ECLI:NL:RBGEL:2025:3984

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
05.117563.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor witwassen en het aanwezig hebben van cocaïne met bijzondere voorwaarden voor de straf

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 29-jarige man veroordeeld voor witwassen en het aanwezig hebben van 9 gram cocaïne. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit bankhelpdeskfraude waarbij de verdachte toegang kreeg tot de bankrekeningen van een slachtoffer. De verdachte had geldbedragen van het slachtoffer overgemaakt naar een PayPal-account en met dit account diverse bestellingen geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het eerste feit, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De rechtbank hield rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en behandeling in verband met zijn problematiek. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.117563.23
Datum uitspraak : 17 april 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 op [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. M.W. Bouwman, advocaat in Groningen .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op/in of omstreeks de periode van 12 november 2022 tot en met 7 december 2022 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van geldbedragen ter hoogte van (ongeveer) € 890,- en/of € 2.490,82 en/of € 1.897,34, althans enig(e) geldbedrag(en),
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
hij op 30 mei 2023 te [plaats 1] (in zijn woning aan de [adres 2] , [kamer] ), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Verdachte heeft te goeder trouw een foto van zichzelf en zijn ID-kaart gemaakt. Er was geen sprake van opzet. Daarnaast moet verdachte worden vrijgesproken van het medeplegen, omdat er geen gezamenlijke uitvoering was met de medeverdachte. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangifte
Aangever [aangever] , wonende in [plaats 2] , heeft verklaard dat hij op 12 november 2022 omstreeks 15.40 uur op zijn vaste telefoon met nummer [telefoonnummer] werd gebeld door een anoniem telefoonnummer. De man aan de telefoon vertelde dat hij [naam 1] heette en van de fraude afdeling van de ING bank was. Er was een vreemde opdracht binnengekomen voor een iPhone op Markplaats en hij wilde verifiëren of dit wel klopte. Aangever vertelde de man dat hij geen iPhone gekocht had. De man vertelde dat hij aangever ging helpen om deze opdracht te blokkeren. Aangever moest achter zijn computer plaatsnemen en moest het programma AnyDesk.com installeren. Aangever heeft dit gedaan. Er kwamen cijfers in beeld en deze cijfers moest hij aan de man doorgeven. Hij moest ook een privacy button aanklikken en vervolgens zag hij dat de man in zijn computer kon. Aangever moest op zijn bank app inloggen en elke keer werd zijn scherm zwart. Aangever heeft eerst op zijn ING bank met bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ingelogd. Nadat de man een tijdje bezig was, vertelde de man dat het probleem opgelost was en hing hij op. Na twee minuten belde hij terug en vroeg aan aangever of hij wilde inloggen op zijn Rabobank app met rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Rond 17.30 uur hing de man op nadat hij vertelde dat het probleem was opgelost. Hij vertelde ook dat hij aangever door ging verbinden met zijn supervisor. Deze heette [naam 2] . Aangever kreeg ook daadwerkelijk een [naam 2] aan de telefoon. Deze begon het verhaal opnieuw te vertellen. Op enig moment heeft aangever het gesprek beëindigd. Op 12 november 2022 heeft hij op zijn bank apps gekeken. Hij zag dat van zijn ING bank € 890,- was afgeschreven naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] met omschrijving [omschrijving] . [2] Van zijn Rabobankrekening was € 2.490,82 en € 1.897,34 afgeschreven.
PayPal
Uit de historische financiële gegevens van PayPal blijkt dat op 12 november 2022 een account is geopend op naam van [aangever] met als e-mailadres: [e-mailadres 1] . [3] Op dit PayPal account is op 12 november 2022 om 15:50:38 uur een bedrag van € 890,- bijgeschreven. Het IP adres was op dat moment [IP-adres] . Dit IP adres hoort bij aangever [aangever] . [4] Via dit PayPal account is op
30 november 2022 een geldbedrag van € 2.393,99 en op 7 december 2022 een geldbedrag van€ 620,86 verzonden naar [e-mailadres 2] . De naam van de betaler was [aangever] . De naam van de ontvanger was [verdachte] en het afleveradres [adres 2] [postcode 2] [plaats 1] . Op 5 december 2022 is een geldbedrag overgemaakt naar [bedrijf 1] . [5] Een medewerker van [bedrijf 2] zag dat de naam van de betaler en de ontvanger niet overeenkwamen en heeft een mail gestuurd naar het mailadres [e-mailadres 1] . In deze mail werd ter verificatie gevraagd om een kopie van het identiteitsbewijs en een selfie waarbij de factuur naast het hoofd moest worden houden. De medewerker kreeg per mail de gevraagde documenten. [6] Verdachte heeft over de foto verklaard dat hij degene op de foto is. [7] Ten aanzien van de [bedrijf 1] bestelling zijn de historische gegevens gevorderd en hieruit bleek dat op 5 december 2022 een bestelling was gedaan. Het factuur- en verzendadres was op naam van [verdachte] , [adres 2] , [postcode 2] in [plaats 1] . [8]
Verdachte heeft op 18 juli 2023 verklaard dat hij op de [adres 2] woont. [9]
Op basis van de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat (een deel van het) geld op het PayPal account op naam van [aangever] van enig misdrijf afkomstig is. Met dit account zijn diverse bestellingen geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is die de bestellingen bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] heeft geplaatst en dit heeft betaald met het PayPal account. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat de naam van verdachte als ontvanger was opgegeven en het ook naar het adres waar hij op dat moment verbleef werd verzonden. Daar komt bij dat hij een foto van zichzelf en een factuur van [bedrijf 2] heeft verstuurd naar dat bedrijf. De verklaring van verdachte dat ene [naam 3] een foto van zijn identiteitsbewijs en van hem met daarop ook een mobiel met daarop de factuur heeft gemaakt acht de rechtbank niet geloofwaardig, omdat dit op geen enkele manier nader is onderbouwd. Het enkel stellen dat hij deze [naam 3] op straat had ontmoet en dat hij een PlayStation van hem zou krijgen en/of een PlayStation voor verdachte zou bestellen is hiervoor onvoldoende.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte wist, althans bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het geld op het PayPal account van enig misdrijf afkomstig was. Dit PayPal account stond immers op naam van iemand anders en hiermee heeft hij diverse bestellingen geplaatst.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enig geldbedrag voorhanden heeft gehad, heeft omgezet en daar gebruik van heeft gemaakt terwijl hij wist dat dit – middellijk of onmiddellijk – van enig misdrijf afkomstig was. Hoewel dit soort feiten vaak in vereniging worden gepleegd, bevat het dossier daar in dit geval onvoldoende aanknopingspunten voor. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het medeplegen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van binnentreden in woning, p. 765 en 766;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 776 t/m 785;
