ECLI:NL:RBGEL:2025:3987

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
AWB-23_7653
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering omgevingsvergunning voor woning met bijgebouw in Zaltbommel

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel om een omgevingsvergunning af te geven voor een gebouwde woning met bijgebouw. Eiser, eigenaar van een perceel in Zaltbommel, had in 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd en gekregen voor de bouw van een woning met bijgebouw. Echter, toezichthouders constateerden dat een verbinding tussen de woning en het bijgebouw, het zogenaamde tussenlid, zonder vergunning was gebouwd. Eiser werd verzocht om alles in overeenstemming te brengen met de vergunning of een nieuwe vergunning aan te vragen. In september 2020 diende eiser een nieuwe aanvraag in, die door het college werd afgewezen omdat de gemeenteraad geen verklaring van geen bedenkingen had afgegeven. Eiser ging in beroep tegen deze afwijzing.

De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag van eiser had moeten behandelen volgens de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Eiser betoogde dat zijn aanvraag had moeten worden behandeld volgens deze procedure, omdat de omgevingsvergunning verleend had kunnen worden op basis van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank concludeert dat het perceel van eiser binnen de bebouwde kom ligt en dat de aanvraag dus volgens de reguliere procedure had moeten worden behandeld. Aangezien het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om de omgevingsvergunning binnen twee weken bekend te maken. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van het college van 6 oktober 2023 om een omgevingsvergunning af te geven voor een gebouwde woning met bijgebouw.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Voorgeschiedenis
2. Eiser is eigenaar van het perceel aan de [locatie] in [plaats] (gemeente Zaltbommel). Na een omgevingsvergunning te hebben aangevraagd en gekregen, is in 2018 gestart met de bouw van een woning met bijgebouw. Naar aanleiding van een handhavingsverzoek hebben toezichthouders geconstateerd dat een gebouwde verbinding tussen de woning en het bijgebouw, aangeduid als het tussenlid, geen onderdeel was van de vergunning en dus zonder vergunning is gebouwd. Ook heeft de gemeente de maatvoering van de woning en het bijgebouw nagemeten en meerdere afwijkingen van de verleende omgevingsvergunning geconstateerd. Eiser is daarom medio 2020 te kennen gegeven dat alles in overeenstemming moet worden gebracht met de afgegeven vergunning of dat een nieuwe omgevingsvergunning moet worden verkregen.
Besluitvorming
2.1.
Eiser heeft op 10 september 2020 een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd, voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een woning met bijgebouw. [1] Het college heeft de aanvraag, met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure, afgewezen, [2] omdat de gemeenteraad de noodzakelijke verklaring van geen bedenkingen (hierna: vvgb) niet heeft afgegeven. Eiser is op 27 november 2023 bij de rechtbank in beroep gekomen tegen de afwijzing.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering van een omgevingsvergunning door het college. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen het heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Is er sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de woning en het bijgebouw (deels) zijn gerealiseerd in afwijking van de omgevingsvergunning die in 2018 is verleend en dat het bouwwerk op de volgende onderdelen in strijd is met het bestemmingsplan Buitengebied Zaltbommel (bestemmingsplan):
- De inhoud van het hoofdgebouw groter is dan is toegestaan. Toegestaan is een maximale inhoud van 750 m3 en de inhoud van de woning is meer dan 750 m3. [3]
- De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning maximaal 100 m2 bedragen. [4] De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is volgens de aanvraag meer dan 250 m2.
- De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,50 meter. [5] De bouwhoogte van een gedeelte van de bijbehorende bouwwerken is 7,05 meter.
- De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de achtergevel van de woning mag maximaal 5,50 meter bedragen. [6] Door het tussenlid is een diepte ontstaan van 16,35 meter.
- De breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3 meter bedragen. [7] Door het tussenlid is sprake van een breedte van 10,5 meter uit de zijgevel van de woning.
4.1.
Om deze situatie te legaliseren heeft eiser een nieuwe omgevingsvergunning aangevraagd om af te mogen wijken van het bestemmingsplan.
4.2.
Niet in geschil is dat het bouwplan, met uitzondering van de overschrijding van de bouwhoogte, niet voldoet aan de voorwaarden om af te wijken op grond van een daartoe in het bestemmingsplan gegeven bevoegdheid. [8]
4.3.
