ECLI:NL:RBGEL:2025:4117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
05/266048-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium en het aanwezig hebben van cocaïne

Op 26 mei 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium. De zaak betreft twee parketnummers: 05/266048-24 en 05/078320-25. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie van procaïne-HCL, en het aanwezig hebben van meer dan 3 kilo cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij de productie en distributie van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in de woning aanwezig was waar de productie plaatsvond en dat hij wetenschap had van de bestemming van de procaïne als versnijdingsmiddel voor cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met de maatregel van kostenverhaal voor de gemaakte kosten van het ontmantelen van het drugslaboratorium. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die het gebruik van een drugslaboratorium met zich meebrengt voor de volksgezondheid en de veiligheid van omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/266048-24 en 05/078320-25
Datum uitspraak : 26 mei 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. in [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. J.T. Brassé, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/266048-24
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een (grote) hoeveelheid versnijdingsmiddelen voorhanden te hebben, te weten 92 kilo Procaïne HCL, 35 kilo cafeïne, 600 liter aceton, 41 liter zoutzuur en/of 1 liter ammonia, en
- een woonruimte en kelderbox ter beschikking te stellen, en
- handschoenen, gelaatsmaskers, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans, sealapparaat en vacuümzakken en/of een mixer voorhanden te hebben;
2
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te [plaats 2] om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- twee gezichtsmaskers en 60 kilogram versnijdingsmiddelen, te weten procaïne, voorhanden te hebben;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te [plaats 2] , al dan niet opzettelijk, zonder registratie een hoeveelheid van ongeveer 60 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende procaïne, in elk geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad;
Parketnummer 05/078320-25
hij op of omstreeks 19 december 2024 te [plaats 2] opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 3135,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/266048-24 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feiten 1 en 2 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe primair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het (o.a.) verwerken van cocaïne heeft voorbereid. Het beoogde eindproduct was procaïne. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het overtreden van de Opiumwet. Verdachte wist niet dat procaïne een versnijdingsmiddel voor cocaïne was. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 bepleit dat vrijspraak dient te volgen van de hoeveelheden aangetroffen goederen/stoffen. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit nu een productiebeoordeling van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van de inbeslaggenomen monsters van 20 augustus 2024 in het dossier ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] betraden op 24 mei 2024 de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] . Zij liepen naar de bovenverdieping. Daar zagen zij een aantal jerrycans staan, een tafel met daarop wit poeder en een afzuiginstallatie. In verband met mogelijke gevaarlijke stoffen werd er gewacht op de forensische opsporing en de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO). [2] Toen de LFO-experts de trap opliepen naar de eerste verdieping van de woning, roken zij een sterke geur van aceton. Zij zagen dat de woonkamer van deze verdieping geheel in gebruik werd genomen voor het vervaardigen/bewerken van vermoedelijk verdovende middelen. Vervolgens bekeken zij de bij de woning behorende kelderbox. Hier troffen zij een groot aantal jerrycans aceton en zoutzuur. Er werd een inventarisatielijst opgemaakt. Het ging totaal om ander andere:
