ECLI:NL:RBGEL:2025:3994

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
11322741
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ondoorzichtig maken van vensters van een schuurtje op grond van artikel 5:50 BW

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een vordering aanhangig gemaakt door [eisers] tegen [gedaagde] met betrekking tot de vensters van een schuurtje. [eisers] is sinds 26 april 2022 eigenaar van een perceel en woning, terwijl [gedaagde] sinds 1962 eigenaar is van een aangrenzend perceel. [eisers] heeft geconstateerd dat er doorzichtige vensters in de muur van het schuurtje van [gedaagde] aanwezig zijn, die zich binnen twee meter van de perceelgrens bevinden. Na een verzoek van [eisers] om deze vensters ondoorzichtig te maken, heeft [gedaagde] slechts gedeeltelijk aan dit verzoek voldaan door folie aan te brengen.

De vordering van [eisers] is gebaseerd op artikel 5:50 lid 1 BW, dat stelt dat het zonder toestemming van de eigenaar van het naburige erf niet geoorloofd is om vensters te hebben die uitzicht geven op dit erf. [gedaagde] heeft echter verweer gevoerd en zich beroepen op artikel 5:50 lid 2 BW, waarin staat dat een nabuur zich niet kan verzetten tegen vensters als het uitzicht niet verder reikt dan tot een muur binnen twee meter van de vensters. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vensters van [gedaagde] geoorloofd zijn op basis van de analoge toepassing van artikel 5:50 lid 2 BW, omdat de vensters al aanwezig waren voordat [eisers] zijn schuurtje en schutting heeft verwijderd.

