ECLI:NL:RBGEL:2025:3986

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
05/027230-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling in vereniging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, en een locatieverbod. De zaak kwam voort uit een incident op 25 januari 2025, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de woning van een getuige binnenging en de aangever mishandelde. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling, maar sprak de verdachte vrij van de diefstal van een mobiele telefoon, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn middelengebruik en de impact van het geweld op de slachtoffers. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die voortvloeiden uit de mishandeling en de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/027230-25
Datum uitspraak : 16 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1991 in [geboorteplaats 1] (Iran),
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat in Duiven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 januari 2025 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- meermalen (met gebalde vuist) in het gezicht en/of op het hoofd en/of op/tegen
het (boven)lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen met geschoeide voet in het gezicht en/of op het hoofd en/of op/tegen
het (boven)lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- met een fles tegen de rug en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- met het gezicht en/of hoofd op/tegen de glasscherven op de grond heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen (met gebalde vuist) in het gezicht en/of op het hoofd en/of op/tegen
het (boven)lichaam te slaan/stompen en/of
- meermalen met geschoeide voet in het gezicht en/of op het hoofd en/of op/tegen
het (boven)lichaam te schoppen/trappen en/of
- met een fles tegen de rug en/of het lichaam te slaan en/of
- met het gezicht en/of hoofd op/tegen de glasscherven op de grond te duwen;
2.
hij op of omstreeks 25 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (van het merk Samsung en/of
het type Galaxy S24 Ultra), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte is op 25 januari 2025 samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van [getuige] , gelegen aan [adres 2] te [plaats] , gegaan. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte de woning binnengegaan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Daarnaast heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling van het onder feit 1 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Hij zag dat er twee gasten naar binnen stormden. Deze personen sloegen hem meerdere malen op zijn hoofd, middenrif en armen. Daarnaast voelde hij meerdere trappen met geschoeide voet tegen zijn hoofd en bovenlichaam. [3]
Getuige [getuige] verklaarde dat zij zag dat verdachte en de medeverdachte de woning binnenkwamen en met hun vuisten op [slachtoffer] begonnen in te slaan. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het slaan op het hoofd en lichaam van de aangever heeft plaatsgevonden en dat hij en medeverdachte [medeverdachte] daarin een aandeel hebben gehad. [5]
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte samen met zijn medeverdachte meerdere malen op het hoofd en lichaam van de aangever heeft gestompt en geschopt.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het met een fles tegen de rug en/of het lichaam te slaan en met het gezicht en/of hoofd tegen de glasscherven op de grond te duwen. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] lopen uiteen over het slaan met een fles tegen de rug en/of het lichaam. Daarnaast blijkt uit het medisch rapport niet van verwondingen die passen bij het letsel van een gezicht in glasscherven op de grond duwen, welk letsel echter wel voor hand zou hebben gelegen bij deze handeling.. De verdachte ontkent deze gedraging ook. Derhalve zal de rechtbank daarvoor in zoverre vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling
Om tot een bewezenverklaring te komen van een poging tot zware mishandeling moet onder meer sprake zijn van opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Voor het voorwaardelijk opzet geldt dat bewezen zal moeten worden dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer heeft aanvaard. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans op het gevolg die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder de gedragingen zijn verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het stompen en schoppen op het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer] op zichzelf geen aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk in het leven heeft geroepen. Nu niet is vast komen te staan met welke kracht er is geslagen en geschopt, tegen welke plaatsen van het hoofd en/of lichaam de trappen precies gericht waren en wat voor een soort schoenen de verdachte en zijn medeverdachte aan hadden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken van een kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Medeplegen
De rechtbank stelt in dit verband voorop dat voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd.