  • K1: 26 jerrycans met daarin totaal 520 liter aceton;
  • K2: 1 jerrycan van 20 liter met daarin een sterk zure dampende vloeistof (geur zoutzuur);
  • K3: twee dichte dozen die beiden een aluminiumzak met twee binnenzakken met 20 kilogram wit poeder bevatten;
  • B1: uitklapbare tafel sterk vervuild met wit poeder, sterk vervuilde balans en beslagkommen;
  • B2: een met wit poeder vervuild droogrek, omgeven door drie ventilatoren met hierboven een lokale afzuiging;
  • B3: afsluitbare kunststof vak van 100 liter inhoudende circa 10 liter gelige vloeistof. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0130NL;
  • B4: 4 volle jerrycans van 20 liter etiket ChemiBlaze;
  • B5: een jerrycan van 20 liter inhoudende circa 20 liter zoutzuur;
  • B6: 15 lege jerrycans van 20 liter, 14 keer met etiket ChemiBlaze (aceton) en één keer etiket HydroFortify (zoutzuur);
  • B7: 8 vervuilde emmers;
  • B8: een centrifuge waarvan de trommel sterk vervuild was met wit poeder. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0132NL;
  • B9: een witte ovale kunststof bak van 10 liter inhoudende circa 5 liter zure vloeistof. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0131NL;
  • B10: een jerrycan van 5 liter inhoudende circa 1 liter sterk zure dampende vloeistof;
  • B11: een elektrische dompelverwarmer;
  • B12: een aangebroken kunststof literfles ammonia, geur ammonia;
  • B15: 2 dozen, waarvan één vol met een aluminiumzak met twee binnenzakken met 20 kilogram wit poeder;
  • B16: een aangebroken doos van 20 kilogram cafeïne met nog circa 15 kilogram wit moeder in dubbele binnenzak;
  • B17: een verzegelde kartonnen ton met etiket 25 kilogram procaïne HCL;
  • B18: twee met cafeïne bevuilde beslagkommen en twee sealapparaten en bijbehorende vacuümzakken en een Aldi-tas met hierin ongeveer 0,5 kilogram wit poeder;
  • B19: 11 kunststof bakken met deksel en vitrage bestemd als filtreermateriaal;
  • B20: een doos met circa 7 kilogram witte brokken. Dit werd voorzien van SIN-nummer AARY0133NL;
  • B21: een mixer geheel vervuild met wit poeder;
  • B22: een droogrek;
  • B23: afzuiginstallatie bestaande uit een slakkenhuis en sterk vervuild koolstoffilter.
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht de materialen voorzien SIN-nummers AARY0130NL (B3), AARY0132NL (B8), AARY0131NL (B9) en AARY0133NL (B20). Het witte poeder en brokjes, volgens opgave afkomstig uit de centrifuge waarvan de trommel sterk vervuild was met wit poeder, AARY0132NL (B8) en de witte brokjes, volgens opgave uit doos met hierin circa 7 kilogram witte brokken, AARY0133NL (B20) bevatten procaïne. De kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit afsluitbare kunststof bak van 100 liter inhoudende circa 10 liter gelige vloeistof, AARY0130NL (B3) bevat een zwak zure waterige vloeistof. De kleurloze vloeistof, volgens opgave afkomstig uit witte ovale kunststof bak van 10 liter inhoudende circa 5 liter zure vloeistof, AARY0131NL (B9) bevat procaïne in een zure waterige vloeistof. De conclusie van het NFI is dat in het onderzoeksmateriaal procaïne is aangetoond. In relatie tot drugs is procaïne een versnijdingsmiddel voor cocaïne. Procaïne is een kortwerkend plaatselijk verdovingsmiddel dat nauwelijks meer wordt toegepast. [4]
Naar aanleiding van vragen van de verdediging heeft een LFO-expert nader uiteengezet hoe tot de inhoud en het gewicht van alle aangetroffen goederen is gekomen. Bij volle en/of onaangebroken verpakkingen gaat LFO uit van eigen waarnemingen gedurende het onderzoek. De jerrycans met aceton “Chemiblaze” en Zoutzuur “Hydrofortify” bleek de inhoud conform het etiket te zijn. Bij andere vermelde gewichten zijn deze gewogen met een zeer betrouwbaar gebleken industriële weegschaal. De expert kwam tot de volgende hoeveelheden:
  • 92 kilo procaïne waarvan 67 kilo procaïnebase en 25 kilo procaïne-HCL;
  • 600 liter Aceton; 26 jerrycans met 520 liter (K1) en 4 jerrycans (B4) met 80 liter;
  • 41 liter zoutzuur; 2 jerrycans met 20 liter (K2 en B5) en 1 jerrycan (B10) met 1 liter;
  • 15,5 kilo cafeïne; 1 doos met 15 kilogram Cafeïne (B16) en 0,5 kilogram Cafeïne (B18).
