4.1.De rechtbank verklaart het beroep gegrond, omdat het onderzoek waarop het bestreden besluit berust onzorgvuldig is geweest en het bestreden besluit daardoor onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet verder aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Daartoe acht de rechtbank van belang dat het UWV hangende beroep aanvullend onderzoek heeft laten doen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de weigering om terug te komen van het besluit van 9 augustus 2013 alsnog van een (wel) deugdelijke aanvullende motivering heeft voorzien. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Eiser betoogt in beroep ten eerste dat in 2013 enkel een arbeidskundige beoordeling is uitgevoerd, maar dat de nu aangevoerde medische omstandigheden maken dat een medische beoordeling uitgevoerd had moeten worden.
Verder is volgens eiser gelet op deze medische omstandigheden artikel 2:3, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 2:3, tweede lid, van de Wajong op zijn situatie van toepassing en heeft het UWV in het bestreden besluit ten onrechte nagelaten om zijn situatie aan die bepalingen te toetsen. Voordat de huisarts in juni 2010 voor het eerst het vermoeden van clusterhoofdpijn uitte, bestonden eisers hoofdpijnklachten al geruime tijd. Volgens eiser blijkt dit bijvoorbeeld uit de verklaring van de huisarts die is aangeleverd bij de gronden van bezwaar van 26 april 2023 en ook uit het verslag van de Spoedeisende Eerste Hulp van 15 juli 2017 (al vijftien jaar last van hoofdpijnaanvallen, altijd geduid als migraine), uit het rapport van 15 december 2014 van de neuroloog over een consult in 2014 (hoofdpijnklachten bestaan al tien jaar) en uit het rapport van MEE van 10 juli 2013 (eiser heeft al van jongs af aan hoofdpijnklachten). Eiser gebruikt sinds 2009 Imigran op doktersrecept. Hiermee is volgens eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat de hoofdpijnklachten al bestonden tijdens of kort na zijn studie. De verzekerde periode loopt volgens eiser tot en met 25 november 2013. Er is sprake geweest van een toename van klachten als gevolg van de clusterhoofdpijn doordat de aanvallen frequenter en heviger waren. Over zijn laatste dienstverband (tot 30 april 2011) wordt in de arbeidskundige rapportage van 6 augustus 2013 al vermeld dat eiser regelmatig thuis kwam te zitten met hevige migraine. Na het einde van het dienstverband is het dusdanig ernstig en invaliderend geworden dat hij niet meer in werk heeft kunnen hervatten. Dit betekent naar de mening van eiser dat voldoende vaststaat dat vanwege de beperkingen de arbeidsmogelijkheden in ieder geval uiterlijk 25 november 2013 zijn komen te ontbreken, hij niet in staat was meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen en daarom recht bestaat op de gevraagde Wajong-uitkering. De verzekeringsarts heeft niet die gehele periode tot aan 25 november 2013 beoordeeld.
Ten slotte voert eiser aan dat het UWV zijn aanvraag van 14 december 2021 ten onrechte niet heeft getoetst aan artikel 1a:1 van de Wajong.
6. Hangende beroep heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam arts 2] op 30 augustus 2023 aanvullend gerapporteerd. In dit rapport is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op de vraag of eiser tijdens of kort na zijn studie (eiser was studerend tot en met 25 mei 2008) en/of in een periode van vijf jaar nadien door clusterhoofdpijn arbeidsongeschikt is geworden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom wat betreft de hoofdpijnklachten de anamnese niet als uitgangspunt kan worden gehanteerd (kort gezegd: omdat over het optreden en de ernst van de klachten geen duidelijkheid wordt geschapen) en moet worden gekeken naar de feitelijke documentatie/diagnostiek. De eerste feitelijke documentatie over de hoofdpijnklachten dateert van 2010, waarbij eiser pas vanaf 2009 (dus na 2008) medicatie neemt in verband met migraine. Dientengevolge blijft de conclusie dat eventueel aan hoofdpijn gerelateerde beperkingen niet speelden op de (nieuwe) datum in geding van 25 mei 2008 en dat er dus ook geen sprake kan zijn van toegenomen beperkingen op basis van dezelfde ziekteoorzaak in de periode van vijf jaar daarop aansluitend, nu voorheen alleen sprake was van gedocumenteerde ADHD.
Ook aan het niet voltooien van de studie kan wat dat betreft geen waarde worden gehecht. Zou eiser subsidiair het voordeel van de twijfel worden gegund ten aanzien van gedocumenteerde hoofdpijn, dan was eiser gelet op de GAF-score (vermeld in de brief van MEE van 25 januari 2012) zonder meer minimaal één uur aaneensluitend en vier uur verdeeld over de dag belastbaar, rekening houdende met een stressarme en gestructureerde omgeving (licht beperkt in verband met ADHD en hoofdpijn ten aanzien van storingen, onderbrekingen, deadlines, piekdrukte, conflicthantering, routinematige arbeid in relatief rustig tempo). Omdat wordt geclaimd dat sprake is van een toename van klachten in de loop der jaren betekent dit bovendien dat eiser voorheen en dus zeker in 2008 en daarvoor nog beter zou hebben gefunctioneerd. Dit sluit ook aan bij het gegeven dat in eisers tot nu toe laatste werk het jaarcontract werd verlengd. Verder is niet gebleken dat eiser gezien werk en opleiding niet over basale werknemersvaardigheden beschikt (instructies begrijpen, onthouden en uitvoeren en afspraken nakomen). Dit laatste is eventueel ter beoordeling aan de arbeidsdeskundige. Nu ADHD naar gelang we ouder worden eerder uitdooft en eiser volgens de informatie van de neuroloog goed reageert op hoofdpijntherapie kan er niet gesproken worden van toegenomen beperkingen in de vijf jaren aansluitend aan de (nieuwe) datum in geding.