ECLI:NL:RBGEL:2025:3856

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
433634
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van stormschade aan een dak en de omvang van de overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een woning, schadevergoeding van gedaagde, een dakdekkersbedrijf, wegens gebrekkige uitvoering van herstelwerkzaamheden aan zijn dak na stormschade in 2018. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht, omdat de dakbedekking niet deugdelijk is gefixeerd en er onvoldoende ballast is aangebracht. Gedaagde betwist aansprakelijkheid en stelt dat de gebreken aan het dak al bestonden voor de storm en dat hij slechts de stormschade heeft hersteld. De rechtbank oordeelt dat gedaagde niet aansprakelijk is voor de reeds bestaande gebreken, maar wel tekort is geschoten in het aanbrengen van een kitvoeg. De rechtbank laat gedaagde toe tot bewijslevering over de vraag of eiser al voor de storm op de hoogte was van de gebreken aan het dak en of gedaagde eiser heeft gewaarschuwd voor deze gebreken. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/433634 / HA ZA 24-155 / 592 / 650
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D.D. Senders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B. van Treijen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2024,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). De woning is voorzien van platte daken met EPDM dakbedekking die (deels) los op het dak ligt. De bouw van de woning is gestart in 2009 en was in 2012 gereed. Eind 2009 is de aannemer failliet gegaan. Daarna heeft [eiser] de woning laten afbouwen door middel van losse opdrachten aan verschillende aannemers. Het dak is aangebracht door een door [eiser] ingeschakelde dakdekker. Deze dakdekker is in de periode rond de oplevering van de woning in juni 2012 failliet gegaan en heeft in privétijd het dak afgemaakt. Bij het aanbrengen van het dak in 2012 is geen ballastgrind aangebracht en geen kimfixatie (kimfixatie is het vastmaken met schroeven van de EPDM dakbedekking aan de zijranden ter plaatse van de opstaande dakranden) toegepast. Het dak is voorzien van diverse stadsuitlopen, waarmee water wordt afgevoerd naar de hemelwaterafvoer. Op het dak heeft [eiser] zonnepanelen laten aanbrengen.
2.2.
[gedaagde] heeft een dakdekkersbedrijf en handelt onder de naam [gedaagde] Zink en Dakwerk,
2.3.
Begin 2018 is stormschade ontstaan aan het dak van de woning. De aanwezige dakbedekking is daarbij losgekomen van het dak. [eiser] heeft toen contact opgenomen met [gedaagde] . [gedaagde] is samen met [eiser] op het dak gaan kijken. Vervolgens heeft [gedaagde] op 28 februari 2018 een offerte gemaakt voor een bedrag van € 6.667,10 (inclusief btw). De offerte luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
“Betreft; Offerte stormschade EPDM dakbedekking.
(…)
- Het lossnijden van de EPDM dakbedekking ter plaatse van de opstanden.
- Het terug/vlak leggen van de opgewaaide dakbedekking.
- Het leveren en opnieuw aanbrengen (lijmen) van een strook EPDM ter plaatse van de opstanden.
- Het sealen van de nieuwe strook EPDM dakbedekking met band.
- Het uitrichten van de opgewaaide zonnepanelen.
- Het terugleggen van de ballast tegels.
(…)”
2.4.
[eiser] is akkoord gegaan met de offerte. [gedaagde] heeft in de eerste helft van 2018 werkzaamheden uitgevoerd aan het dak. [eiser] heeft de factuur van [gedaagde] van
2 juni 2018 ter hoogte van € 6.667,10 inclusief BTW betaald.
2.5.
In 2021 heeft [eiser] een lekkage geconstateerd. Medio 2021 heeft [eiser] [gedaagde] gebeld om het dak te controleren. [gedaagde] heeft het dak bekeken en geconstateerd dat hij in 2018 is vergeten om de naden tussen de daktrim en de door hem nieuw aangebrachte stroken EPDM-folie te kitten. [gedaagde] heeft toegezegd dat kitwerk alsnog uit te voeren.
2.6.
Bij e-mailbericht van 18 november 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] meegedeeld dat de door [gedaagde] aangebrachte EPDM-folie niet goed is verlijmd en dat daardoor water op het dak komt, dat er via de zijkant afloopt, waardoor schade aan de isolatielaag en het stucwerk ontstaat. [eiser] verzoekt [gedaagde] om een afspraak te maken om dit probleem te verhelpen.
2.7.
Daarna hebben partijen via e-mail met elkaar gecorrespondeerd onder meer over wanneer [gedaagde] de gebreken aan het dak zou komen repareren, waarbij [gedaagde] heeft toegezegd deze voor 1 januari 2022 op te lossen op zijn kosten.
2.8.
Bij e-mailbericht van 13 januari 2022 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] , ARAG, [gedaagde] meegedeeld dat hij de werkzaamheden aan het dak in 2018 niet deugdelijk heeft uitgevoerd en is [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de lekkage ontstane schade aan de woning van [eiser] . ARAG kondigt een deskundigenonderzoek aan waarbij [gedaagde] zal worden uitgenodigd om aanwezig te zijn.
2.9.
Op initiatief van ARAG/ [eiser] heeft op 11 april 2022 een deskundigenonderzoek plaatsgevonden door Peters Bouwkundig Adviesbureau (hierna: Peters) in bijzijn van [eiser] , [gedaagde] en de verzekeringstussenpersoon van [gedaagde] . In het rapport van Peters van 27 mei 2022 staat dat de herstelkosten voor het dak € 14.824,68 inclusief BTW bedragen. Het rapport luidt verder, voor zover hier relevant, als volgt:

9. Analyse
Na het bestuderen van de ontvangen gegevens en de opname ter plaatse zijn de volgende punten vastgesteld.
- Er is een EPDM dakbedekking aangebracht op de woning tijdens de bouwperiode. Onder de EPDM dakbedekking is een isolatie laag aangebracht op een betonnen dakvloerconstructie. De EPDM bedekking is los aangebracht op de onderconstructie. Tijdens de realisatie van de woning was geen ballastgrind aangebracht op het dak om zorg te dragen voor een blijvende fixatie van de
dakbedekking op de dakconstructie.
