ECLI:NL:RBGEL:2025:3780

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
440160
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon voor onjuiste mededeling over de dekking en klachtplicht

In deze zaak vordert ZSM TAX V.O.F. schadevergoeding van GELDERSCH PAKHUYS TAXIVERZEKERINGEN B.V. naar aanleiding van een onjuiste mededeling over de verzekeringsdekking van een taxibus. De taxibus was op 24 januari 2019 zwaar beschadigd door brandstichting, maar bleek niet verzekerd. ZSM stelt dat Taxiverzekeringen haar onjuist heeft geïnformeerd door te bevestigen dat de taxibus verzekerd was bij Avéro per 1 januari 2019. Taxiverzekeringen betwist de aansprakelijkheid en voert aan dat ZSM haar klachtplicht niet is nagekomen, omdat zij pas op 26 september 2023 aansprakelijk heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat Taxiverzekeringen tekort is geschoten in haar zorgplicht als assurantietussenpersoon. De rechtbank beveelt ZSM om informatie over de EVR-registratie te verstrekken, die relevant is voor de beoordeling van het causaal verband en de klachtplicht. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en het indienen van aktes door beide partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/440160 / HA ZA 24-439 / 420 / 1854
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
ZSM TAX V.O.F.,
te Oss,
eisende partij,
hierna te noemen: ZSM,
advocaat: mr. M.P. Harten,
tegen
GELDERSCH PAKHUYS TAXIVERZEKERINGEN B.V.,
te Duiven,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Taxiverzekeringen,
advocaat: mr. J.A. Kopp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 november 2024;
- de mondelinge behandeling van 3 april 2025, waarvan verkort proces-verbaal is opgemaakt;
- de akte uitlaten na mondelinge behandeling van ZSM, tevens houdende eisvermindering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
ZSM heeft via haar assurantietussenpersoon Taxiverzekeringen een taxibus verzekerd bij Avéro. Deze overeenkomst is per 1 januari 2019 beëindigd. Per diezelfde datum heeft Taxiverzekeringen voor deze taxibus een nieuwe verzekeringsaanvraag ingediend. Taxiverzekeringen heeft aan ZSM medegedeeld dat de taxibus vanaf 1 januari 2019 bij Avéro is verzekerd. De taxibus is op 24 januari 2019 zwaar beschadigd door brandstichting. De taxibus bleek niet verzekerd. ZSM vordert dat Taxiverzekeringen wordt veroordeeld om de schade als gevolg van het niet verzekerd zijn, te vergoeden.
2.2.
Taxiverzekeringen betwist dat haar een (toerekenbaar) verwijt kan worden gemaakt en dat de schade in causaal verband staat met de eventuele tekortkoming. Daartoe voert Taxiverzekeringen aan dat ZSM op het aanvraagformulier voor de nieuwe verzekering een of twee vragen onjuist heeft ingevuld vanwege een EVR-registratie van een van de vennoten. Daardoor was, de fout weggedacht, alsnog geen verzekeringsuitkering gedaan, aldus Taxiverzekeringen. Ook heeft ZSM volgens haar te laat geklaagd.
2.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat Taxiverzekeringen in de overeenkomst met ZSM toerekenbaar is tekortgeschoten. Ter beoordeling van het causaal verband heeft ZSM onvoldoende informatie over de EVR-registratie verstrekt. De rechtbank beveelt ZSM om bij akte deze informatie alsnog te verstrekken. Taxiverzekeringen mag daarop bij antwoordakte reageren. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot deze oordelen is gekomen.

3.De feiten

3.1.
Taxiverzekeringen is een assurantietussenpersoon. Zij is gespecialiseerd in het doen verzekeren van taxibedrijven.
3.2.
ZSM is een taxibedrijf. Haar vennoten zijn [naam 1] en [naam 2] .
3.3.
ZSM werkte met één taxiauto en één taxibus. De taxibus betrof een Mercedes-Benz (BW) V 250 d CO Avantgarde Edition XL. ZSM heeft deze taxibus op 13 juli 2017 gekocht voor een prijs van € 87.457,55 inclusief btw en bpm.
3.4.
Tot 1 juli 2018 was de taxibus verzekerd bij MS Amlin Insurance.
3.5.
