Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
1.De procedure
2.De feiten en de kern van de zaak
Schenkingsakte hoge vrijstelling” (productie 15 bij dagvaarding) staat dat erflaatster een schenking van € 25.000,00 aan [naam zoon] doet.
Overeenkomst van geldlening.” (productie 18 bij dagvaarding) staat dat [naam zoon] op 3 januari 2015 aan erflaatster een bedrag heeft geleend van € 23.500,00. Bijgevoegd is een appendix van 1 januari 2016 waarin staat dat per 1 januari 2016 een extra geldlening van € 5.000,00 wordt verstrekt. Overeengekomen is dat de hoofdsom en rente bij overlijden van erflaatster opeisbaar worden maar dat eerdere betaling toegestaan is.
Deze volmacht treedt in werking vanaf het moment dat een daartoe bevoegd arts een gedagtekende schriftelijke verklaring heeft afgelegd, dat ik om medische redenen niet zelfstandig in staat ben om mijn eigen belangen behoorlijk te behartigen.”.
Schenkingen onder de levenden(…)
te doen(…).
Daarbij instrueer ik de gevolmachtigde om geen schenkingen te doen aan mijn zoon [tussenkomende partij] . Tot het doen van schenkingen aan zichzelf is de gevolmachtigde uitdrukkelijk wel bevoegd (Selbsteintritt). Daarbij instrueer ik de gevolmachtigde om deze schenkingen alsdan te doen als fideï-commissaire schenkingen ("tweetraps-schenkingen"), waarbij de gevolmachtigde de bezwaarde is en mijn kleinkinderen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de verwachters. De voorwaarde waaronder het recht van de bezwaarde eindigt en het recht van de verwachters ontstaat, is in elk geval het overlijden van de bezwaarde alsmede diens gebruikmaken van voorzieningen van overheidswege, waarvoor een vermogenstoets wordt gehanteerd.”.
Voor zover(…)
toch sprake zou zijn geweest van een volmacht, vernietig ik hierbij mede namens de personen genoemd sub 2, tweede streepje[ [gezamenlijke eisers] , opm. rb]
, deze volmacht en alle door of namens mijn moeder verrichte Rechtshandelingen, althans de daaruit voortvloeiende en daarmee samenhangende overeenkomsten(…)
:
- Primair omdat de desbetreffende Rechtshandelingen tot stand zijn gekomen door misbruik van omstandigheden, aangezien [naam zoon] en de personen vermeld sub 2, eerste streepje[ [gedaagde 2] en [gedaagde 3] e.a., opm. rb],
onder de omstandigheden van het geval wisten of hadden moeten begrijpen dat mijn moeder door bijzondere omstandigheden (bestaande uit afhankelijkheid, lichtzinnigheid en/of een abnormale geestestoestand als gevolg van ouderdomsdementie) werd bewogen tot het afgeven van een volmacht c.q. het verrichten van de Rechtshandelingen, terwijl zij het tot stand komen daarvan initieerden althans bevorderden, ofschoon hetgeen zij wisten of hadden moeten begrijpen hen daarvan had behoren te weerhouden (artikel 3:44(4) BW). - Subsidiair wegens geestelijke stoornis, omdat mijn moeders geestvermogens ten tijde van de totstandkoming van de volmacht c.q. Rechtshandelingen (blijvend) gestoord waren, zodat een met de verklaring overenstemmende wil bij wet geacht wordt te ontbreken, aangezien de stoornis een redelijke waardering van de bij de volmacht c.q. Rechtshandelingen betrokken belangen belette, althans onder invloed van die stoornis werd gedaan (artikel 3:34 BW). Relevant is dat deze voor mijn moeder nadelig waren (haar hele vermogen werd aldus weggesluisd, terwijl zij de gevolgen daarvan niet langer kon overzien).
- Meer subsidiair omdat deze door haar als onbekwaam persoon werd afgegeven (artikelen 3:63(2) io. 3:32(2) BW).”
De verklaring dat er sprake is van dementie is een weergave van een vaststaand gegeven, gebaseerd op onderzoeken en observaties zowel van mij als ook van anderen en als zodanig vastgelegd in haar medisch dossier. Strikt genomen is de toevoeging “waardoor zij niet meer in staat is om zelfstandig en weloverwogen beslissingen te nemen in complexe zaken" een oordeel gevende verklaring, welke volgens de richtlijnen van de KNMG niet door de behandelend arts afgegeven zou mogen worden.”.
3.Het geschil
- [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , ieder voor zich, hoofdelijk, althans [gezamenlijke eisers] gezamenlijk, te veroordelen tot betaling aan [gedaagde 1] van een bedrag van € 14.035,53, te vermeerderen met een enkelvoudige rente over de hoofdsom van € 11.198,48 van 7% per jaar, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie, althans vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag der algehele betaling,
- althans het vorderingsrecht van [gedaagde 1] op de nalatenschap van erflaatster ingevolge artikel 4:223 lid 2 BW vast te stellen op een bedrag van € 14.035,53, te vermeerderen met een enkelvoudige rente over de hoofdsom van € 11.198,48 van 7% per jaar, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie, althans vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag der algehele betaling,
- met veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de proceskosten.