- De oorspronkelijke EPDM dakbedekking ligt geheel los van de ondergrond. Op diverse locaties zijn plooien aanwezig en nabij de afvoeren is zijn enkele stadsuitlopen niet gefixeerd aan de constructie.
- De door [gedaagde] zink- en dakwerk aangebrachte EPDM folie is op diverse locaties onthecht van de oorspronkelijke EPDM bedekking.
- Op meerdere locaties is zichtbaar dat de stadsuitloop niet tot in de hemelwaterafvoer is aangebracht. Hierdoor stroomt er water langs de gevel en hemelwaterafvoeren.
- Ter plaatse van de linkergevel van de garage is een aantasting van het gevelpleisterwerk zichtbaar
nabij de hemelwaterafvoer.

10.Conclusie

(…)
a. Wat is uw oordeel over de staat van het dak / de in 2018 uitgevoerde werkzaamheden?
De staat van het aangebrachte EPDM bedekking uit 2012 is matig / onvoldoende. Bij de het aanbrengen van de dakbedekking is gekozen voor een losliggend dakbedekkingssysteem. Dit is mogelijk echter dienen er dan voldoende voorzieningen aangebracht te worden om de dakbedekking op een andere wijze te fixeren. Dit betekend dat de randen voorzien moeten worden van een verlijmde fixatie en dat de gehele dakbedekking van een ballast voorzien moet worden. Tijdens de inspectie is waargenomen dat er te weinig ballast aanwezig is om de dakbedekking te fixeren. Er zijn zonnepanelen op frames aangebracht en langs de randen zijn betontegels aangebracht. Echter grote gedeeltes van de dakbedekking zijn niet voorzien van ballast. Hierdoor kan de dakbedekking bewegen en er plooien ontstaan en de diverse stadsuitlopen niet correct zijn gesitueerd zodat het water niet geheel wordt afgevoerd in de hemelwaterafvoeren.
Na de storm in 2018 heeft [gedaagde] zink- en dakwerk de oorspronkelijke EPDM dakbedekking terug gelegd. Deze EPDM dakbedekking is gefixeerd aan de ondergrond. Na deze werkzaamheden is door [gedaagde] zink- en dakwerk is een EPDM folie over de dakranden en opstanden aangebracht. Grote delen van deze EPDM folie is onthecht van de EPDM dakbedekking. De aangebrachte overlaging had en heeft nauwelijks een meerwaarde. Om zorg te dragen voor een fixatie van de dakranden heeft [gedaagde] zink- en dakwerk betontegels langs de dakranden aangebracht. Dit blijkt echter onvoldoende ballast te zijn, de dakbedekking vertoont wederom plooivorming en verschillende stadsuitlopen zijn losgekomen uit de constructie waardoor er water langs de gevels stroomt na een regenbui.
b. Wat is uw oordeel over de daarbij gebruikte materialen?
Bij de realisatie van het dak medio 2012 is een EPDM dakbedekking gebruik. Na de visuele beoordeling is geconstateerd dat het een hoogwaardig materiaal betreft. De EPDM dakbedekking bestaat uit banen welke onderling verlijmd zijn. Deze naden vertonen geen bovenmatige gebreken zoals openingen of kieren/gaten, ook niet na de storm in 2018. De montage wijze van het materiaal in 2012 was echter onvoldoende. Door het ontbreken van voldoende ballast is de fixatie tussen de ondergrond en de EPDM bedekking nabij de randzones losgelaten waardoor nagenoeg de gehele dakbedekking los op het dak ligt. Tijdens de storm in 2018 is daardoor de dakbedekking opgewaaid. Waardoor er vocht onder de isolatie en achter de gevelisolatie is gestroomd. De dakbedekking wordt op dit moment grotendeels op zijn plaats gehouden door de aangebrachte zonnepanelen en de betonnen randtegels.
Onderdeel van de offerte van [gedaagde] zink- en dakwerk was naast het terugplaatsen van de EPDM dakbedekking het overlagen van de dakranden en opstanden met een EPDM folie. De montagewijze van een folie is verschillen in vergelijking met de aangebrachte EPDM bedekking. Ook de werking van de EPDM folie is verschillen met de aanwezige EPDM bedekking. Door de verschillen in de toegepaste materialen en een foutieve fixatie methode waarbij verzaakt is om de naad tussen de daktrim en EPDM folie te voorzien van kitwerk, heeft de overlaging middels EPDM folie nagenoeg geheel losgelaten.
De meerwaarde van de EPDM folie is echter niet aanwezig. Wanneer de van oorsprong aangebrachte EPDM dakbedekking correct was terug geplaatst waarbij voldoende rekening gehouden was met het aanbrengen van ballast was het aanbrengen van de EPDM folie niet noodzakelijk geweest.
c. Waardoor is de schade veroorzaakt?
Er zijn schades zichtbaar aan de EPDM folie welke is aangebracht door [gedaagde] zink- en dakwerk. Zoals in de beantwoording van vraag b aangegeven is er sprake van een onthechting door het inwerken van vocht. Enerzijds is dit ontstaan door het verschil in toegepaste materialen, anderzijds is dit een gevolg van het niet voldoende waterdicht afwerken van de EPDM folie middels kitwerk. Deze schade is ontstaan door [gedaagde] zink- en dakwerk.
Er is schade zichtbaar aan de oorspronkelijke EPDM bedekking. Dit betreft voornamelijk plooivorming en de niet gefixeerde stadsuitlopen. Deze schade is veroorzaakt door het ontbreken van voldoende ballast op het dak. Wanneer er voldoende ballast aanwezig is op de dakbedekking kan de dakbedekking niet bewegen. Wanneer het dak voorzien was van een ballastgrind onttrok het grind ook zonlicht aan het oppervlak waardoor de dakbedekking minder warm wordt en dus minder uitzet bij opwarming. Deze schade is ontstaan door de dakdekker welke deze EPDM dakbedekking heeft aangebracht.