Vanaf 1 juli 2018 was de taxibus verzekerd bij Avéro, een merk van Achmea Schadeverzekeringen N.V. Deze verzekering is tot stand gekomen met medewerking van Taxiverzekeringen als assurantietussenpersoon.
3.6.
Eind 2018 vroeg Avéro vanwege aangescherpte richtlijnen aan alle klanten om vanaf 1 januari 2019 een aanvraag voor een nieuwe verzekeringsovereenkomst in te dienen. De lopende verzekeringsovereenkomsten werden door Avéro beëindigd. Avéro wilde klanten en risico’s zorgvuldig in kaart brengen.
3.7.
In december 2018 heeft Taxiverzekeringen een offerte voor een nieuwe WAM+Allriskverzekering voor de taxibus bij Avéro aan ZSM toegestuurd. Taxiverzekeringen heeft ZSM gevraagd om bij akkoord met deze offerte een bijgesloten aanvraagformulier compleet in te vullen en te ondertekenen. Daarbij heeft Taxiverzekeringen vermeld:
“Zodra wij ALLE gevraagde stukken in ons bezit hebben, kunnen we de aanvraag indienen bij onze taxiverzekeraar, zodat u gegarandeerd bent van dekking per 1 januari 2019.
LET OP: Ons kantoor is gesloten van 22 december 2018 tot en met 1 januari 2019.”
3.8.
Bij brief van 1 januari 2019 heeft Avéro aan ZSM bericht dat de verzekering stopt vanaf 1 januari 2019.
3.9.
[naam 2] vult namens ZSM het aanvraagformulier op 8 januari 2019 in. Op het aanvraagformulier staat onder andere het volgende, met de door [naam 2] ingevulde antwoorden:

Belangrijk: toelichting bij het invullen van dit formulier
1. Als aanvrager of kandidaat-verzekeringnemer bent u verplicht alle vragen in dit aanvraagformulier zo volledig mogelijk te beantwoorden. Dit geldt ook voor feiten en omstandigheden die gaan over een andere belanghebbende bij deze verzekering.
2. (…)
3. Als u de vragen niet naar waarheid beantwoordt, kan een uitkering minder worden of zelfs vervallen. Informeert u ons met opzet niet correct? Dan kunnen wij de verzekering stopzetten.
4. Met de informatie uit uw aanvraagformulier beoordelen wij of we uw taxiverzekering accepteren. U heeft geen voorlopige dekking in de periode tussen uw aanvraag en onze acceptatie.
(…)

5.Eerdere verzekeringen

Is u of één van de eigenaren, maatschapsleden, vennoten, firmanten, bestuurders, statutair directeuren, voertuigbestuurders in de laatste 5 jaar een verzekering opgezegd of geweigerd, of zijn er in die jaren verzwaard voorwaarden voor acceptatie of verlenging van een verzekering gesteld?
○ Ja ● Nee
Zo ja, geef dan aan welke.
Soort verzekering datum maatschappij wegens
___________________ ____________ ____________ ___________________
___________________ ____________ ____________ ___________________
___________________ ____________ ____________ ___________________

6.Strafrechtelijk verleden

Bent u of een van de eigenaren, maatschapsleden, vennoten, firmanten, bestuurders, statutair directeuren, voertuigbestuurders van de onderneming in de laatste 8 jaar in aanraking geweest met de politie of justitie als verdachte en/of om een lopend onderzoek, een veroordeling of de uitvoering van een straf of maatregel op de volgende onderwerpen?
- Diefstal, verduistering, oplichting en valsheid in geschrifte?
- Vernieling, beschadiging, mishandeling, afpersing, chantage?
- Overtreding van de Wet wapens en munitie, Opiumwet of de wet economische delicten?
- Ontzegging van de rij- of vaarbevoegdheid?
- Aanranding, verkrachting, ontucht met minderjarigen, bezit van kinderporno?
- Misdrijven die te maken hebben met terrorisme, witwassen of deelname aan een criminele organisatie?
- Milieumisdrijven?
- Fraude?
○ Ja ● Nee
Zo ja, geef dan aan welk strafbaar feit het ging. Of het tot een rechtszaak is gekomen en welke (straf)maatregelen ten uitvoer zijn gelegd. U kunt deze informatie ook vertrouwelijk aan onze directie sturen.
