16.1.Hetzelfde geldt in zoverre voor aversieve conditionering, zoals paintballen. In het rapport van [Deskundige 1] van 27 april 2025 staat beschreven dat dit in een vroeg stadium van habituering nog een reële alternatieve optie was geweest, maar dat dit dan al veel eerder ingezet had moeten worden. Het afwijkend gedrag is dusdanig vergevorderd en de wolf bevindt zich in een recreatieve omgeving waarbij meer wolf-mens interacties onvermijdelijk zijn, waardoor het niet aannemelijk is dat aversieve conditionering nog effectief is. Op zitting heeft de wolvendeskundige van het college daarover toegelicht dat hij niet geheel kan uitsluiten dat paintballen nog een positief effect zou kunnen hebben op het afwijkende gedrag van de wolf, omdat daar simpelweg nooit onderzoek naar is gedaan. Uit Amerikaanse data blijkt wel dat het zou kunnen werken, maar de wolvendeskundige van het college heeft daar desgevraagd over opgemerkt dat het bij dat onderzoek niet om wolven ging die betrokken waren bij bijtincidenten (en dus verdergaand afwijkend gedrag vertoonden dan enkel niet-schuw gedrag). De voorzieningenrechter kan daarom niet met zekerheid vaststellen dat aversieve conditionering nog een geschikt alternatief is. Net als bij het tijdelijk sluiten van het park, blijkt ook bij paintballen pas of dit nog effect heeft door het te proberen. De kans dat het niet werkt is reëel en dit blijkt pas als het opnieuw mis zou gaan, waarbij niet is uitgesloten dat de gevolgen van een volgend bijtincident verder zouden strekken. De voorzieningenrechter begrijpt dat het college het belang van de openbare veiligheid zwaarder laat wegen dan de inzet van paintball of andere impactvolle projectielen, zonder dat wetenschappelijk vaststaat dat dit een effectief en geschikt alternatief is.
Monitoren en/of verjagen van de wolf
17. Ten aanzien van de stelling dat monitoren een geschikt alternatief is, merkt de voorzieningenrechter nog op dat hiermee het afwijkend gedrag van de wolf niet wordt weggenomen. Met monitoren kan slechts worden bereikt dat de wolf gevolgd kan worden tot het volgende incident, maar daarmee kan een incident niet voorkomen worden. Ook het verjagen is geen gelijkwaardig alternatief, omdat het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de (probleem)wolf zich niet gemakkelijk laat verjagen. Daarbij heeft verjagen maar een zeer tijdelijk effect en neemt dit bovendien het afwijkende gedrag niet weg.
Andere geopperde alternatieven
18. Verzoeksters hebben nog een heel aantal andere alternatieven aangedragen, zoals meer toezicht en handhaving op de paden in het park, een picknickverbod en een verbod om te voeren. Dit zijn algemene maatregelen die de derde-partij en het college inderdaad zouden kunnen nemen en deels ook al genomen hebben, maar dat zijn meer preventieve maatregelen. De voorzieningenrechter merkt op dat zij verzoeksters wel kan volgen in hun algemene stelling dat het probleemgedrag van wolven vaak het gevolg is van menselijk handelen waardoor een wolf minder schuw wordt. Het is dan ook begrijpelijk en terecht dat zij het college en de derde-partij oproepen meer preventieve maatregelen te nemen en ook hard op te treden tegen mensen die wolven voeren en lokken. Ook zou het wenselijk zijn als de derde-partij zou meewerken aan de landelijke monitoring van wolven door BIJ12, zodat de ontwikkeling van de populatie zo inzichtelijk mogelijk is en incidenten van individuele wolven beter in kaart gebracht kunnen worden. Dat kan voorkomen dat situaties als die op 13 april 2025 zich voordoen. Dat verandert de situatie van de (probleem)wolf in deze zaak op dit moment echter niet meer. De voorzieningenrechter volgt het college dat dergelijke preventieve maatregelen op dit moment geen oplossing meer zijn om het gevaar van de (probleem)wolf weg te nemen.
Doet de activiteit afbreuk aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan?
19. Verzoeksters wijzen erop dat de staat van instandhouding van de wolf in Nederland (maar ook breder in Centraal Europa) onveranderd niet gunstig is. Uit alle literatuur en jurisprudentie blijkt dit ook, aldus verzoeksters. Omdat de staat van instandhouding van de wolf niet gunstig is, is het niet toegestaan om de wolf te doden. Ook hebben verzoekster erop gewezen dat niet is uitgesloten dat de (probleem)wolf de vaderwolf in de roedel is. Het afschot van de (probleem)wolf heeft dan gevolgen voor de hele roedel.