In de gevels is tevens schade zichtbaar. Het pleisterwerk laat plaatselijk los van de ondergrond. Dit is voornamelijk zichtbaar rond de diverse hemelwaterafvoeren en stadsuitlopen. Tijdens de inspectie waren er geen actuele lekkages aanwezig in de woning. Ook zijn er geen actuele lekkages zichtbaar in de dakbedekking nabij de stadsuitlopen. Wel is zichtbaar dat de stadsuitlopen niet aansluiten op de hemelwaterafvoeren waardoor er water langs de gevel stroomt. Dit water komt echter niet achter de gevelisolatie waardoor het gevelpleisterwerk aangetast kan worden. Het onvoldoende aansluiten van de stadsuitlopen op de hemelwaterafvoeren is veroorzaakt tijdens de herstelwerkzaamheden door [gedaagde] zink- en dakwerk.
d. Is herstel mogelijk en zo ja, welke kosten zijn hiermee gemoeid?
Herstel is mogelijk. Om de dakbedekking te herstellen is het noodzakelijk dat deze voldoende gefixeerd wordt aan de ondergrond. Dit dient uitgevoerd te worden middels het aanbrengen van voldoende ballast. Voor het aanbrengen van de ballast dient de EPDM folie welke door [gedaagde] zink- en dakwerk is aangebracht verwijderd te worden. De EPDM dakbedekking in het vlak dient gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van plooien, en (kleine) openingen ter plaatse van de naden. De geconstateerde plooien en (kleine) openingen dienen verwijderd te worden.
Ter plaatse van de stadsuitlopen is het echter noodzakelijk om de gehele dakbedekking te verwijderen. Na de controle van de doorvoer en dakopbouw dient een nieuwe stadsuitloop aangebracht te worden waarna er gedeeltelijke een nieuwe EPDM dakbedekking aangebracht kan worden. De EPDM dakbedekking ter plaatse van de dakopstanden tussen de stadsuitlopen dienen gefixeerd te worden aan de ondergrond. Zoals gezegd kan na de uitvoering van deze werkzaamheden de ballast aangebracht worden.
Voor de uitvoering van bovenstaande herstelwerk is het noodzakelijk dat gecontroleerd wordt door een bouwkundig constructeur of de huidige dakconstructie berekend is op de toevoeging van ballast.
(…)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 7 juni 2022 heeft ARAG het rapport van Peters aan [gedaagde] toegezonden. Daarin wordt [gedaagde] verzocht om binnen twee weken de door Peters genoemde herstel- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren. Ook wordt [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de gevolgschade (schade aan de woning door een lekkage) van minimaal € 2.500,00.
2.11.
De verzekeraar van [gedaagde] , Nationale Nederlanden, heeft vervolgens onderzoeksbureau Crawford ingeschakeld om een contra-expertise uit te voeren. Crawford heeft het dak op 30 augustus 2022 geïnspecteerd in bijzijn van [eiser] , [gedaagde] en de verzekeringstussenpersoon van [gedaagde] . Bij brief van 16 september 2022 heeft Crawford aan [eiser] het volgende meegedeeld:
“ [gedaagde] Zink en Dakwerk heeft destijds opdracht van u gekregen om onder meer de plooien te verwijderen. Hiertoe heeft [gedaagde] Zink en Dakwerk de bestaande EPDM-dakbedekking ter plaatse van de binnenzijde van de opstand rondom het dak ingesneden om daarna de dakbedekking weer recht te leggen. Daarna is langs de randen, over de insnijding, een strook EPDM-dakbedekking verlijmd op de bestaande EPDM-dakbedekking. Daarbij is ter plaatse van de aansluiting tussen de daktrim en de nieuw aangebrachte strook geen kitrand aangebracht ter afdichting. (…)
In de loop van de tijd blijkt dat vocht tussen beide lagen EPDM-dakbedekking is gekomen. Ook kan geconstateerd worden dat de aangebrachte EPDM-strook op diverse plaatsen loslaat. Met name bij de hoeken van het dakvlak was dit zichtbaar. Ook kunnen wij op deze plekken zien dat vocht bij de insnijding onder de originele EPDM-dakbedekking is gekomen. Onduidelijk is vanaf wanneer dit is ontstaan en hoeveel vocht onder de EPDM-dakbedekking is gekomen.
Wij begrijpen dat op enkele plekken het stucwerk op de buitengevels nat is en is aangetast. U wijt dit aan vocht dat vanaf het dak, door de aangebrachte insnijding, achter het stucwerk is gekomen. Voor herstel van deze plekken in het stucwerk verzoeken wij u gespecificeerde opgave te doen van de kosten van herstel, bijvoorbeeld door middel van een offerte of factuur.
Daarnaast hebben wij geconstateerd dat de horizontale verbindingsstukken tussen het dakvlak en de standleiding van de hemelwaterafvoer, op meerdere plaatsen naar binnen lijkt te zijn verschoven. U wijt dit aan de werkzaamheden van [gedaagde] Zink en Dakwerk. Wij achten het echter aannemelijk dat bij de storm in 2018, door het opbollen van de EPDM-dakbedekking, de EPDM-dakbedekking de horizontale verbindingsstukken naar binnen heeft getrokken. Wij achten het dan ook niet
aangetoond dat dit door de werkzaamheden van [gedaagde] Zink en Dakwerk komt.
Met betrekking tot het herstel van de werkzaamheden die door [gedaagde] Zink en Dakwerk zijn uitgevoerd, zoals het (deels) loslaten van de EPDM-dakbedekking en het eventueel aanbrengen van
een kitrand, verzoeken wij u dit met [gedaagde] Zink en Dakwerk af te stemmen. (…)”
2.12.
Daarna is in de periode vanaf september 2022 door partijen gecorrespondeerd over de omvang van de opdracht aan [gedaagde] , de onderzoeksbevindingen van de ingeschakelde deskundigen en over het herstel van het dak.