Vast staat dat verdachten samen naar de woning van [getuige] zijn toegereden, alwaar zij samen de woning zijn binnengegaan. Hieraan voorafgaand had een telefoongesprek tussen verdachte en [slachtoffer] plaatsgevonden dat verdachte niet was bevallen en de aanleiding leek te zijn voor de confrontatie. Verdachten gingen dus naar de woning van [getuige] met een doel. In die woning hadden zij beiden een aandeel in het geweld tegen [slachtoffer] . Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank voorts van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte kan daarom als medepleger van de mishandeling worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank ziet voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Beoordeling van het onder feit 2 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank het eens dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal van de telefoon van aangever. Uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] deze diefstal heeft gepleegd. Uit niets blijkt dat verdachte enig aandeel aan de diefstal heeft gehad.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks25 januari 2025 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een
of
meerander
en,
althans alleen,[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen
(met gebalde vuist
)in het gezicht en
/ofop het hoofd en
/of op/tegen
het
(boven
)lichaam te
slaan/stompen
en/of
- meermalen met geschoeide voet in het gezicht en
/ofop het hoofd en
/of op/tegen
het
(boven
)lichaam te schoppen
/trappenen
/of
- met een fles tegen de rug en/of het lichaam te slaan en/of
- met het gezicht en/of hoofd op/tegen de glasscherven op de grond te duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
mishandeling, in vereniging gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport. De officier heeft dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niets toevoegt en verzoekt de rechtbank een flinke voorwaardelijke straf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling in vereniging. Het feit vond plaats als een volstrekt onverwachte en zinloze geweldsuitbarsting. Voor het geweld waarvan aangever [slachtoffer] het slachtoffer werd, is de door verdachte en zijn medeverdachte geen verklaring gegeven maar lijkt te zijn gelegen in een eerder gevoerd telefoongesprek waarbij aangever juist een escalatie wilde voorkomen. Het geweld vond plaats in de woning van aangeefster [getuige] , een ex-partner van zowel verdachte als de medeverdachte, waar zij zijn binnengedrongen nadat de medeverdachte de ruit van de voordeur heeft vernield. Verdachte heeft hierbij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer, dat als gevolg van de mishandeling immers lichamelijk letsel heeft opgelopen. De situatie moet voor het slachtoffer buitengewoon dreigend zijn geweest en gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers hiervan bij hun dagelijks functioneren nog lange tijd de gevolgen kunnen ondervinden. De gevolgen van de geweldshandelingen zijn door het slachtoffer indringend benadrukt tijdens de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is afgelegd. Verdachte mag van geluk spreken dat het geweld niet tot nog ernstigere gevolgen heeft geleid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen angst gecreëerd heeft bij de betrokkenen die zich in het huis bevonden waar verdachte en zijn medeverdachte binnenvielen. Deze betrokkenen hebben na het incident ondergedoken gezeten omdat zij niet wisten waartoe verdachte in staat was.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Op 18 april 2025 heeft Reclassering Nederland een adviesrapportage over verdachte uitgebracht. Hieruit blijkt dat er een direct verband is tussen het middelengebruik van verdachte en onderhavige verdenking. Opvallend is dat hij eerder ook een voorwaardelijk sepot kreeg aangeboden vanwege het rijden onder invloed. Dit maakt dat de reclassering zijn middelengebruik als voornaamste risicofactor beschouwt. Dit middelengebruik lijkt samen te hangen met een deel van het sociale netwerk van betrokkene met gelijkgestemden op het gebied van middelengebruik. Zowel de medeverdachte als de aangevers en andere omstanders rondom het delictgedrag waren onderdeel van dit netwerk. Dit maakt dat de reclassering zijn sociaal netwerk ook als een direct delictgerelateerde risicofactor beschouwt. Ondanks zijn beperkte delictverleden, komt verdachte de afgelopen periode veelvoudig in beeld, met name ook vanwege vermoedens van huiselijk geweld, onder invloed van drugs gepleegd. Er lijkt sprake van een maatschappelijke teloorgang bij verdachte, zeker nu er ook huurachterstand dreigt, hij geen werk/daginvulling heeft en er zorgen zijn over zijn financiële situatie en psychosociaal functioneren. De reclassering heeft onvoldoende zicht gekregen op het psychosociaal functioneren van verdachte. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een deels voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Meewerken aan middelencontrole;
  • Contactverbod;
  • Dagbesteding;
  • Meewerken aan schuldhulpverlening.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een gevangenisstraf. Bij de strafbepaling wijkt de rechtbank af van de strafeis van de officier van justitie, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de strafeis is gebaseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, passend is. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het advies van 18 april 2025, te weten meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole, contactverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Tot slot acht de rechtbank een locatieverbod voor de straat waarin de woning van aangeefster is gelegen nog steeds noodzakelijk.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Immers acht de reclassering het zorgelijk dat verdachte onder invloed van middelen tot dergelijke agressieve uitspattingen is gekomen en er nog altijd sprake is van middelengebruik. Derhalve wordt het risico op recidive als gemiddeld-hoog ingeschat.