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
3.10.
[naam 2] stuurt het ingevulde aanvraagformulier op 9 januari 2019 aan Taxiverzekeringen. Taxiverzekeringen stuurt dit aanvraagformulier op 10 januari 2019 door aan Avéro.
3.11.
Op 14 januari 2019 schrijft de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) namens Taxiverzekeringen in een e-mail aan ZSM dat de taxibus per 1 januari 2019 ‘gewoon verzekerd’ is en dat daarmee mag worden gereden.
3.12.
Op 24 januari 2019 woedt brand in en rondom de taxibus.
3.13.
Op 22 februari 2019 heeft [naam 3] namens Taxiverzekeringen in een e-mail aan ZSM bevestigd dat de taxibus op de schadedatum ‘gewoon verzekerd’ was.
3.14.
Bij brief van 4 maart 2019 wijst Avéro de aanvraag voor de verzekering af. De reden is dat in het Externe Verwijzing Register een melding staat op de naam van de heer [naam 1] (EVR-registratie).
3.15.
Op 29 maart 2019 heeft Avéro per e-mail aan ZSM laten weten dat zij de schade aan de taxibus niet zal vergoeden, omdat er op de schadedatum geen dekking was voor de taxibus.
3.16.
In een rapport van 14 mei 2019 heeft een schade-expert van Achmea de door de brand aan de taxibus ontstane schade vastgesteld op een bedrag van € 26.220,83 exclusief btw en bpm.

4.Het geschil

4.1.
ZSM vordert, na eisvermindering, – samengevat – dat Taxiverzekeringen wordt veroordeeld, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 21.670,11 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2023. Daarnaast vordert ZSM dat Taxiverzekeringen wordt veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
Taxiverzekeringen voert verweer. Taxiverzekeringen concludeert tot niet-ontvankelijkheid van ZSM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van ZSM, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van ZSM in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Klachtplicht
5.1.
Taxiverzekeringen heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat ZSM niet heeft voldaan aan de klachtplicht (artikel 6:89 BW). Taxiverzekeringen stelt dat ZSM haar voor het eerst op 26 september 2023 aansprakelijk heeft gesteld. Daardoor is Taxiverzekeringen naar eigen zeggen benadeeld. Taxiverzekeringen vindt namelijk dat Avéro de verzekering van ZSM te laat of op oneigenlijke en/of onvoldoende steekhoudende gronden heeft afgewezen. Taxiverzekeringen had bij Avéro tegen die afwijzing willen opkomen. Doordat de aansprakelijkstelling van ZSM 4,5 jaar na de afwijzing van Avéro volgde, was de vordering op Avéro op grond van artikel 7:942 BW verjaard.
5.2.
ZSM betwist dat zij niet heeft voldaan aan de klachtplicht.
5.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op Taxiverzekeringen rust de stelplicht en de bewijslast. Taxiverzekeringen dient voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit kan volgen dat het tijdsverloop vanaf het moment waarop ZSM redelijkerwijze het gebrek in de prestatie had moeten ontdekken tot aan het moment waarop ZSM geklaagd heeft, zo lang is geweest dat de klacht niet op tijd is. Of de klacht op tijd is, hangt af van alle betrokken belangen en relevante omstandigheden van belang. Veel gewicht komt toe aan het belang van de schuldenaar – in dit geval Taxiverzekeringen – dat is geschaad door het late tijdstip van de klacht. Als de belangen van de schuldenaar niet zijn geschaad, zal een beroep op de klachtplicht niet gauw slagen.
5.4.
Aan Taxiverzekeringen kan worden toegegeven dat ZSM lang heeft gewacht met het aansprakelijk stellen van Taxiverzekeringen voor de door haar gestelde geleden schade als gevolg van het niet verzekerd zijn. ZSM wist in ieder geval op 29 maart 2019 dat er bij Avéro op de schadedatum geen dekking voor de taxibus was (zie hiervoor onder 3.15). Tussen partijen staat vast dat ZSM Taxiverzekeringen voor het eerst aansprakelijk heeft gesteld op 26 september 2023.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit onder de gegeven omstandigheden echter niet tot de conclusie dat Taxiverzekeringen hierdoor in haar belangen is geschaad. ZSM heeft namelijk terecht aangevoerd dat artikel 7:942 BW enkel van toepassing is op de rechtsverhouding tussen haar als verzekerde en Avéro als verzekeraar. Op de rechtsverhouding tussen Taxiverzekeringen als assurantietussenpersoon en Avéro als verzekeraar is de vijfjarige verjaringstermijn van toepassing (artikel 3:310 lid 1 BW). ZSM heeft aangevoerd dat die termijn op 26 september 2023 nog niet was verstreken en Taxiverzekeringen heeft dit niet weersproken.