2.13.
ARAG heeft bij e-mailbericht van 27 september 2022 aan [gedaagde] geschreven dat uit het rapport van Crawford blijkt dat de uitloopstukken naar de hemelwaterafvoer door de storm reeds naar binnen zijn geschoven, waaruit onomstotelijk blijkt dat [gedaagde] dit had moeten herstellen. [gedaagde] wordt gesommeerd de herstel- en vervangingswerkzaamheden uit te voeren.
2.14.
In een brief van 22 november 2022 van de rechtsbijstandsverzekeraar van [gedaagde] , DAS, staat dat [gedaagde] slechts is gevraagd om de stormschade te herstellen, dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor het ontbreken van voldoende ballast op het dak en dat [gedaagde] uitsluitend bereid is de kitnaden te herstellen.
2.15.
Bij brief van 19 april 2023 heeft ARAG aan DAS meegedeeld dat [gedaagde] in verzuim is met het herstel van het dak en dat [eiser] geen nakoming meer vordert met betrekking tot de gebreken, maar vervangende schadevergoeding zoals bedoeld in artikel 6:87 BW. Daarin wordt [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 18.036,80 ter zake van de herstelkosten en kosten van de deskundige.
2.16.
In reactie daarop heeft DAS aan ARAG meegedeeld dat zij namens [gedaagde] een contra-expert zal inschakelen.
2.17.
In mei 2023 heeft [gedaagde] kitwerkzaamheden uitgevoerd aan het dak van [eiser] .
2.18.
In opdracht van [gedaagde] is op 19 september 2023 een expertise op het dak verricht door Top Expertise (hierna: Top) in bijzijn van [eiser] . Het rapport van Top van
4 december 2023 is op 2 januari 2024 toegezonden aan ARAG met een begeleidend
e-mailbericht, waarin is meegedeeld dat [gedaagde] de door [eiser] gevorderde geldbedragen niet zal betalen. Het rapport van Top luidt, voor zover hier relevant, als volgt:

Beantwoording van de onderzoeksvragen:
1. Wat is uw oordeel over de staat van het dak/de in 2018 door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden?
Allereerst willen wij hier aangeven dat de wijze waarop de bestaande EPDM-bedekking in 2012 was aangebracht, ondeugdelijk was. Door het ontbreken van een kim- en randfixatie in combinatie met het ontbreken van een ballastlaag maakt dat de bedekking extreem gevoelig was voor windinvloeden. Dit geldt tevens voor de noodzakelijk fixering van de plakplaten van de stadsuitlopen. De werkzaamheden voldoen niet aan de vak- en uitvoeringsrichtlijnen die van toepassing zijn voor het aan brengen van een dergelijke EDPM-dakbedekking. Dit heeft ook
geleid tot de schade in 2018. Wij menen dat die schade reeds eerder aanwezig moet zijn geweest en zich in de loop der jaren heeft verergerd.
Wij menen dat de door [gedaagde] uitgevoerde en overeengekomen herstelwerkzaamheden in 2018 goed zijn uitgevoerd met uitzondering van de toen ontbrekende kitvoeg langs de daktrim en het delamineren van de nieuwe randstrook op de bestaande bedekking. Het leveren en aanbrengen van een kimfixatie was niet in de offerte van [gedaagde] aan [eiser] opgenomen. [gedaagde] constateerde de ontbrekende kimfixatie pas bij de uitvoering van de herstelwerkzaamheden en zou dit toen ook terstond bij [eiser] hebben gemeld.
2. Wat is uw oordeel over de daarbij gebruikte materialen?
De aangewende materialen voor het herstel voldoen ons inziens voor het bestemde doel.
3. Is sprake van gebreken van de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden? Zo ja, waaruit bestaan deze gebreken?
Ja. Zoals bij onze beantwoording van vraag 1 betreft het hier om een ontbrekende kitvoeg.
De oorzaak van het delamineren van de nieuwe randstrook op de bestaande bedekking hebben wij visueel niet kunnen vaststellen.
4. Welke oorzaken kunnen voor de gebreken worden aangewezen?
Het ontbreken van de kitvoeg betreft een onnauwkeurigheid. Het delamineren van de nieuwe randstrook op de bestaande EPDM-bedekking kan het gevolg van verweking van de lijm zijn. In dat geval is er een onjuiste lijm aangebracht. Het kan ook het gevolg zijn van de thermische werking van de EPDM, onvoldoende/ontbrekende reiniging van de bestaande bedekking of door optredende spanning in de EPDM-bedekking door windinvloeden. Wat de exacte oorzaak van dit gebrek is hebben wij, zoals eerder aangegeven, niet visueel kunnen vaststellen.
(…)
6. Is herstel mogelijk? Zo ja, op welke wijze dienen de gebreken
te worden hersteld?
Herstel is mogelijk. Dit kan worden uitgevoerd door de nieuw aangebrachte EPDM-stroken over de dakranden van het hoofd gebouw en de garage te verwijderen. Hierna kan de bestaande bedekking op de dakranden inclusief de daktrim worden verwijderd. De bestaande bedekking kan men tot circa 200 mm tegen de dakranden afsnijden. De stadsuitlopen dienen te worden verwijderd. Hierna dienen de kimfixaties te worden aangebracht in de bestaande bedekking tot in de constructieve ondervloer en kunnen nieuwe stadsuitlopen worden gemonteerd en gefixeerd. Vervolgens kunnen er nieuwe randstroken over de dakranden tot op het dak worden aangebracht inclusief de daktrimmen (…). Tot slot dient er een ballastlaag op het dak te worden aangebracht in de vorm van grind. Deze kan tussen de zonnepanelen worden aangebracht.
(…)
8. Is er sprake van gevolgschade? Zo ja, waaruit bestaat deze schade?
Er is wel degelijk sprake van gevolgschade. Wij merken op dat deze schade ons inziens niet het gevolg is van de door [gedaagde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden. De schade behelst het gevelstucwerk op de gevels ter plaatse van een viertal hemelwaterafvoeren een aan een onderzijde op de noordgevel. Het stucwerk scheurt en laat los van de ondergrond. Dit als gevolg van vochtintreding in het gevelstucsysteem.