4.De beoordeling
- aan [gedaagde 4] € 70.000,00
- aan [gedaagde 2] € 30.000,00
- 8 juni 2011: € 2.500,00 aan [naam zoon]
- 11 juli 2011: € 2.500,00 aan [naam zoon]
- 16 mei 2012: € 5.000,00 aan [naam zoon]
- 27 juni 2013: € 2.000,00 aan [gedaagde 2]
- 1 juli 2013: € 2.000,00 aan [gedaagde 3]
- 5 december 2014: € 25.000,00 aan [naam zoon]
- 27 oktober 2016: € 5.304,00 aan [naam zoon]
- 16 januari 2017: € 239,59 aan [naam zoon]
- 30 november 2017: € 5.320,00 aan [naam zoon]
- 30 november 2017: € 154,00 aan [gedaagde 3] .
een daartoe bevoegd arts’een gedagtekende schriftelijke verklaring heeft afgelegd, waarin staat dat erflaatster om medische redenen niet zelfstandig in staat is om haar eigen belangen behoorlijk te behartigen. Weliswaar heeft drs. [naam huisarts] op 17 mei 2018 schriftelijk verklaard dat erflaatster niet meer in staat was om zelfstandig en weloverwogen beslissingen te nemen in complexe zaken, maar [gezamenlijke eisers] betwist dat dit een verklaring is als bedoeld in het levenstestament. Volgens [gezamenlijke eisers] was drs. [naam huisarts] als behandelend huisarts niet bevoegd om te verklaren dat erflaatster niet meer zelfstandig in staat was om haar belangen te behartigen. [gezamenlijke eisers] wijst daarbij op de reactie van drs. [naam huisarts] van 15 augustus 2019, naar aanleiding van vragen van [eiser 1] : “
De verklaring dat er sprake is van dementie is een weergave van een vaststaand gegeven, gebaseerd op onderzoeken en observaties zowel van mij als ook van anderen en als zodanig vastgelegd in haar medisch dossier. Strikt genomen is de toevoeging “waardoor zij niet meer in staat is om zelfstandig en weloverwogen beslissingen te nemen in complexe zaken" een oordeel gevende verklaring, welke volgens de richtlijnen van de KNMG niet door de behandelend arts afgegeven zou mogen worden.”
daartoe bevoegd arts’ en kan dus niet worden geëist dat de kwalificatie van een ‘
daartoe bevoegde arts’ voldoet aan de criteria van de KNMG die zien op andersoortige indicaties dan een door erflaatster vrij bepaalde. Volgens [gezamenlijke gedaagden] ligt het in het licht van de bedoelingen van erflaatster het meest voor de hand dat de verklaring wordt afgelegd door een arts die erflaatster het beste kende en beschikte over het volledige medische dossier. Bovendien is de voorwaarde waaronder de volmachtgever de inwerkingtreding van de volmacht verlangt, de wilsonbekwaamheid zelf en niet de visie van de arts, aldus [gezamenlijke gedaagden]
een afhankelijke weduwe die volledig op [naam zoon] heeft vertrouwd om haar zaken te regelen” was, maar [gezamenlijke eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat deze afhankelijkheid ook tot misbruik heeft geleid. Dat erflaatster op leeftijd was en dat [naam zoon] haar hielp met administratie en het huishouden is daarvoor onvoldoende. In zoverre is ook geen sprake van bijzondere omstandigheden waar in het kader van gesteld misbruik van omstandigheden een beroep op kan worden gedaan.
liquidevermogen had om de schenkingen te doen. Op de zitting is besproken dat erflaatster steeds iets spaarde van haar inkomen uit pensioen en aow. In dit licht is onvoldoende onderbouwd dat de jaarlijkse schenkingen tot het fiscaal vrijgestelde bedrag aan [naam zoon] als bovenmatig moeten worden aangemerkt. De giften genoemd onder n, o, en r behoeven daarom niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van de legitieme portie. Wat betreft het op 23 april 2015 overgemaakte bedrag (m) overweegt de rechtbank dat [gezamenlijke gedaagden] niet betwist dat het om een gift gaat. Volgens haar betreft dit niet een ongebruikelijke of bovenmatige gift. Dit standpunt heeft zij echter niet nader onderbouwd. Gelet op het feit dat in hetzelfde jaar ook nog een bedrag ter hoogte van de fiscale vrijstelling is geschonken, had dit echter wel op haar weg gelegen. De rechtbank zal daarom het bedrag van € 500,00 in aanmerking nemen bij de berekening van de legitimaire massa.
11 juni 2025voor het nemen van een akte door [gezamenlijke eisers] over hetgeen is overwogen in 4.41.
5.De beslissing
11 juni 2025voor het nemen van een akte door [gezamenlijke eisers] over hetgeen overwogen in 4.41,