5.6.
Daarnaast heeft Taxiverzekeringen onvoldoende toegelicht dat zij met een redelijke kans van slagen namens ZSM tegen de afwijzing van Avéro had kunnen opkomen. Het stond Avéro namelijk vrij om een nieuwe verzekeringsovereenkomst met ZSM te weigeren vanwege de EVR-registratie van één van haar vennoten. Een externe registratie is voor veel verzekeraars een reden om een verzekeringsaanvraag niet te accepteren en Avéro had juist alle lopende verzekeringsovereenkomsten beëindigd om aan de hand van aangescherpte richtlijnen klanten en risico’s opnieuw in kaart te brengen. Ook stond het Avéro vrij om tijdens de periode van de risicobeoordeling van de nieuwe aanvragen geen voorlopige dekking te verlenen. Dit is door Avéro gecommuniceerd in het aanvraagformulier. Dat voor de risicobeoordeling een bepaalde (vaste) termijn zou gelden en dat Avéro deze termijn heeft geschonden, heeft Taxiverzekeringen niet aangevoerd.
5.7.
Nu Taxiverzekeringen geen andere omstandigheden ten grondslag heeft gelegd aan haar beroep op de klachtplicht, verwerpt de rechtbank dit verweer.
Tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst
5.8.
Aan haar vordering legt ZSM ten grondslag dat Taxiverzekeringen is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. ZSM stelt dat Taxiverzekeringen niet de zorg heeft betracht die van een redelijk handelend assurantietussenpersoon mag worden verwacht, omdat Taxiverzekeringen feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt door aan ZSM mede te delen dat de taxibus vanaf 1 januari 2019 verzekerd was bij Avéro. Tussen partijen staat namelijk vast dat de taxibus vanaf 1 januari 2019 niet (voorlopig) verzekerd was bij Avéro. Daarmee heeft Taxiverzekeringen niet gewaakt voor de belangen van ZSM, aldus ZSM.
5.9.
Taxiverzekeringen heeft niet betwist dat zij aan ZSM heeft toegezegd dat de taxibus vanaf 1 januari 2019 verzekerd was bij Avéro. Dit blijkt namelijk uit de e-mail van [naam 3] namens Taxiverzekeringen (zie hiervoor onder 3.11), waarin hij bevestigend antwoordt op de vraag of de taxibus per 1 januari 2019 bij Avéro verzekerd is.
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat Taxiverzekeringen tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Taxiverzekeringen heeft ZSM onjuist geïnformeerd over de verzekeringsdekking bij Avéro (hierna: de dekkingsbevestiging). Daarmee heeft Taxiverzekeringen niet gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur op het gebied van verzekeringen mocht worden verwacht. ZSM heeft op die dekkingsbevestiging vertrouwd en verkeerde daardoor ten onrechte in de veronderstelling dat de taxibus verzekerd was. Die onjuiste dekkingsbevestiging komt voor rekening en risico van Taxiverzekeringen.
5.11.
Hoewel partijen daarover wel discussiëren, is voor de tekortkoming niet relevant of ZSM wel of niet behoorde te begrijpen dat de oude verzekeringsovereenkomst met Avéro per 1 januari 2019 was geëindigd. Ook is niet relevant of ZSM het aanvraagformulier te laat, namelijk na 1 januari 2019, aan Taxiverzekeringen heeft verzonden. Taxiverzekeringen heeft aan haar dekkingsbevestiging immers geen beperkingen of waarschuwingen verbonden die met deze omstandigheden samenhingen.
De tekortkoming kan Taxiverzekeringen worden toegerekend
5.12.