(…)
Raming van de kosten:
Wij ramen de kosten voor het herstel van de bedekking als volgt:
(…)
Totaal inclusief btw € 24.950,--
(…)”
2.19.
Nationale Nederlanden heeft namens [gedaagde] op 8 maart 2024 (na betekening van de dagvaarding) een bedrag van € 11.567,29 betaald aan [eiser] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na eisvermindering – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 31.812,54 uit hoofde van vervangende schadevergoeding en/of/althans gevolgschade, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.462,65 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 1.364,30 aan expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt primair dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de deugdelijke nakoming van de werkzaamheden aan het dak. [gedaagde] heeft de werkzaamheden volgens [eiser] niet helemaal en deels gebrekkig uitgevoerd. Uit het rapport van Peters blijkt dat de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden, met name door het ontbreken van de randfixatie en voldoende ballast, niet hebben kunnen voorkomen dat de dakbedekking kon bewegen, met als gevolg dat de stadsuitlopen uit de hemelwaterafvoeren zijn geraakt en het stucwerk op de zijgevels is vernield door langsstromend water. [gedaagde] is gelegenheid geboden het werk te herstellen maar heeft dit – behoudens wat slordig kitwerk – niet gedaan en is in verzuim geraakt. [eiser] wenst geen herstel meer door [gedaagde] maar vervangende schadevergoeding en heeft daarom de verbintenis tot nakoming omgezet (ex artikel 6:87 BW). Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagde] in strijd met zijn waarschuwingsplicht heeft gehandeld (ex artikel 7:754 BW). Mocht worden geoordeeld dat het deugdelijk fixeren van de dakbedekking niet onder de opdracht van [gedaagde] viel, dan had [gedaagde] [eiser] erop moeten wijzen dat de aan [gedaagde] gegeven opdracht niet volledig was.
De schade die [gedaagde] moet vergoeden bestaat uit de kosten voor herstel van het dak (€ 24.950,00), de kosten voor herstel van de schade aan het gevelstucwerk (€ 18.429,83), buitengerechtelijke kosten (€ 1.462,65) en de kosten van deskundige Peters (€ 1.364,30) Het bedrag van € 11.567,29 dat Nationale Nederlanden heeft betaald strekt daarop in mindering.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade aan het dak omdat deze schade is veroorzaakt doordat het dak in 2012 verkeerd is aangelegd. De gebreken aan het dak bestonden al voor de storm van 2018 omdat onder meer voldoende ballast en kimfixatie ontbraken. [eiser] wist van de gebreken en [gedaagde] heeft [eiser] ook gewaarschuwd voor die gebreken. Er is niet afgesproken dat [gedaagde] die reeds bestaande gebreken aan het dak zou herstellen. [eiser] heeft [gedaagde] ingeschakeld om de stormschade van 2018 snel te repareren en deze werkzaamheden heeft [gedaagde] correct uitgevoerd. [gedaagde] is wel vergeten de kitvoeg aan te brengen, maar dat heeft hij later hersteld. Nationale Nederlanden heeft verder een bedrag van € 11.567,29 betaald als compensatie aan [eiser] en alle eventuele schade is daarmee gedekt. Indien [gedaagde] meer moet betalen dan komt [eiser] te verkeren in een betere positie dan waarin hij verkeerde bij oplevering van zijn woning in 2012, wat niet de bedoeling is. Verder heeft [eiser] eigen schuld aan de schade omdat hij wist dat zijn dak bij nieuwbouw gebrekkig was maar hij desondanks geen kimfixatie of ballastgrind heeft laten aanbrengen, aldus [gedaagde] . Hij betwist tevens het causaal verband en de hoogte van de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen vast staat dat het dak in 2012 is opgeleverd met gebreken, namelijk onvoldoende ballast (grind) en ontbrekende kimfixatie waarmee de (deels) losliggende EPDM dakbedekking op zijn plaats had moeten worden gehouden. Ook staat niet ter discussie dat [gedaagde] niet betrokken is geweest bij de bouw en oplevering van het oorspronkelijke dak uit 2012, maar pas in 2018 is ingeschakeld nadat door een storm de EPDM dakbedekking was opgewaaid en losgekomen.
Omvang van de opdracht
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het repareren van de stormschade. Partijen verschillen echter van mening welke werkzaamheden onder die opdracht vielen en welk eindresultaat [eiser] mocht verwachten.
4.3.
[eiser] stelt dat het niet de bedoeling was dat [gedaagde] alleen maar provisorisch de stormschade aan het dak zou herstellen, maar dat deugdelijk en duurzaam herstel van het dak van hem werd verwacht. Onder herstel viel volgens [eiser] ook het aanbrengen van deugdelijke ballast en kimfixatie en het herstellen van schade aan de stadsuitlopen. [eiser] stelt dat hij niet wist dat zijn oorspronkelijke dak al gebreken vertoonde en dat hij mocht verwachten dat het dak na het herstel van de stormschade door [gedaagde] deugdelijk was en hij er verder niets meer aan hoefde te (laten) doen. Er was voor hem ook geen reden om met minder dan een deugdelijk dak genoegen te nemen aangezien zijn verzekeraar de kosten zou vergoeden, aldus [eiser] .
4.4.
[gedaagde] voert aan dat [eiser] wel degelijk wist dat zijn dak constructieve gebreken vertoonde. [gedaagde] hoefde alleen de stormschade te repareren, wat inhield dat hij de plooien rechttrok die door de storm in de EPDM dakbedekking waren gekomen en de losliggende EPDM dakbedekking zou terugplaatsen. Hij betwist dat de opdracht mede omvatte dat hij de reeds bestaande constructieve gebreken aan het dak zou oplossen. Er was geen opdracht tot het aanbrengen van kimfixatie en ballast. Dat is volgens [gedaagde] ook logisch omdat de verzekeraar van [eiser] alleen de stormschade zou vergoeden en niet ook de constructieve aanpassingen vanwege gebreken die al aanwezig waren voorafgaand aan de storm.
