Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling op 17 april 2025,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van de gemeente.
2.De feiten
3.5 Afwijkingsbevoegdheid
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiser], en de gemeente Arnhem, hierna te noemen de gemeente. [Eiser] vorderde onder meer dat de gemeente zou worden verboden om de opdracht voor de aanleg van een beschermingsconstructie in de haven van Arnhem te gunningen en verdere uitvoering te geven aan deze opdracht. De gemeente had de opdracht gegund aan [belanghebbende 1] via een enkelvoudige onderhandse procedure, wat [eiser] betwistte. [Eiser] stelde dat de gemeente in strijd met het aanbestedingsrecht had gehandeld door geen meervoudige onderhandse procedure te volgen en dat de gunning onrechtmatig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de enkelvoudige onderhandse procedure al was afgerond en dat er geen grond was voor ingrijpen. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, omdat de gemeente voldoende had gemotiveerd waarom zij voor deze procedure had gekozen en er geen aanwijzingen waren voor wilsgebreken of andere gronden voor vernietiging van de overeenkomst. De proceskosten werden toegewezen aan de gemeente.