Taxiverzekeringen betwist verder dat de tekortkoming haar kan worden toegerekend. Zij stelt dat zij geen andere keuze had dan deze dekkingsbevestiging aan ZSM af te geven. Taxiverzekeringen moest voor haar hele portefeuille, ongeveer 1.000 polissen, een nieuwe verzekering bij Avéro aanvragen. Avéro was niet bereid om voor al deze polissen voorlopige dekking te verlenen. Indien Avéro deze dekkingsbevestiging niet zou afgeven, had een groot aantal van haar klanten (taxibedrijven) omzet gederfd in de periode dat Avéro de verzekeringsaanvragen nog niet had geaccepteerd.
5.13.
Zoals ZSM in haar pleitnota aanvoert, heeft Taxiverzekeringen als professioneel assurantietussenpersoon in te staan voor de juistheid van haar mededelingen. Door aan ZSM ongeclausuleerd te bevestigen dat de taxibus van ZSM was verzekerd terwijl zij wist dat Avéro geen voorlopige dekking wilde verlenen, heeft Taxiverzekeringen een risico genomen. Voor dit risico dient zij tegenover ZSM in te staan. Dat zij dat risico, mede op basis van de antwoorden op het aanvraagformulier, als verwaarloosbaar klein heeft ingeschat doet hier niet aan af. Voor zover Taxiverzekeringen heeft bedoeld om zich op overmacht in de zin van artikel 6:75 BW te beroepen, faalt dit verweer op grond van het voorgaande.
5.14.
Dat betekent dat Taxiverzekeringen verplicht is om de schade die ZSM als gevolg van de tekortkoming lijdt, te vergoeden.
Schade
5.15.
Aanvankelijk heeft ZSM zich op het standpunt gesteld dat haar schade bestaat uit de aanschafwaarde van de taxibus. Na de mondelinge behandeling heeft ZSM bij akte van 13 april 2025 haar schade opnieuw begroot en haar eis verminderd. In plaats van het oorspronkelijk aan schadevergoeding gevorderde bedrag van € 87.457,55 vordert zij nu een bedrag van € 21.670,11. Uit deze akte volgt dat ZSM instemt met het verweer van Taxiverzekeringen dat de schade berekend moet worden op basis van de verzekeringsuitkering die ZSM op grond van de polisvoorwaarden van Avéro had gekregen als zij wel verzekerd was geweest. ZSM heeft erkend dat verzekeringsuitkering in dat geval gelijk zou zijn aan de door de schade-expert van Avéro vastgestelde dagwaarde van het voertuig, onmiddellijk voorafgaand aan het schadevoorval, verminderd met de door hem vastgestelde restwaarde, en niet meegerekend de btw en bpm.
5.16.
Daar komt bij dat namens ZSM tijdens de mondelinge behandeling is erkend dat een eigen risico van € 2.500,-- in mindering op de schade gebracht dient te worden. Partijen zijn het in zoverre met elkaar eens, dat indien en voor zover Taxiverzekeringen aansprakelijk is voor de door ZSM geleden schade, het maximaal om een bedrag van € 19.170,11 gaat.
5.17.
De akte eisvermindering is toelaatbaar. Op grond van artikel 129 Rv kan de eiser, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, te allen tijde zijn eis verminderen. Aangezien ZSM haar eis heeft verminderd voordat een eindvonnis is gewezen, is aan het vereiste van artikel 129 Rv voldaan.
5.18.
Taxiverzekeringen heeft verzocht om op deze akte te mogen reageren. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat, indien ZSM toegelaten zou worden om een akte over de schadebegroting te nemen, Taxiverzekeringen daarop zou mogen reageren. Daarom geeft de rechtbank aan Taxiverzekeringen de gelegenheid om op deze akte van ZSM te reageren. Die reactie mag Taxiverzekeringen geven in de hierna te vermelden antwoordakte.
5.19.