4.5.
Niet in geschil is dat [gedaagde] samen met [eiser] op het dak is gaan kijken voorafgaand aan het maken van de offerte. Ook staat onbetwist vast dat de EPDM dakbedekking op het dak toen in plooien lag en gedeeltelijk los was gekomen als gevolg van de storm. Verder staat vast dat het ontbreken van de nodige ballast op het dak toen reeds is onderkend en dat [gedaagde] daarom in overleg met [eiser] oude terrastegels uit de tuin van [eiser] op het dak zou leggen. In de offerte staat dat de offerte ziet op ‘stormschade EPDM dakbedekking’ en in de offerte zijn zes specifieke werkzaamheden opgesomd (zie rov. 2.3). Naar het oordeel van de rechtbank mocht [eiser] dan ook verwachten dat de werkzaamheden genoemd in de offerte zouden worden verricht door [gedaagde] . Dit betekent dat [eiser] herstel mocht verwachten van (uitsluitend) de stormschade door middel van: het terugleggen van de opgewaaide EPDM dakbedekking, het leveren en opnieuw aanbrengen/sealen van een strook EPDM ter plaatse van de opstanden, het uitrichten van opgewaaide zonnepanelen en het leggen van ballasttegels. [eiser] mocht dan ook geen complete renovatie van een ondeugdelijk opgebouwd dak verwachten. Ook de offerteprijs van € 6.667,10 (inclusief btw) had voor [eiser] aanleiding moeten zijn om te begrijpen dat [gedaagde] alleen de stormschade zou oplossen. Dit is immers geen bedrag waarmee een complete dakrenovatie gemoeid kon zijn aangezien de herstelkosten voor het dak (inclusief het aanbrengen van voldoende ballast en fixatie) volgens het rapport van Peters € 14.824,00 (inclusief btw) bedraagt, en volgens het rapport van Top zelfs € 24.950,00 (inclusief btw).
4.6.
[eiser] stelt dat het aanbrengen van kimfixatie ook onderdeel was van de overeenkomst, maar dat is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] zag hij pas tijdens het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden dat kimfixatie ontbrak en heeft hij [eiser] toen daarvoor gewaarschuwd, maar was het aanbrengen ervan geen onderdeel van de opdracht. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij van [gedaagde] hoorde over kimfixatie, maar dat hij toen niet wist wat dat was. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat partijen vóórdat de opdracht werd verstrekt niet over kimfixatie hebben gesproken. Het aanbrengen van kimfixatie is ook niet in de offerte opgenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat [eiser] niet ervan mocht uitgaan dat het aanbrengen van kimfixatie onderdeel was van de opdracht.
4.7.
[eiser] stelt verder dat ook het herstellen van de stadsuitlopen onderdeel was van de overeenkomst. Volgens hem kan het niet anders dan dat de stadsuitlopen waren verschoven/beschadigd in 2018 aangezien ze met een flap vastzitten aan de EPDM dakbedekking, dat was verschoven door de storm. Ook blijkt volgens [eiser] uit de diverse deskundigenrapporten dat de schade aan de stadsuitlopen wel in 2018 moet zijn ontstaan. [gedaagde] betwist dat hij de stadsuitlopen moest herstellen. Volgens [gedaagde] waren de stadsuitlopen in 2018 nog niet beschadigd/verschoven en heeft hij daaraan toen geen werkzaamheden verricht. [gedaagde] voert aan dat de stadsuitlopen pas zijn verschoven nadat hij zijn werkzaamheden in 2018 had verricht omdat [eiser] heeft nagelaten alsnog voldoende kimfixatie en ballast te laten aanbrengen waardoor de EPDM dakbedekking wederom kon opwaaien en aan de stadsuitlopen kon trekken.
4.8.
De rechtbank constateert dat het herstellen van de stadsuitlopen niet in de offerte is opgenomen. Verder acht de rechtbank ook het volgende van belang. Niet kan worden vastgesteld wanneer de stadsuitlopen zijn verschoven en of dit al het geval was ten tijde van de stormschade in 2018. De drie overgelegde (deskundigen)rapporten geven hierover geen uitsluitsel. Peters vermeldt in zijn rapport onder het kopje ‘Toelichting’ de situatie van het dak na de storm in 2018. Daarin staat onder meer:
“Daarnaast waren er diverse stadsuitlopen uit de daarvoor aangebrachte sparingen gekomen”. Peters kan dit niet zelf hebben geconstateerd, aangezien hij pas in 2022 op het dak is geweest en het lijkt erop dat hij dit van [eiser] heeft vernomen. Crawford acht aannemelijk dat de stadsuitlopen bij de storm van 2018 naar binnen zijn getrokken, maar zij benoemt dit slechts in het kader van haar weerlegging dat dit komt door de door [gedaagde] in 2018 uitgevoerde werkzaamheden, zoals door Peters is vermeld in zijn beantwoording van vraag c. Uit het rapport van Top volgt slechts dat [gedaagde] desgevraagd heeft meegedeeld dat de stadsuitlopen voor aanvang van de herstelwerkzaamheden in 2018 zich nog op de juiste positie bevonden en dat [eiser] dat betwist. [eiser] heeft dan ook zijn stelling dat de stadsuitlopen in 2018 al verschoven waren zodat [gedaagde] die moest herstellen en daarin is tekortgeschoten, onvoldoende (nader) gemotiveerd. Ook op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat het herstellen van de stadsuitlopen niet onder de opdracht aan [gedaagde] in 2018 viel.
4.9.