De vordering van [eisers] om de vensters ondoorzichtig te maken is afgewezen, evenals de nevenvorderingen. [eisers] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van [gedaagde] betalen, die zijn begroot op € 510,00. Het vonnis is uitgesproken op 16 mei 2025 door mr. M.J.C. van Leeuwen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11322741 \ CV EXPL 24-2894
Vonnis van 16 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] (in mannelijk enkelvoud),
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D. van Alst.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is sinds 26 april 2022 eigenaar van het perceel en de woning gelegen aan de [adres 1] , kadastraal bekend als [perceel 1] .
2.2.
[gedaagde] is sinds 1962 eigenaar van het perceel en de woning gelegen aan de [adres 2] , kadastraal bekend als [perceel 2] .
2.3.
In 1972 heeft [gedaagde] een gedeelte van het haar in eigendom toebehorend perceel overgedragen aan de [gemeente] . Dit betrof het perceel waarop nu de woning en tuin van [eisers] zijn gelegen.
2.4.
De percelen van partijen ( [perceel 1] en [perceel 2] ) grenzen sinds 1972 (gedeeltelijk) aan elkaar. Dit is te zien op de overgelegde kadastrale kaart:
2.5.
Nadat [eisers] eigenaar is geworden van zijn perceel heeft hij een schuurtje en een schutting verwijderd. Het schuurtje en de schutting stonden op ongeveer één meter van de erfgrens van [gedaagde] . De situatie voor het afbreken van de schuur en de schutting was als volgt:
2.6.
[eisers] heeft vervolgens geconstateerd dat in de muur van de schuur van [gedaagde] , die zich direct langs de perceelgrens bevindt, een drietal (doorzichtige) ramen aanwezig is.
2.7.
[eisers] heeft [gedaagde] verzocht om de ramen ondoorzichtig te maken, waarop [gedaagde] de ramen gedeeltelijk van ondoorzichtig folie heeft voorzien.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na vermeerdering van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad dat:
[gedaagde] wordt veroordeeld om binnen 28 dagen na betekening van het vonnis de ruiten van de vensters in de schuur van [gedaagde] , die gesitueerd zijn binnen twee meter van de perceelgrens met het perceel van [eisers] , permanent ondoorzichtig te maken, en te houden en dat de platen die aan de binnenkant loszitten aan de buitenkant van de ruiten worden bevestigd en vastgemaakt, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 of een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat [gedaagde] niet voldoet aan het opgelegde;
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 925,00 of een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vensters in de schuur van [gedaagde] op grond van artikel 5:50 lid 1 BW niet zijn toegestaan. De vensters bevinden zich namelijk binnen twee meter van de perceelgrens met het perceel van [eisers] en de ramen zijn doorzichtig. De maatregelen die [gedaagde] op dit moment heeft getroffen zijn niet voldoende omdat niet alle ramen van folie zijn voorzien, de folie niet ondoorzichtig genoeg is en de folie ook al loslaat. Het betreft volgens [eisers] dus geen duurzame oplossing.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] voert aan dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5:50 lid 2 BW, althans dat dat artikel analoog moet worden toegepast. De vensters van het schuurtje van [gedaagde] hadden namelijk altijd uitzicht op het schuurtje en de schutting die zich op één meter afstand en over de gehele breedte van de schuur van [gedaagde] bevonden. Indien er wel sprake zou zijn van een onrechtmatige toestand als bedoeld in artikel 5:50 lid 1 BW, dan beroept [gedaagde] zich op verjaring omdat de onrechtmatige toestand in dat geval al zou bestaan sinds 1972.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag in deze procedure is of [gedaagde] de vensters van het schuurtje volledig ondoorzichtig moet maken.
4.2.
Op grond van artikel 5:50 lid 1 BW is het zonder toestemming van de eigenaar van het naburige erf, niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van het naburige erf vensters te hebben, voor zover deze vensters uitzicht geven op dit naburige erf.
4.3.
In het tweede lid van artikel 5:50 BW is bepaald dat een nabuur zich niet tegen vensters binnen twee meter van de erfgrens kan verzetten, als het uitzicht niet verder reikt dan tot een muur die binnen twee meter van de vensters staat. Daarnaast is in dit lid bepaald dat de vensters ook geoorloofd blijven als de muur wordt gesloopt.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de vensters in het schuurtje van [gedaagde] zich bevinden binnen twee meter van de grenslijn met het perceel van [eisers] Door [eisers] is verder niet weersproken dat deze vensters uitzicht gaven op een schuur en een schutting die zich op één meter afstand en over de gehele breedte van de schuur van [gedaagde] bevonden en dat deze vensters al aanwezig waren voordat [eisers] in 2022 het schuurtje en de schutting weghaalde.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook sprake van een situatie die heel erg lijkt op de in het artikel 5:50 lid 2 BW genoemde geval, dat overeenkomstige toepassing van dat lid in dit geval op haar plaats is. Daar waar de vensters uitzicht geven op het erf van [eisers] , reikte dat uitzicht, voordat [eisers] het schuurtje en de schutting afbrak, namelijk niet verder dan dit schuurtje en de schutting, die zich op één meter afstand van de vensters bevonden. Pas toen [eisers] in 2022 het schuurtje en de schutting heeft weggehaald, reikte het uitzicht verder. Omdat de vensters (met doorzichtige ramen) al voor de sloop van de schutting en het schuurtje aanwezig waren, zijn de (doorzichtige) vensters op grond van artikel 5:50 lid 2 BW ook na die sloop geoorloofd.
4.6.
De conclusie is dan ook dat op grond van artikel 5:50 BW de vordering van [eisers] om de vensters ondoorzichtig te maken en te houden en de platen die aan de binnenkant loszitten, aan de buitenkant te bevestigen en vast te maken wordt afgewezen. Omdat deze vordering wordt afgewezen, worden de nevenvorderingen ook afgewezen.
4.7.
Aangezien het verweer van [gedaagde] uit hoofde van artikel 5:50 lid 2 BW slaagt, komt de kantonrechter niet toe aan het andere verweer van [gedaagde] , namelijk dat de vordering van [eisers] is verjaard.
4.8.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
510,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2025.
62956/560