Ten aanzien van de hoogte van de schade geldt het volgende. Vastgesteld moet worden in welke financiële situatie ZSM had verkeerd als de tekortkoming van Taxiverzekeringen wordt weggedacht. ZSM stelt dat als Taxiverzekeringen de onjuiste dekkingsbevestiging niet had gegeven, maar ZSM had verteld dat haar taxibus niet (voorlopig) verzekerd was bij Avéro, ZSM op tijd elders een verzekering had afgesloten. Gelet op de herhaaldelijke vraag van ZSM aan Taxiverzekeringen of zij wel verzekerd was, ligt dat ook zonder meer voor de hand. Niet in geschil is dat de EVR-registratie daar op zichzelf niet aan in de weg hoefde te staan omdat onbetwist is gesteld dat verzekeraar De Vereende ook geregistreerde verzekeringsnemers accepteert.
5.20.
De schade die ZSM als gevolg van de tekortkoming van Taxiverzekeringen lijdt, is dan ook in beginsel gelijk aan de gederfde verzekeringsuitkering. Het lijkt erop dat partijen ervan uitgaan dat de uitkering die ZSM elders had kunnen krijgen, gelijk(waardig) is aan het door Avéro berekende bedrag. Als dat niet het geval is, kunnen partijen zich ook daarover in de nadere akteronde uitlaten.
Causaal verband tussen de tekortkoming en de schade
5.21.
Van schade als gevolg van de tekortkoming van Taxiverzekeringen is echter geen sprake als in de fictieve situatie, waarin de tekortkoming van Taxiverzekeringen wordt weggedacht, de verzekering bij een andere verzekeraar evenmin tot uitkering was gekomen.
5.22.
Taxiverzekeringen heeft betwist dat de schade in causaal verband staat met haar onjuiste dekkingsbevestiging en voert daartoe een aantal omstandigheden aan.
5.23.
Ten eerste wijst Taxiverzekeringen erop dat de schade is ontstaan door vandalisme in de vorm van brandstichting en niet door deelname aan het verkeer. De dekkingsbevestiging en de mededeling dat ZSM met de taxibus de weg op mocht, heeft daarom volgens Taxiverzekeringen niet de schade veroorzaakt. Ook als ZSM niet met de taxibus had gereden, maar de taxibus ergens geparkeerd stond, was de schade door het vandalisme ingetreden, zo betoogt Taxiverzekeringen.
5.24.
De rechtbank gaat aan deze betwisting van Taxiverzekeringen voorbij. ZSM stelt dat de taxibus voorheen allrisk was verzekerd en dat schade door brandstichting blijkens de polisvoorwaarden onder de dekking valt. Taxiverzekeringen heeft dit niet betwist. Nu geen van partijen heeft gesteld dat Avéro bijzondere of ruimere voorwaarden voor haar allriskverzekering hanteerde, neemt de rechtbank aan dat schade door brandstichting ook gedekt was onder een bij een andere verzekeraar afgesloten allriskverzekering.
5.25.
Ten tweede voert Taxiverzekeringen aan dat Avéro eveneens dekking had geweigerd vanwege het schenden van de mededelingsplicht van artikel 7:928 BW. Op grond van deze mededelingsplicht is een verzekeringnemer verplicht om vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar afhangt of kan afhangen of, en zo ja, op welke voorwaarden hij de verzekering wil sluiten. Bij opzettelijke schending van de mededelingsplicht of als bij kennis van de ware stand van zaken in het geheel geen verzekering was afgesloten, vervalt het recht op uitkering (artikel 7:930 lid 4 en 5 BW).
5.26.
Volgens Taxiverzekeringen heeft ZSM een of twee vragen op het aanvraagformulier (opzettelijk) onjuist of onvolledig ingevuld, namelijk vraag 5 en vraag 6 (zie hiervoor 3.9). Vraag 5 houdt in of ZSM of één van haar vennoten in de vijf jaren voorafgaand aan januari 2019 een verzekering is opgezegd, is geweigerd of onder verzwarende voorwaarden is aangeboden. Vraag 6 houdt in of ZSM of één van haar vennoten in de acht jaren voorafgaand aan januari 2019 in verband met de EVR-registratie in aanraking is geweest met de politie of justitie ten aanzien van een van de bij vraag 6 vermelde strafrechtelijke onderwerpen. Taxiverzekeringen concludeert dat causaal verband ontbreekt, omdat Avéro om die reden alsnog dekking had geweigerd en de schade van ZSM ook was geleden in het hypothetische geval dat de fout van Taxiverzekeringen wordt weggedacht.
5.27.