Eiser betoogt allereerst dat zijn aanvraag had moeten worden behandeld volgens de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Eiser legt daaraan ten grondslag dat de omgevingsvergunning in dit geval verleend had kunnen worden op grond artikel 4, eerste lid, van bijlag II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Dit artikel maakt het volgens eiser mogelijk om de gevraagde omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan te verlenen, omdat het hier gaat om een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan ‘in de bebouwde kom’. Binnen de bebouwde kom gelden er geen eisen voor de hoogte (maximaal 5 meter) of oppervlakte (150 m2). Als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, geldt dat een vergunning van rechtswege wordt verleend als het college niet tijdig op de aanvraag beslist. Omdat het college pas op 3 oktober 2023, ruim drie jaar na de aanvraag om een omgevingsvergunning, heeft beslist, is de wettelijke beslistermijn volgens eiser ruimschoots verstreken en is een omgevingsvergunning van rechtswege verleend.
4.4.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Op deze aanvraag van eiser is volgens het college namelijk niet de reguliere voorbereidingsprocedure uit de Wabo van toepassing, maar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor is volgens het college niet van toepassing, omdat het hier gaat om een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding daarvan ‘buiten de bebouwde kom’. Het college wijst daarvoor naar de door de gemeenteraad vastgestelde bebouwde komgrenzen voor de gemeente Zaltbommel en subsidiair naar de feitelijke situatie. Voor een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom geldt dat alleen op grond van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor vergunning kan worden verleend om af te wijken van het bestemmingsplan, als voldaan wordt aan de eisen dat het bijbehorende bouwwerk niet hoger is dan 5 meter en de oppervlakte niet meer is dan 150 m2. Aan deze eisen wordt volgens het college niet voldaan.
4.5.
Een omgevingsvergunning van rechtswege kan alleen aan de orde zijn als de reguliere voorbereidingsprocedure op de behandeling van die aanvraag van toepassing is. Deze voorbereidingsprocedure is van toepassing als dat volgt uit de Wabo en de daarop gebaseerde regelgeving. [9] De reguliere voorbereidingsprocedure is van toepassing indien kan worden afgeweken van het bestemmingsplan op grond van artikel 4 van bijlage II bij het Bor. [10] Voor verlening van een omgevingsvergunning komen in aanmerking:
“een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a.
niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b.
de oppervlakte niet meer dan 150 m2”
4.6.
Een bijbehorend bouwwerk is een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. [11]
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat het college in dit geval gebruik had kunnen maken van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor, omdat het perceel van eiser is gelegen binnen de bebouwde kom. Daartoe overweegt de rechtbank dat het antwoord op de vraag of het perceel in de bebouwde kom is gelegen, van feitelijke aard is. Van belang is of sprake is van concentratie van bebouwing en of het gebied door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie heeft. [12] Niet in geschil is dat de woningen aan de noordoostzijde van de [locatie] in [plaats] , aan de overkant van de woning van eiser, gelegen zijn binnen de bebouwde kom. Eiser heeft daarnaast met het overleggen van een luchtfoto en zijn toelichting ter zitting laten zien dat ook zijn perceel is gelegen in een (nagenoeg) aaneengesloten rij percelen. De percelen aan de zuidwestzijde van de [locatie] zijn wisselend van grootte, maar er wordt wel overal (nummers [nummer 1], [nummer 2], [nummer 3] en [nummer 4]) gewoond. Daarbij is niet de ruimere maatvoering van belang, maar de inrichting, het gebruik en de functie van de percelen doorslaggevend. Daarnaast bevindt zich aan het einde van de [locatie] een speeltuintje, dat bijdraagt aan de woonfunctie van de straat. Dat een onbebouwd perceel tussen de woning van eiser en de woning op de [locatie] nummer [nummer 2] een agrarische bestemming heeft, leidt niet tot een ander oordeel. Dit perceel is immers feitelijk in gebruik als tuin en, ook indien dit niet het geval was, heeft het gebied nog altijd overwegend een woon- of verblijffunctie.
4.8.
Dat de gemeenteraad de “Beleidsregels buitenplanse afwijking Bor 2017” (Beleidsregels) heeft vastgesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Deze veranderen de feitelijke situatie ter plaatse namelijk niet. Daarnaast volgt uit de Beleidsregels helemaal niet dat de gemeenteraad voor de toepassing van het Bor een andere grens heeft vastgesteld. Deze Beleidsregels bevatten in een bijlage (van een bijlage) kaarten met tekeningen van komgrenzen van de verschillende dorpen die tot de gemeente Zaltbommel behoren. De Beleidsregels kennen geen bepaling waaruit valt af te leiden welke betekenis deze bijlage heeft. Ook is geen omschrijving van het begrip “bebouwde kom” opgenomen met een verwijzing naar de kaarten. Daargelaten de vraag met welk doel deze kaarten zijn toegevoegd, kan hieruit geen andere komgrens worden afgeleid.
4.9.
