ECLI:NL:RBGEL:2025:3991

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
AWB-24_1926
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep inzake tijdige indiening van het beroepschrift tegen een besluit van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt de ontvankelijkheid van het beroep van eiser beoordeeld. Eiser heeft een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het UWV, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit komt doordat eiser het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend, wat aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank legt uit dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, beginnend op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval is het besluit op 9 mei 2023 bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn op 10 mei 2023 begon en op 20 juni 2023 eindigde. Eiser heeft zijn beroepschrift pas op 25 maart 2024 aangetekend verzonden, wat ver buiten de termijn valt.

De rechtbank heeft eiser voldoende gelegenheid gegeven om aan te tonen dat hij eerder een beroepschrift had ingediend, maar eiser heeft niet kunnen bewijzen dat hij dit op 9 juni 2023 heeft gedaan. De rechtbank heeft geen beroepschrift van eiser ontvangen op die datum en concludeert dat het beroep niet tijdig is ingediend. Eiser heeft geen verontschuldigbare reden gegeven voor de late indiening van het beroepschrift.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Berends, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] uit [plaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M. Hofmans-Lim).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank of het beroep van eiser ontvankelijk is. Dat wil zeggen of het beroep van eiser voldoet aan de door de wet gestelde vereisten voor het in behandeling nemen van zijn beroep.
1.1.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Het is niet nodig dat partijen op een zitting worden gehoord. Het beroep van eiser is namelijk kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom sluit de rechtbank het onderzoek en doet zij zonder zitting uitspraak. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroep niet aan de door de wet gestelde vereisten voldoet om het beroep in behandeling te nemen. Eiser heeft het beroep niet tijdig ingediend en dit kan aan eiser worden toegerekend: er is hiervoor geen goede reden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [2]
Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit geval de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [5] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [6] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het beroepschrift niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift niet tijdig indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dit betekent dat de indiener een goede reden heeft voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift en dat het niet tijdig indienen daarom niet aan de indiener toegerekend kan worden. Als dat het geval is dan laat de rechtbank een niet-ontvankelijkverklaring op grond van de niet tijdige indiening van het beroepschrift achterwege. [7]
Is het beroepschrift tijdig ingediend?
4. Op het bestreden besluit van het UWV staat de datum van 9 mei 2023. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het UWV het bestreden besluit later dan op 9 mei 2023 aan eiser heeft toegezonden. Dat betekent dat de beroepstermijn is begonnen op 10 mei 2023. De beroepstermijn is vervolgens op 20 juni 2023 geëindigd.
4.1.
Eiser heeft het beroepschrift – gedateerd op 22 maart 2024 – aangetekend op 25 maart 2024 met PostNL verstuurd. Het beroepschrift heeft de rechtbank op 26 maart 2024 ontvangen. In het beroepschrift van 22 maart 2024 vraagt eiser naar de stand van zaken, omdat hij op 9 juni 2023 een beroepschrift tegen het bestreden besluit heeft ingediend. Ook heeft hij tot op heden niets van de rechtbank vernomen, ook geen bericht van ontvangst.
4.2.
De rechtbank heeft van eiser geen beroepschrift ontvangen op (of omstreeks) 9 juni 2023. Om die reden heeft eiser ook geen ontvangstbevestiging van de rechtbank gehad. Gelet op de kop van het beroepschrift gedateerd op 22 maart 2024 heeft de rechtbank navraag gedaan bij de rechtbank Midden-Nederland of zij een beroep hebben ontvangen van eiser. Ook deze rechtbank heeft geen beroep van eiser ontvangen.
4.3.
Het is in beginsel eiser die – als indiener van het beroepschrift – het risico draagt dat zijn poststuk de geadresseerde niet bereikt wanneer dit niet aangetekend is verzonden en de ontvangst daarvan in geval van ontkenning niet anderszins aannemelijk wordt gemaakt. Om deze reden heeft de rechtbank eiser met de brieven van 28 maart 2024, 19 november 2024 en 19 december 2024 gevraagd om de rechtbank te berichten hoe het beroepschrift van 9 juni 2023 aan de rechtbank is verzonden. Met andere woorden is aan eiser gevraagd om aannemelijk te maken dat het beroepschrift op 9 juni 2023 aan de rechtbank is verzonden.
4.3.1.
Eiser heeft op de brief van 28 maart 2024 gereageerd door stukken toe te zenden, waaronder een kopie van het beroepschrift van 9 juni 2023. Eiser heeft echter niet vermeld hoe hij dit beroepschrift destijds aan de rechtbank heeft verzonden. Daarom is dit op 19 november 2024 nogmaals aan eiser gevraagd, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook op de aangetekende brief van 19 december 2024 is geen reactie gekomen. Deze aangetekende brief van 19 december 2024 is gelet op de bezorggegevens van PostNL wel door eiser (of iemand namens eiser) op 27 december 2024 afgehaald bij een PostNL-punt.
4.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zij eiser voldoende gelegenheid heeft gegeven om aannemelijk te maken dat hij zijn beroepschrift van 9 juni 2023 aan de rechtbank heeft verzonden, maar dat eiser van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Eiser is er dan ook niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het beroepschrift van 9 juni 2023 (tijdig) aan de rechtbank is verzonden. De rechtbank heeft niet eerder dan op 26 maart 2024 een beroepschrift tegen het bestreden besluit (van 9 mei 2023) ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar?
5. Eiser heeft voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift – anders dan dat hij van mening is dat hij op 9 juni 2023 al beroep heeft ingediend – geen reden gegeven. Er is dan ook niet van een verontschuldiging voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk of verder beoordeelt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Berends, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
6.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
7.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.