- rapport NFiDent, p. 787 t/m 789;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1
hij
op/in of omstreeks de periode van 12 november 2022 tot en met 7 december 2022 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, t
ezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van geldbedragen ter hoogte van (ongeveer) € 890,- en/of € 2.490,82 en/of € 1.897,34, althansenig
(e
)geldbedrag
(en
),
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
-
heeft verworven,voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en
/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist,
althans redelijkerwijs moest vermoedendat
dat/die geldbedrag
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
2
hij op 30 mei 2023 te [plaats 1] (in zijn woning aan de [adres 2] , [kamer] ), opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,85 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
witwassen
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is. Recent heeft verdachte al een straf opgelegd gekregen voor een ander strafbaar feit en hier zijn dezelfde bijzondere voorwaarden opgelegd als die nu geadviseerd worden. Het is dan ook niet nodig om nog bijzondere voorwaarden te koppelen aan het voorwaardelijk strafdeel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen en het aanwezig hebben van ruim 9 gram cocaïne. Door middel van bankhelpdeskfraude is op een slinkse wijze toegang verkregen tot de bankrekeningen van het slachtoffer en is een groot geldbedrag overgemaakt naar een PayPal account. Met dit PayPal account heeft verdachte diverse bestellingen geplaatst. Door het witwassen van crimineel geld wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd en wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer ontwricht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de justitiële documentatie van 24 februari 2025 blijkt dat verdachte op 13 maart 2024 is veroordeeld voor vier feiten, waaronder het aanwezig hebben van harddrugs. Hiervoor is een gevangenisstraf van 1 dag, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 100 uur opgelegd. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw medegedeeld dat verdachte op 21 maart 2025 is veroordeeld onder andere voor een poging doodslag en hiervoor een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar opgelegd heeft gekregen. Aan het voorwaardelijk deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden.
In het reclasseringsadvies van 9 januari 2025 staat beschreven dat verdachte zijn leefgebieden niet continu op orde heeft. Voor de huidige preventieve hechtenis had verdachte sinds twee maanden huisvesting die geregeld was door Werkpro. Van Werkpro kreeg hij begeleiding en het huis stond op naam van Werkpro. Verdachte is sinds kort schuldenvrij, maar heeft nog wel enkele openstaande boetes. Verdachte zegt dat hij abstinent wil blijven van middelengebruik, maar dat kan hij niet zelfstandig. De reclassering denkt dat verdachte steun en hulp nodig heeft op het gebied van traumaverwerking. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling als dit blijkt uit de verdiepingsdiagnostiek en het behandeladvies, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, drugsverbod, alcoholverbod, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank in grote mate rekening gehouden met artikel 63 Sr. Alles afwegende acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Ondanks de recente veroordeling met oplegging van bijzondere voorwaarden acht de rechtbank het van belang dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel en zal dit dan ook opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich na veroordeling, thans binnen 3 dagen, bij VNN reclassering in [plaats 1] meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en verdachte zal onverminderd de aanwijzingen van de reclassering opvolgen;
  • mocht dit blijken uit de verdiepingsdiagnostiek en behandeladvies: verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laat opnemen in een forensische behandelkliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start na veroordeling. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte meewerkt aan verwijzing naar VNN forensische polikliniek voor afname van verdiepingsdiagnostiek en behandeladvies. Mocht uit verdiepingsdiagnostiek blijken dat een klinische behandeling wenselijk is, dan dient verdachte dit op te volgen, ook als dit forensische ambulante behandeling betekent.
Mocht dit blijken uit de verdiepingsdiagnostiek en behandeladvies:
Verdachte laat zich behandelen door een forensische ambulante instelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na veroordeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft in een forensische begeleide woonvorm of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na veroordeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de hiervoor genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Schoo (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 april 2025.
Mr. Vogel is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022545586, gesloten op 20 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 109 en 110.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138 en 139.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 135 en p. 136.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 135 en 136.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 200.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 april 2025.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 273 en 274.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 73.