Het betoog van eiser slaagt. Het college had gebruik kunnen maken van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor en dus met toepassing van de reguliere procedure het besluit moeten voorbereiden. Met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure, had het college binnen acht weken (eenmaal met ten hoogste zes weken te verlengen) na de ontvangst van de aanvraag op 10 september 2020 moeten beslissen. [13] Daaruit volgt in eerste instantie een uiterlijke beslisdatum van 5 november 2020. Niet gebleken is van een verlenging van de beslistermijn door het college. Daarnaast is de beslistermijn ook niet opgeschort door het verzoek van het college om aanvullende informatie. Dit verzoek dateert namelijk van 6 november 2020, en is dus ná het verstrijken van de beslistermijn gedaan. Dat betekent dat na het verstrijken van de beslistermijn op 5 november 2020 een vergunning van rechtswege is verleend. [14] Ten tijde van het besluit van 6 oktober 2023 tot afwijzing van de aanvraag om een omgevingsvergunning, was het college al geruime tijd niet meer bevoegd om op de aanvraag te beslissen.
4.10.
Omdat het betoog van eiser slaagt en de rechtbank het beroep gegrond verklaart, hoeft de rechtbank de overige beroepsgronden niet meer te behandelen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het college dient op grond van artikel 4:20c van de Awb binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog de van rechtswege gegeven omgevingsvergunning bekend te maken.
5.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het college in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 907,-), aan te vullen met een bedrag van € 33,18 aan gemaakte reiskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van het college van 6 oktober 2023;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • draagt het college op om binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken dat de door eiser op 10 september 2020 gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven;
  • bepaalt dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.847,18 aan proces- en reiskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.G. Hoijinck, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:20b
Indien niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, is de gevraagde beschikking van rechtswege gegeven.
De verlening van rechtswege geldt als een beschikking.
In afwijking van artikel 3:40 treedt de beschikking in werking op de derde dag na afloop van de beslistermijn.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
het bouwen van een bouwwerk,
(…)
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Artikel 2.12, eerste lid, onder a
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1° met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3° in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Artikel 3.9, eerste, tweede en derde lid
1. Het bevoegd gezag beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking:
(…)
2. Het bevoegd gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. Het maakt zijn besluit daartoe bekend binnen de eerstbedoelde termijn. Het doet daarvan tevens zo spoedig mogelijk mededeling op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
3. Paragraaf. 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is, met uitzondering van de artikelen 4:20b, derde lid, en 4:20f, van toepassing op de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën gevallen worden aangewezen waarin de voorbereiding van de beslissing op een aanvraag wegens strijd met een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie is uitgezonderd van de toepassing van de eerste volzin.
Artikel 3.10, eerste lid, onder a
1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op:
a. een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan of een beheersverordening en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°;
Bijlage II bij het Bor
Artikel 1, eerste lid
In deze bijlage wordt verstaan onder:
(…)
bijbehorend bouwwerk:uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
Artikel 4, eerste lid
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
de oppervlakte niet meer dan 150 m2;

Voetnoten

1.Om overtreding van artikel 2.1, lid 1 aanhef, onder a en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo) op te heffen.
2.Op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3o van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 2.20a van de Wabo.
3.Artikel 26.2.2. onder e van het bestemmingsplan.
4.Artikel 26.2.3. onder b van het bestemmingsplan.
5.Artikel 26.2.3. onder d van het bestemmingsplan.
6.Artikel 26.2.3. onder e aanhef en onder 1 van het bestemmingsplan.
7.Artikel 26.2.3. onder e aanhef en onder 2 van het bestemmingsplan.
8.Opgenomen in artikel 26.4. en artikel 45 van het bestemmingsplan.
9.Raad van State 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:481.
10.Ingevolge artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing, indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, voor zover er strijd is met het bestemmingsplan en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van die wet.
11.Zie artikel 1, eerste lid van bijlage II van het Bor.
12.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3842; van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:450; en van 19 november 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG4684.
13.Zie artikel 3.9, eerste en tweede lid van de Wabo.
14.Zie artikel 3.9, derde lid van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 4:20b, eerste lid van de Awb.