ECLI:NL:RBGEL:2025:3644

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
13 mei 2025
Zaaknummer
05.343756.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige tot een werkstraf wegens het bezit van een gaspistool en bijbehorende munitie

Op 8 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 18-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een gaspistool en bijbehorende munitie. De verdachte had op 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede, samen met medeverdachten een Zoraki 918-P gaspistool en 5 knalpatronen voorhanden gehad. De officier van justitie stelde dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het gaspistool voorhanden had, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte het wapen slechts kort had vastgehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie, en dat er sprake was van een bewuste samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een Sig Sauer P320, maar veroordeelde hem tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met het blanco strafblad van de verdachte en de ernst van het feit, waarbij het voorhanden hebben van een wapen als zeer ernstig werd beschouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Zutphen, en het vonnis is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/343756-24
Datum uitspraak : 8 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2005 in [geboorteplaats] ,
wonend aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk/type Zoraki 918-P, kaliber 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk/type Sig Sauer P320, kaliber 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, knalpatronen van het kaliber 9 mm PAK
voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de Zoraki 918-P voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de Sig Sauer P320 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen van wie dit wapen was. Hij heeft de rechtbank daarom gevraagd verdachte vrij te spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de Zoraki alleen even heeft vastgehouden en bekeken toen hij in de auto zat. De raadsman is van mening dat hiermee geen sprake is van het voorhanden hebben van een wapen en ook niet van medeplegen. Ten aanzien van de Sig Sauer heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij op 21 mei 2024 samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto zat. Er lag een zwart wapen open en bloot in de middenconsole. Verdachte heeft het wapen gepakt, even vastgehouden en bekeken. [medeverdachte 1] en hij vonden het vet. Hij wist dat [medeverdachte 1] het vet vond, omdat [medeverdachte 1] dat zei. Verdachte heeft niet de trekker aangeraakt, omdat hij daar te bang voor was. [2]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 21 mei 2024 samen met verdachte in de auto stapte bij [medeverdachte 2] . Er lag een zwart wapen in de auto. De jongens keken naar het wapen en gaven het wapen door. Ze zaten allemaal van: ‘kijk dit, kijk dit’. [3]
Toen de jongens het wapen bekeken hadden, reden ze van Hoenderloo in de richting van Otterlo, gemeente Ede. Bij Otterlo raakten ze betrokken bij een ernstig verkeersongeval. Toen de politie ter plaatse kwam, werden het aangetroffen wapen en de munitie in beslag genomen. [4]
Uit onderzoek van de politie bleek dat het aangetroffen wapen een gaspistool van het merk en type Zoraki 918-P, kaliber 9 mm PAK betrof. Dit is een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie. De aangetroffen munitie betrof 5 knalpatronen van het kaliber 9 mm PAK. Dit is munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. [5]
Voorhanden hebben
De verdediging heeft gesteld dat geen sprake is geweest van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat verdachte het wapen alleen een kort moment in zijn handen heeft gehad, zonder dat andere personen dit hebben kunnen zien. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is onder meer vereist dat de verdachte zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen en/of de munitie. In dat kader worden doorgaans de volgende aspecten onderkend: een wapen bij of in de directe omgeving van de verdachte, de beschikkingsmacht van de verdachte over dat wapen en de bewustheid van de verdachte met betrekking tot dat wapen en de munitie.
Op basis van de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de bijbehorende munitie. Verdachte zag het wapen liggen in de auto en hij heeft het wapen gepakt. Verdachte heeft het wapen vastgehouden en bekeken. Hij vond dat het er vet uitzag. Verdachte heeft niet de trekker aangeraakt. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte zich ook bewust was van de aanwezigheid van munitie of de mogelijkheid dat er munitie in het wapen zou zitten.
Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de vereisten van het voorhanden hebben in de zin van de Wet wapens en munitie.
Medeplegen
Op basis van de verklaring van verdachte en [medeverdachte 1] stelt de rechtbank ook vast dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van verdachte en de medeverdachten, die gericht was op het gezamenlijk voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijbehorende munitie. Verdachte heeft immers verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 1] het wapen ook vet vond, omdat [medeverdachte 1] dat zei. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat het wapen in de auto werd doorgegeven en dat de jongens allemaal zaten van: ‘kijk dit, kijk dit’.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van het gaspistool van het merk en type Zoraki 918P, kaliber 9 mm PAK en de 5 knalpatronen 9 mm PAK.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte het gaspistool van het merk en type Sig Sauer P320, kaliber 9 mm PAK voorhanden heeft gehad. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks21 mei 2024 te Otterlo, gemeente Ede
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (gas)pistool, van het merk/type Sig Sauer P320, kaliber 9 mm PAK zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5, knalpatronen van het kaliber 9 mm PAK
voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De motivering van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een geheel voorwaardelijke straf passend is als afdoening. Hij heeft daarbij gewezen op het blanco strafblad van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen een vuurwapen (een gaspistool) en de bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een wapen vergroot het risico op het daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. In Nederland zijn deze wapens daarom streng verboden.
Bij het bepalen van de strafmaat wordt door de rechter vaak aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke feiten. Gelet op de ernst van het feit, schrijven de LOVS-richtlijnen voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand voor.
Omdat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten wijkt de rechtbank af van de richtlijn en komt zij tot oplegging van een werkstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis in het geval de werkstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, moet van de werkstraf worden afgetrokken.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 80 uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht, twee uren in mindering worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. Bögemann (voorzitter), mr. E.J. Davids en mr. G.M.L. Tomassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 april 2025.
mrs. A.A.M. Bögemann en E.J. Davids zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024232596, gesloten op 12 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 25 maart 2025 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 206, 207 en 208.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 193, 194 en 195.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 193, het proces-verbaal van bevindingen, p. 99 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 252 en 253.
5.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 218 en 219.