ECLI:NL:RBGEL:2025:3892

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
448936
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2025 uitspraak gedaan over de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, die onder de Wet zorg en dwang (Wzd) valt. De rechtbank heeft de beschikking van 16 mei 2024 vernietigd, die eerder was gegeven en waarbij de inbewaringstelling was verlengd. De Hoge Raad heeft deze beslissing terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wzd geen grondslag biedt voor het ten uitvoer leggen van zorg binnen een Wvggz-geregistreerde accommodatie. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen verzet is van de betrokkene tegen de verlenging van de inbewaringstelling, mits er een passende accommodatie beschikbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de wetgever aan zet is om te zorgen voor een oplossing voor het tekort aan crisisplaatsen in Wzd-instellingen, om te voorkomen dat dergelijke noodsituaties zich in de toekomst herhalen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling afgewezen, omdat er geen wettelijke basis voor was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/448936 / FZ RK 25-625
Datum uitspraak: 16 mei 2025
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers te Ulft.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 14 maart 2025, waarbij de beschikking tot voortzetting van de inbewaringstelling van deze rechtbank van 16 mei 2024 is vernietigd en het geding is terugverwezen naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
1.2.
De zaak is, met instemming van de advocaat van betrokkene en het CIZ, schriftelijk afgedaan.

2.De beoordeling

2.1.
De Hoge Raad heeft de door deze rechtbank gegeven beschikking van 16 mei 2024 vernietigd en het geding naar de rechtbank terugverwezen ter verdere behandeling en beslissing. De bestreden beslissing betreft een machtiging die inmiddels is vervallen. Betrokkene verblijft inmiddels vrijwillig in een Wzd-instelling. De rechtbank moet in het onderhavige geval te beoordelen of ten tijde van de vernietigde beslissing, op 16 mei 2024, werd voldaan aan de criteria voor verlening van de verzochte zorgmachtiging (‘ex tunc’).
2.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 maart 2025, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
“3.1.4 Uit rov. 2.8 van de bestreden beschikking blijkt dat de rechtbank er bij het verlenen van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling rekening mee heeft gehouden dat die machtiging, in elk geval deels, ten uitvoer zou worden gelegd in de Wvggz-accommodatie. De Wzd biedt daarvoor geen grondslag (zie hiervoor in 3.1.3). Anders dan het geval is bij zogenoemde multi-problematiek, biedt het geval waarin een betrokkene uitsluitend Wzd- (of Wvggz-)zorg nodig heeft, ook geen aanknopingspunt voor het verlenen van een zogenoemde overbruggingsmachtiging.
3.1.5
Het is niet te verwachten dat de wetgever op korte termijn in de mogelijkheid zal voorzien dat Wzd-zorg in crisissituaties zo nodig korte tijd in een Wvggz-accommodatie kan worden verleend (of omgekeerd). Hoewel het, ook in het kader van de eerste evaluatie van de Wvggz en Wzd gesignaleerde, tekort aan Wzd-crisisplaatsen door de verantwoordelijke minister onder ogen is gezien, heeft dat nog niet tot een voorstel tot wetswijziging geleid (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.1-4.7).
3.1.6
Gelet op de hiervoor in 3.1.3-3.1.5 genoemde omstandigheden staat art. 5 EVRM eraan in de weg dat een Wzd-machtiging wordt verleend met het oog op tenuitvoerlegging in een Wvggz-accommodatie. De hiervoor in 3.1.1 weergegeven klacht is dus gegrond. De overige klachten van het onderdeel behoeven geen behandeling.
3.2.1
Onderdeel 2 klaagt dat de rechtbank in rov. 2.8 zonder toereikende motivering heeft geoordeeld dat geen sprake is van vrijwilligheid van betrokkene en dat het de vraag is of daarvan wel sprake zal zijn wanneer de overplaatsing naar een Wzd-accommodatie wordt gerealiseerd. Namens betrokkene is volgens het onderdeel het verweer gevoerd dat zij zich slechts verzet tegen opname in een Wvggz-accommodatie, op de grond dat deze niet voldoet aan haar zorgbehoefte.
3.2.2
Het onderdeel slaagt. De rechtbank heeft klaarblijkelijk aangenomen dat betrokkene zich ook zal verzetten tegen opname in een Wzd-accommodatie. Gelet op de uitlatingen namens betrokkene die zijn aangehaald in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.17, is dat oordeel onbegrijpelijk. Die uitlatingen komen er immers op neer dat betrokkene niet in de Wvggz-accommodatie wil blijven, omdat deze niet aan haar zorgbehoefte voldoet, en dat zij wacht en hoopt op overplaatsing naar een Wzd-accommodatie.”
Beoordeling (ex tunc)
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel.
2.4.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een verstandelijke handicap, in de vorm van een verstandelijke beperking. Daarnaast heeft betrokkene het foetaal alcoholsyndroom (FAS) en een posttraumatische stresstoornis (PTSS).
2.5.
De advocaat heeft gepleit tot afwijzing van het verzoek. Een verlenging van de inbewaringstelling kan niet worden voortgezet binnen GGNet, omdat GGNet een Wvvgz-geregistreerde accommodatie betreft. Verlenging van de inbewaringstelling ziet op een machtiging binnen een Wzd-geregistreerde accommodatie. Daarnaast toont betrokkene geen verzet tegen een opname in een Wzd-geregistreerde accommodatie. Betrokkene wil juist naar een plek waar bij haar zorgbehoefte wordt aangesloten.
2.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de hulpverlening nog naar voren gebracht dat er vele pogingen zijn ondernomen om een passende plek voor betrokkene te vinden. Zij begrijpen dat de HIC-afdeling binnen GGNet niet de juiste plek is voor betrokkene, maar er is geen andere plek beschikbaar. Daarom is het in het belang van betrokkene dat de zorg binnen GGNet wordt gecontinueerd.
2.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. De Wzd biedt geen grondslag voor het ten uitvoer leggen van de zorg binnen een Wvggz-geregistreerde accommodatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onder de huidige wetgeving artikel 5 EVRM eraan in de weg staat dat een Wzd-machtiging wordt verleend met het oog op tenuitvoerlegging in een Wvggz-accommodatie. Daarnaast is gebleken dat betrokkene om overplaatsing verzoekt naar een passende verblijfplaats in een Wzd-instelling. Er is dus geen sprake van verzet tegen verlenging van de inbewaringstelling en verblijf, als er een passende verblijfplaats wordt gevonden. Gelet op het voorgaande zal het verzoek tot het verlengen van de inbewaringstelling dan ook worden afgewezen.
2.8.
De rechtbank heeft in de vernietigde beschikking overwogen dat de beslissing in de bestreden beschikking voorkomt uit een noodsituatie (‘nood breekt wet situatie’). De wet biedt hier geen ruimte voor. Het is dus nu aan de wetgever of beleidsmakers om het tekort aan crisisplaatsen in Wzd-instellingen (zie ook conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.1-4.7) op te lossen, om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich nog eens zal voordoen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Rutgers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.