabel opgenomen bedragen. Daarbij is aangegeven vanaf welke datum verdachte wettelijke rente is verschuldigd over het toegewezen bedrag.
Benadeelde partij
Toegewezen bedrag
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 4]
€ 5.140,00
1 juli 2021
[slachtoffer 2]
€ 9.835,00
30 juni 2021
De in het strafproces gemaakte proceskosten worden ten aanzien van bovengenoemde benadeelden tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Ten aanzien van de toegewezen bedragen geldt verder dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ieder voor het hele bedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
Rente (2,5%) [slachtoffer 4]
Door [slachtoffer 4] is nog een bedrag van € 220,90 aan rente (2,5%) gevorderd. Nu de rechtbank al de wettelijke rente zal toekennen, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van haar vordering.
Benadeelden [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 12]
De rechtbank overweegt dat niet ten laste is gelegd en dus ook niet bewezen is verklaard dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de oplichting van de voornoemde benadeelde partijen. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de benadeelden rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het handelen van verdachte. Verdachte kan daarom niet aansprakelijk worden gesteld voor de door hen geleden schade, zodat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding.

10.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op een iPhone onder goednummer PL0600-2021308884-2550898 en op een geldbedrag van € 1.214,65.
De standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de iPhone verbeurd wordt verklaard, nu deze is gebruikt bij het plegen van de oplichtingen. Ook het geldbedrag dient verbeurd te worden verklaard. De officier van justitie stelt dat dit bedrag is verdiend met de door verdachte gepleegde oplichtingen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de iPhone door verdachte is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde oplichtingen. De rechtbank zal de telefoon daarom verbeurd verklaren. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag is verkregen met de gepleegde oplichtingen. Zij zal daarom de teruggave van het geldbedrag aan verdachte gelasten.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Beslissing ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd de iPhone met goednummer PL0600-2021308884-2550898;
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 1.214,65 aan verdachte;
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 5.140,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van € 5.140,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

  • veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 9.835,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 9.835,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 84 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Beslissingen ten aanzien van de overige benadeelde partijen
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 10] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 12] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize, (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
Mr. De Gooijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer Eagle / ON3R021096, gesloten op 17 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1317-1318.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1321-1323.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1360.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1368.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1387.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1393.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 560 en 562.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 582.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1469 en 1472.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1646.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 349.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2025.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 april 2025.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2554.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 2941-2944.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2171 + 2174.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2168 + 2194.
20.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 2849-2850 + 2853-2854.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161 en 2167.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2560.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2020.
24.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 2820-2821.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161, 2164-2165, 2171, 2176 en 2185.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2558-2559.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2020.
28.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 2841-2843.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2161 en 2166.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2559.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2020.