Dit verweer faalt omdat in de hypothetische situatie het aanvraagformulier van Avéro geen rol speelt. Vast staat dat Avéro geen voorlopige dekking wilde verlenen, zodat ZSM had moeten uitwijken naar een andere verzekeraar als Taxiverzekeringen haar had meegedeeld dat zij niet verzekerd was. Niet is gesteld dat andere verzekeraars hetzelfde aanvraagformulier hanteren.
Eigen schuld?
5.28.
Dezelfde argumenten heeft Taxiverzekeringen ook aangevoerd in het kader van een beroep op eigen schuld van ZSM (artikel 6:101 BW). Volgens Taxiverzekeringen heeft ZSM haar schade zelf veroorzaakt, omdat zij het aanvraagformulier onjuist of onvolledig heeft ingevuld. Op basis van die onjuiste antwoorden vertrouwde Taxiverzekeringen erop dat Avéro de aanvraag zou accepteren en als gevolg daarvan dekking zou verlenen. Taxiverzekeringen wist niet van de EVR-registratie van één van de vennoten van Taxiverzekeringen. Indien zij van de EVR-registratie had geweten, dan had Taxiverzekeringen deze dekkingsbevestiging niet gegeven en meteen aan ZSM geadviseerd om een aanvraag bij De Vereende in te dienen, zo betoogde [naam 3] namens Taxiverzekeringen tijdens de mondelinge behandeling.
5.29.
ZSM heeft dit tijdens de mondelinge behandeling weersproken. Beide vennoten hebben verklaard dat zij geen strafrechtelijk verleden hebben en niet met politie of justitie in aanraking zijn geweest. Volgens [naam 1] wist hij niet van de EVR-registratie en kwam hij daar voor het eerst achter toen Avéro de aanvraag weigerde. Daarvoor waren niet eerder verzekeringsaanvragen afgewezen of verzwarende voorwaarden gesteld. Sindsdien ontvangt hij vaker afwijzingen van verzekeringsaanvragen, waardoor hij zijn verzekeringen nu heeft afgesloten bij De Vereende. Ook op dit moment weet [naam 1] niet waarom hij een EVR-registratie op zijn naam heeft en wie deze melding heeft gedaan. Hij heeft niet geprobeerd deze informatie te achterhalen, ook niet met behulp van zijn advocaat. De advocaat van ZSM heeft erop gewezen dat ook banken een EVR-registratie kunnen doen als zij betalingsverkeer met het buitenland tegenkomen dat zij dubieus vinden.
5.30.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Taxiverzekeringen daarop aangevoerd dat een EVR-registratie het zwaarste middel is. Op grond van regelgeving is het verplicht om de betrokkene over de registratie te informeren. Taxiverzekeringen betwist daarom dat de vennoten niet wisten van de EVR-registratie.
5.31.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.32.
Op Taxiverzekeringen rust de stelplicht, en zo nodig, de bewijslast van de stelling dat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan Taxiverzekeringen kan worden toegerekend. Haar stelling dat het door [naam 2] ingevulde aanvraagformulier onjuist is ingevuld, heeft Taxiverzekeringen onderbouwd met de weigering van de aanvraag door Avéro op basis van de EVR-registratie van [naam 1] .
5.33.
De rechtbank volgt Taxiverzekeringen niet in het standpunt dat al vaststaat dat ZSM het aanvraagformulier onjuist en/of onvolledig beantwoord heeft, omdat Avéro de aangevraagde verzekering heeft geweigerd vanwege de EVR-registratie. Zoals de rechtbank hiervoor onder 5.6 heeft overwogen, stond het Avéro vrij om op basis van de EVR-registratie geen nieuwe verzekeringsovereenkomst met ZSM te willen sluiten. Deze beslissing moet onderscheiden worden van de beslissing om na de totstandkoming van een nieuwe verzekeringsovereenkomst uiteindelijk niet tot uitkering van de schade over te gaan vanwege een schending van de mededelingsplicht. Verder is relevant dat in vraag 5 en vraag 6 niet uitdrukkelijk naar het al dan niet bestaan van een EVR-registratie is gevraagd.
5.34.