De rechtbank verwerpt de stelling van [eiser] dat het aanbrengen van voldoende ballast onderdeel was van de overeenkomst. In de offerte is dit niet vermeld als een van de te verrichten werkzaamheden. Zoals hiervoor is overwogen zag de post ‘terugleggen van de ballast tegels’ in de offerte op het plaatsen van de terrastegels op het dak. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij opdracht had voor het aanbrengen van voldoende ballast. Volgens [gedaagde] moest er grind worden aangebracht om de EPDM dakbedekking op zijn plaats te houden maar kreeg hij hiertoe, ondanks zijn mededeling aan [eiser] van de noodzaak daartoe, geen opdracht, waarna hij in overleg met [eiser] de terrastegels op het dak heeft gelegd zodat de EPDM dakbedekking voorlopig iets beter vast lag, al was dit (nog steeds) onvoldoende ballast. Tegenover deze gemotiveerde betwisting door [gedaagde] heeft [eiser] zijn stelling dat het aanbrengen van voldoende ballast onderdeel was van de opdracht, onvoldoende nader gemotiveerd.
4.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst slechts gehouden was de stormschade aan het dak te herstellen en dat [eiser] niet mocht verwachten dat [gedaagde] ook de reeds vóór de storm bestaande gebreken aan het dak zou herstellen.
Tekortkomingen
Ontbreken kitvoeg
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat het aanbrengen van een kitvoeg tussen de daktrim en de door [gedaagde] nieuw aangebrachte stroken EPDM folie onderdeel was van de werkzaamheden tot herstel van de stormschade. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] in 2018 is vergeten om deze kitvoeg aan te brengen en dat hij dat pas in mei 2023 heeft gedaan. Dit betekent dat vaststaat dat [gedaagde] in zoverre is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.12.
[eiser] stelt dat in de jaren dat de kitvoeg ontbrak (tussen 2018 en mei 2023) intredend vocht ervoor heeft gezorgd dat de lijm los is gekomen waarmee de door [gedaagde] aangebrachte stroken EPDM folie waren vastgelijmd, waardoor de folie los ligt en geen meerwaarde meer heeft (delamineren). [eiser] verwijst ter onderbouwing naar de brief van Crawford en het rapport van Top. Ter zitting heeft [gedaagde] verklaard dat de kitvoeg ontbrak maar dat hij dit heeft opgelost, dat daarmee de stormschade was opgelost en dat zijn verzekeraar de gevolgschade deels heeft betaald onder aftrek van het eigen risico van [gedaagde] . De rechtbank begrijpt dit verweer zo dat [gedaagde] aanvoert dat de (eventuele) schade door de vergeten kitvoeg al financieel is afgewikkeld en [eiser] niets meer van hem te vorderen heeft op dit punt.
4.13.
De rechtbank oordeelt dat uit de huidige overgelegde informatie, waaronder met name de drie deskundigenrapporten (van Peters, Crawford en Top) niet blijkt of en zo ja, welke schade is veroorzaakt door het ontbreken van de kitvoeg. In de deskundigenrapporten wordt het delamineren van de door [gedaagde] aangebrachte nieuwe stroken EPDM folie wel geconstateerd, maar de visies lopen uiteen of dit komt door het ontbrekende kitwerk en/of door (een) andere oorza(a)k(en). Volgens Peters is het delamineren deels veroorzaakt door het ontbrekende kitwerk en deels door het verschil in de soorten materialen (de rechtbank begrijpt: het verschil tussen de EPDM dakbedekking laag uit 2012 en de nieuwe stroken EPDM folie van [gedaagde] van 2018). Crawford legt geen verband tussen het delamineren en het ontbrekende kitwerk en vermeldt ook niet wat wel het gevolg is van het ontbreken van het kitwerk. Top kan de oorzaak van het delamineren niet vaststellen en noemt vier mogelijke oorzaken (verweking van de lijm, thermische werking van het EPDM, onvoldoende reiniging van de bestaande dakbedekking en optredende spanning in de EPDM-bedekking door windinvloeden) maar noemt niet als mogelijke oorzaak het ontbreken van het kitwerk. Top vermeldt bovendien dat delamineren niet leidt tot lekkages. Of Peters en Crawford ook van mening zijn dat het delamineren (mede) kan zijn veroorzaakt door een van de door Top genoemde vier mogelijke oorzaken, is onduidelijk.
4.14.
De rechtbank heeft dan ook behoefte aan voorlichting door een deskundige. Een deskundigenonderzoek is noodzakelijk om te kunnen beoordelen wat de gevolgen zijn van de ontbrekende kitvoeg over de periode tussen 2018 en mei 2023, en of, en zo ja, welke schade hieruit is voortgevloeid.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat met het benoemen van één deskundige kan worden volstaan en is voornemens om de deskundige de volgende vraagstelling voor te leggen:
Is er schade ontstaan aan (het dak van) de woning, ten gevolge van de omstandigheid dat in de periode tussen 2018 en mei 2023 een kitvoeg ontbrak tussen de daktrim en de door [gedaagde] aangebrachte stroken EPDM folie? Zo ja, welke schade?
Indien daardoor schade is ontstaan, zijn er mogelijk nog andere oorzaken van de in antwoord op vraag 1 vermelde schade aan te wijzen? Kunt u daarbij vermelden (zoveel mogelijk met percentages) in hoeverre de (mogelijk) verschillende oorzaken hebben bijgedragen aan die schade?
Indien door de in vraag 1 vermelde omstandigheid schade is ontstaan, op welke wijze dient die schade te worden hersteld, zodat het dak in de staat wordt gebracht waarin het zou hebben verkeerd als het kitwerk in 2018 wel correct was aangebracht? Wat zijn de kosten daarvan?
Heeft u nog andere opmerkingen die van belang kunnen zijn om de gevolgen van het ontbreken van de kitvoeg en de schade hierdoor aan het dak te kunnen beoordelen?
4.16.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eiser] moet worden gedeponeerd. Op [eiser] rust immers de stelplicht en – bij betwisting – de bewijslast dat hij schade heeft geleden door de tekortkoming.
4.17.
Voordat tot het gelasten van een deskundigenbericht wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte hierover uit te laten.
Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen over de waarschuwingsplicht, is mogelijk na bewijslevering op dit punt ook een nader deskundigenonderzoek aangewezen over de omvang van de schade die het gevolg is van het niet voldoen aan de waarschuwingsplicht door [gedaagde] . De rechtbank zal iedere verdere beslissing over het deskundigenonderzoek dan ook aanhouden tot na die bewijslevering.
Waarschuwingsplicht
4.18.
Nu niet is komen vast te staan dat het deugdelijk fixeren van de in 2012 aangebrachte dakbedekking onder de aan [gedaagde] gegeven opdracht viel, komt de rechtbank toe aan het bespreken van de subsidiaire grondslag van de vordering van [eiser] .
4.19.
Op grond van artikel 7:754 BW, zoals dat tot 1 januari 2024 gold, is de aannemer verplicht bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften. Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde] op grond van artikel 7:760 BW in samenhang met artikel 7:754 BW aansprakelijk is voor een ondeugdelijke uitvoering van het werk, ook in het geval die ondeugdelijke uitvoering te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van [eiser] , tenzij hij daarvoor heeft gewaarschuwd. De stelplicht en bewijslast dat de aannemer zijn waarschuwingsplicht heeft nageleefd en ook op andere wijze de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen rusten op de aannemer.
4.20.
[gedaagde] stelt dat hij [eiser] heeft gewaarschuwd voor de gebreken aan het dak, zowel voor het ontbreken van voldoende ballast als het ontbreken van kimfixatie, dat het enkel plaatsen van de terrastegels als ballast onvoldoende was en dat hij [eiser] heeft geadviseerd om de constructie van het dak te verbeteren. Hij stelt verder dat [eiser] zelf in 2018 ook al van die gebreken op de hoogte was. In dat verband heeft [gedaagde] een
e-mailbericht overgelegd van 27 juni 2023 van [naam 1] , waarin door hem wordt verklaard - kort samengevat - dat [eiser] al op de hoogte was van de belabberde staat van zijn dak, ruim voordat [gedaagde] de stormschade aan het dak repareerde, en dat [eiser] al verschillende dakdekkers in verband daarmee had geconsulteerd vóór de stormschade van 2018. [eiser] stelt dat hij [naam 1] niet kent en betwist dat [naam 1] op zijn dak is geweest en hem heeft geïnformeerd over de gebreken aan het dak. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat tussen 2012 en 2018 niemand op zijn dak is geweest. Hij betwist ook dat [gedaagde] hem in 2018 heeft gewaarschuwd voor de reeds bestaande gebreken aan het dak en dat voor een deugdelijk herstel het aanbrengen van voldoende ballast (grind) en kimfixatie noodzakelijk zou zijn.
4.21.
Indien komt vast te staan dat [eiser] al voor de stormschade van 2018 wist dat zijn dak gebrekkig was door het ontbreken van voldoende ballast en kimfixatie en op de hoogte was van de mogelijke risico’s daarvan, dan kan [eiser] zich niet beroepen op het niet voldoen aan de waarschuwingsplicht door [gedaagde] . De Hoge Raad heeft overwogen dat een beroep op artikel 6:101 BW ten aanzien van een opdrachtgever die voldoende deskundig is om de gevolgen van het opnemen van bepaalde specificaties in de opdracht te kunnen overzien, kan slagen, ondanks een schending van de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW door de aannemer (Hoge Raad 18 september 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2705, rov. 3.4). Mutatis mutandis leidt de rechtbank hieruit af dat een beroep op artikel 6:101 BW ook kan slagen indien de opdrachtgever voldoende deskundig is om de gevolgen van (gebreken in) zijn zaken voor de opdracht te kunnen overzien, ondanks dat de aannemer zijn waarschuwingsplicht heeft geschonden of anderszins is tekortgeschoten in de vereiste deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 7:760 BW.
4.22.
Indien niet komt vast te staan dat [eiser] al voor de stormschade in 2018 op de hoogte was van voormelde gebreken aan zijn dak en de mogelijke risico’s daarvan, komt aan de orde of [gedaagde] [eiser] heeft gewaarschuwd dat het dak door het ontbreken van voldoende ballast en kimfixatie ondeugdelijk was en dat de reparatie van alleen de stormschade niet voldoende zou zijn om dergelijke schade in de toekomst te voorkomen.
4.23.
Nu [gedaagde] zich beroept op het rechtsgevolg van zijn stellingen dat (i) [eiser] al voor de stormschade van 2018 op de hoogte was van de gebreken aan het dak en (ii) hij [eiser] heeft gewaarschuwd voor mogelijke problemen als gevolg van die gebreken aan het dak, en [eiser] deze stellingen uitdrukkelijk heeft betwist, rust op [gedaagde] de bewijslast daarvan. Om proceseconomische redenen zal de rechtbank [gedaagde] tot bewijslevering van beide stellingen tegelijk toelaten.
4.24.
Het staat [gedaagde] vrij dit bewijs te leveren door middel van het overleggen van stukken en/of het horen van getuigen. [gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld zich schriftelijk op de hierna bepaalde rolzitting uit te laten over de bewijslevering.
4.25.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
laat [gedaagde] toe tot het leveren van bewijs van zijn stellingen dat:
[eiser] reeds vóór de stormschade van 2018 wist dat zijn dak gebrekkig was door het ontbreken van voldoende ballast en kimfixatie en op de hoogte was van de mogelijke risico’s daarvan, en/of
hij [eiser] heeft gewaarschuwd voor de gebreken aan het dak, zowel voor het ontbreken van voldoende ballast als het ontbreken van kimfixatie, dat het enkel plaatsen van de terrastegels als ballast onvoldoende was en dat hij [eiser] heeft geadviseerd de constructie van het dak te verbeteren,
5.2.
bepaalt dat, voor zover [gedaagde] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.J. Peerdeman in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
4 juni 2025voor het opgeven door [gedaagde] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de dinsdagen in de maanden juli tot en met oktober 2025, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.4.
verwijst voor het geval [gedaagde] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [gedaagde] daarom op de onder 5.3. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.