Daarom zal zij bevelen dat de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met mishandeling en diefstal een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.880,85 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen voor zover de vordering ziet op de kosten voor de telefoon, nu er voor dit deel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Daarnaast verzoekt de verdediging de vordering af te wijzen voor zover deze ziet op de kleding, aangezien deze mogelijk nog voorhanden is. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiele schade
De benadeelde partij stelt dat hij door de diefstal van zijn telefoon schade heeft geleden. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt voor dit feit, zal de rechtbank de vordering voor dit deel afwijzen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering wat betreft de kosten voor kleding á € 184,90, overige kosten á € 58,55 en de kosten voor eigen risico € 385,- (tot een hoogte van € 628,45) kan worden toegewezen. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de mishandeling is de benadeelde letsel toegebracht. Hij heeft meerdere blauwe plekken op hoofd en elleboog en zwellingen op zijn oor en lip. Naast dit letsel is gesteld en ook voorstelbaar dat de ernstige normschending ernstige gevolgen voor de benadeelde partij heeft. Hierdoor is de benadeelde partij op andere wijze in de persoon aangetast. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen..
Verdachte is vanaf 25 januari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventuele toegekende proceskosten zijn daarbij niet inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De vordering van de benadeelde partij [getuige]
De benadeelde partij [getuige] heeft in verband met mishandeling een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 680,66 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk dient te worden afgewezen, aangezien de vloer zes jaar oud is, is de vordering voor de helft toewijsbaar.
Overweging van de rechtbank
Materiele schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor de kosten voor de vloer á € 680,66 kan worden toegewezen.
De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. In dat kader merkt de rechtbank in het bijzonder op dat slechts de kosten van het beschadigde vinyl zijn gevorderd, terwijl de kosten om de oude vloer te verwijderen en de nieuwe te leggen niet zijn gevorderd.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Verdachte is vanaf 25 januari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventuele toegekende proceskosten zijn daarbij niet inbegrepen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 60a, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
o verdachte zich uiterlijk binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Iriszorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
o verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling start zo snel mogelijk. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van verdachte dat een kortdurende klinische opname voor crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, nadat dit door de rechter is bevolen, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
o verdachte gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, zal verblijven bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
o verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om het gebruik te leren beheersen van verdovende middelen, genoemd in lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs) in de Opiumwet, en alcohol. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
o verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met:
- [getuige] geboren op [geboortedag 2] 1994 te [geboorteplaats 2] en
- [slachtoffer] geboren op [geboortedag 3] 1990 te [geboorteplaats 3] ,
tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
o verdachte zich gedurende de proeftijd niet bevindt op de [adres 2] in [plaats] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
o verdachte zich gedurende de proeftijd inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk, vrijetijdsbesteding of een opleiding, met vaste structuur;
o Verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 628,45 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 3.128,45 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 53 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
De vordering van de benadeelde partij [getuige]
  • veroordeelt verdachte in verband met de mishandeling tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [getuige] van € 680,66 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [getuige] , een bedrag te betalen van € 680,66 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2025 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 13 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. M.E. Snijders en mr. F.J.H. Hovens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.H. Boshuizen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 mei 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025037791, gesloten op 10 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2025.
3.Proces-verbaal aangifte, p. 75.
4.Proces-verbaal verhoor getuige, p.56.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 2 mei 2025.