Wel is het een feit van algemene bekendheid dat een EVR-registratie vaak leidt tot opzeggingen of weigeringen van verzekeringen of tot het stellen van verzwarende voorwaarden, waarnaar in vraag 5 van het aanvraagformulier is gevraagd. Dat maakt dat op Taxiverzekeringen een verzwaarde motiveringsplicht rust en zij voor haar betwisting niet met een enkele ontkenning kan volstaan. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op weg van ZSM om nadere informatie te verstrekken over de EVR-registratie. Deze informatie bevindt zich immers in haar domein. ZSM moet daartoe in staat worden geacht omdat [naam 1] recht op inzage in zijn registratie heeft.
5.35.
De rechtbank zal ZSM de gelegenheid geven deze informatie over de EVR-registratie alsnog bij akte te overleggen, zoals hierna onder 5.38 wordt toegelicht. Dit doet de rechtbank op de voet van artikel 22 Rv. Op grond van artikel 22 Rv heeft de rechter de discretionaire bevoegdheid om in elke stand van de procedure partijen te bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bescheiden te overleggen.
5.36.
Dit bevel is mede ingegeven door de verruiming van het partijdebat in een laat stadium van de procedure. Taxiverzekeringen heeft zich namelijk op het einde van de mondelinge behandeling voor het eerst erop beroepen dat ZSM naast vraag 6 ook vraag 5 op het aanvraagformulier onjuist of onvolledig heeft ingevuld. Vraag 5 staat in een dichter verband tot de EVR-registratie dan vraag 6, aangezien die vraag specifiek gericht is op contact met politie of justitie in het kader van bepaalde strafrechtelijke onderwerpen. Deze verruiming van het partijdebat is daardoor relevant voor de beslissing in deze procedure en ZSM dient gelegenheid te krijgen om daarop haar stellingen en onderbouwing aan te passen.
5.37.
In het geval dat vast komt te staan dat ZSM de vragen 5 en/of 6 van het aanvraagformulier onjuist heeft ingevuld, slaagt het beroep op eigen schuld. Taxiverzekeringen heeft immers onbetwist gesteld dat zij in dat geval ZSM niet had meegedeeld dat ze verzekerd was bij Avéro. Op basis van de nog te blijken omstandigheden zal dan een verdeling van de schadevergoedingsplicht worden gemaakt in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.
Akte
5.38.
De rechtbank geeft ZSM de gelegenheid om bij akte informatie te verstrekken over de aard en de inhoud van de EVR-registratie. De rechtbank verzoekt ZSM om toe te lichten wie de EVR-melding heeft gedaan, wanneer en waarom diegene de EVR-melding heeft gedaan, en wat de duur is van de EVR-registratie. Indien deze informatie daartoe aanleiding geeft, dient ZSM concreet te onderbouwen waarom de EVR-registratie wel of niet relevant is voor de beantwoording van vraag 5 en vraag 6. ZSM dient de rechtbank zoveel als mogelijk in staat te stellen om te kunnen beoordelen of ZSM vraag 5 en vraag 6 van het aanvraagformulier juist en volledig heeft ingevuld. Desgewenst kan zij zich ook uitlaten over de hoogte van de schade als bedoeld in rechtsoverweging 5.20.
5.39.
Taxiverzekeringen mag bij antwoordakte daarop reageren.
Verdere verloop van deze procedure
5.40.
In verband met het vertrek van mr. M.J.P. Heijmans van de rechtbank Gelderland, zal vanaf 15 mei 2025 een rechterswissel plaatsvinden. De behandelend rechter wordt mr. S.A.L. van de Sande. Om die reden zal heden een uitgewerkt proces-verbaal van de mondelinge behandeling aan partijen worden gezonden.
5.41.
In de door de partijen te nemen akte kunnen zij hun wensen met betrekking tot de wijze van voortprocederen laten weten.
5.42.
De rechtbank geeft partijen ten slotte uitdrukkelijk in overweging om zich te beraden over de overwegingen en beslissingen waartoe de rechtbank is gekomen en over de informatie die met de te nemen aktes wordt verkregen. Mogelijk geeft deze informatie, in samenhang bezien met de eisvermindering van ZSM, aanleiding om nogmaals met elkaar in overleg te treden.
5.43.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 11 juni 2025voor het nemen van een akte door ZSM over wat is vermeld onder 5.38 en 5.41, waarna Taxiverzekeringen op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.