6.3Tot slot is in artikel 5.3 van de Woo opgenomen, dat bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar, het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie motiveert waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.
Het goed functioneren van de Staat als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo
7. Eiser voert aan dat deze weigeringsgrond te ruim is toegepast door de minister. Het gaat bij deze weigeringsgrond om de documenten 7, 8 en 39 van de bijlage bij het bestreden besluit. Dat documenten 7 en 8 zijn aangeduid als vertrouwelijk betekent niet zonder meer dat het functioneren van de staat zou zijn geschaad door openbaarmaking. Eiser verwijst in dit verband naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2023.Document 39 gaat over een subsidieverzoek. Niet valt in te zien dat deze weigeringsgrond hierop van toepassing is, aldus eiser.
8. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennisgenomen van de door de minister vertrouwelijk overgelegde stukken.
9. De beroepsgrond slaagt voor zover het de documenten 7 en 8 betreft. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat documenten als vertrouwelijk zijn aangemerkt op zichzelf niet voldoende is om openbaarmaking te weigeren in het belang van het goed functioneren van de overheid. Ook dan zal de minister moeten motiveren waarom dat belang zwaarder weegt dan het algemene belang van openbaarheid. Dat medewerkers de mogelijkheid moeten hebben om zaken intern aan te kaarten, zonder dat deze informatie direct openbaar wordt, zoals de minister in het verweerschrift stelt, kan de rechtbank wel volgen.
De minister miskent echter dat documenten 7 en 8 beide dateren van 2014 en dat daarom de verzwaarde motiveringsplicht van artikel 5.3 van de Woo geldt. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank op de zitting heeft de gemachtigde van de minister toegezegd nogmaals te gaan kijken naar de weigering om documenten 7 en 8 openbaar te maken, temeer omdat er in document 8 ook informatie van feitelijke aard staat. Daarmee staat vast dat de weigering om die documenten openbaar te maken een motiveringsgebrek kent.
In document 39 (een mailwisseling met als onderwerp ‘subsidie’) uit 2021 zijn op pagina 2 de laatste 2 regels en op pagina 6 een bedrag zwartgemaakt met toepassing van deze weigeringsgrond. In het verweerschrift heeft de minister over deze zwartgemaakte passages toegelicht, dat hij niet bereid is de kosten van een bepaalde methodiek openbaar te maken, omdat het gaat om een schatting en niet om een definitief bedrag. Het bedrag kan een eigen leven gaan leiden en concurrenten kunnen hieruit informatie afleiden. De rechtbank kan dit standpunt van de minister wel volgen. Het betoog van eiser slaagt in zoverre niet.
Persoonlijke beleidsopvattingen als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Woo.
10. Eiser voert aan dat de minister deze weigeringsgrond te ruim heeft toegepast ten aanzien van documenten 3, 5, 6, 7, 8, 23 en 29. In het bestreden besluit motiveert de minister dat het gaat om e-mails, maar uit de inventarislijst blijkt dat het ook om andere documenten gaat. Volgens eiser is het hoogst onwaarschijnlijk dat deze documenten uitsluitend uit persoonlijke beleidsopvattingen bestaan.
De weigering delen van de documenten 9, 15, 22, 24, 26, 27, 28, 31, 34, 35, 36, 37 en 38 openbaar te maken op grond van deze weigeringsgrond is onterecht. De minister legt het begrip persoonlijke beleidsopvattingen te ruim uit. De zwartgelakte passages betreffen waarschijnlijk voornamelijk agendapunten en actiepunten in verslagen van maandelijkse overleggen.
11. De minister stelt zich op het standpunt dat in een aanzienlijk deel van de door eiser genoemde documenten ambtenaren van gedachte wisselen over onder meer de toekomstige inrichting van de BPG-afdelingen. De minister acht het niet in het belang van een goede en democratische bestuursvoering om intern beraad over aangelegenheden die zo direct raken aan de veiligheid in een penitentiaire inrichting en aan het tegengaan van de risico’s die uitgaan van bepaalde gedetineerden openbaar te maken. Verder stelt de minister zich voor de documenten 3, 23 en 29 op het standpunt dat het concepten betreft en dat hij staatrechtelijk gezien alleen verantwoordelijkheid wil nemen voor definitieve stukken.
12. De rechtbank is van oordeel dat de weigering om de onder 10 genoemde documenten openbaar te maken een motiveringsgebrek heeft. De rechtbank stelt vast dat de minister bij de weigering om informatie neergelegd in de documenten 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 15 (geheel) openbaar te maken, niet heeft gemotiveerd waarom het in artikel 5.2 bedoelde belang ondanks het tijdsverloop zwaarder weegt dan het algemeen belang van openbaarheid. Het betreft immers documenten uit de periode 2014-2016. De rechtbank volgt de minister ook niet in zijn standpunt dat alleen definitieve stukken openbaar gemaakt kunnen worden. Niet valt in te zien dat concepten nimmer onder de Woo kunnen vallen. Openbaarmaking van concepten kan er immers toe leiden dat er een completer beeld over het besluitvormingsproces ontstaat. Ook is van belang dat beoordeeld wordt of het concept relevante (feitelijke) informatie bevat over het besluitvormingsproces, die niet ook al – in een andere vorm – terugkomt in het definitieve stuk.
Tot slot heeft de gemachtigde van de minister op de zitting desgevraagd aangegeven dat ten aanzien van meerdere zwartgemaakte passages in verschillende documenten mogelijk sprake is van feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter, die daarom ook niet als persoonlijke beleidsopvattingen kunnen worden aangemerkt. Ter zitting is namens de minister in dit verband ook toegezegd dat de weigering om documenten (geheel) openbaar te maken nogmaals zal worden bekeken. In zoverre is dus erkend dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent.
De beroepsgrond slaagt.
Samenloop van beide weigeringsgronden.
13. Ter zitting is ook aan de orde gekomen dat de integrale weigering om documenten 7 en 8 openbaar te maken is gebaseerd op de weigeringsgrond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, en 5.2 eerste lid, van de Woo. De minister heeft echter verzuimd om aan te geven welke weigeringsgrond op welk deel van het document van toepassing is. Ook in zoverre kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit.
Is de redelijke termijn overschreden?
14. Eiser heeft bij brief van 5 augustus 2024 verzocht om een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.