Het LFO heeft de bovenwoning -aangeduid als ruimte [naam 1] - beschreven als een ruimte die vrijwel volledig in gebruik was voor het omzetten van procaïnebase naar het zoutzure zout van procaïne (procaïne-HCL). Hierbij wordt de procaïnebase opgelost in aceton waarna er na verwarmen zoutzuur aan toegevoegd wordt. De hierbij verkregen procaïne-HCL heeft een parelmoerachtig voorkomen die na droging kan worden gebruikt om cocaïne te versnijden. Vanuit één kilo procaïne-HCL kan ruim twee kilo versneden cocaïne worden verkregen. Deze versneden cocaïne behoud de uiterlijke verschijningsvormen van pure cocaïne.. [6]
In de woning zijn ook aangetroffen handschoenen, een gelaatsmasker, een droogmachine, een werkbril, een droognet, een afzuiger en een weegschaal. [7]
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat de bovenwoning aan het [adres 2] in [plaats 1] werd gebruikt als productielaboratorium voor procaïne-HCL. De rechtbank gaat daarbij uit van de inventarisatielijst van de LFO. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de experts ter plaatse. De inhoud van goederen is gecontroleerd aan de hand van het etiket of is gewogen met een industriële weegschaal. Vervolgens zijn delen van deze goederen getest door het NFI. De rechtbank stelt daarom vast dat in de bovenwoning en in de kelderbox in totaal is aangetroffen:
  • 92 kilo procaïne;
  • 600 liter Aceton;
  • 41 liter zoutzuur, en
  • 15,5 kilo cafeïne.
Ook stelt de rechtbank vast dat in de woning handschoenen, een gelaatsmasker, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans, een sealapparaat en vacuümzakken en een mixer zijn aangetroffen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de woning huurde van [woningcorporatie] . [8]
Procaïne als versnijdingsmiddel
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wetenschap had van de procaïne in de woning. Hij is meermalen in de woning geweest en heeft daarbij ook geholpen bij het verpakken van de procaïne. [9] Verdachte heeft verklaard dat hij op de stof procaïne heeft gezocht op Google. Hij dacht dat het gebruikt werd als verdovingsmiddel bij tandartsen en voor dieren. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van de procaïne als versnijdingsmiddel van cocaïne en daarmee wist wat de bestemming van procaïne was.
Er is door verbalisant [verbalisant 4] onderzoek gedaan naar de stof procaïne. Het is een witte vaste stof/poeder. Procaïne kan zowel legaal als illegaal worden gebruikt. Procaïne werd gebruikt in de tandheelkunde, onder de merknaam Novocaine. Dit werd vroeger gebruikt als plaatselijke verdoving. Procaïne wordt nauwelijks meer toegepast in de tandheelkunde, aangezien er inmiddels meer doeltreffende middelen als lidocaïne op de markt zijn. De stof procaïne is bekend als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van aceton of ether en eventueel met andere versnijdingsmiddelen. Procaïne heeft een soortgelijke
glans als cocaïne en heeft een verdovend effect. Dat is een van de redenen dat dit als
versnijdingsmiddel wordt gebruikt. [10]
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat procaïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor verdovende middelen. Indien het middel wordt opgezocht op internet dan volgen er naast een algemene beschrijving vele hits op procaïne als versnijdingsmiddel voor cocaïne, met name sinds 2024. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het om een versnijdingsmiddel ging, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk. Dat Procaïne HCL ook
kanworden gebruikt als geneesmiddel voor dieren, maakt dat niet anders. De gegeven verklaring door verdachte dat het middel bestemd was voor veehouders, is namelijk op geen enkele wijze onderbouwd en dan ook niet aannemelijk geworden. De omstandigheden waaronder de spullen in de bovenwoning en kelder zijn aangetroffen, waarbij sprake was van vervuilde goederen en lekkende jerrycans met aceton spelen daarbij ook een rol. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte wetenschap had van de bestemming van de procaïne, namelijk als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
Rol van verdachte
Niet ter discussie staat dat er DNA in de woning is aangetroffen, waarvan verdachte de mogelijke donor is. Zo werd er op drie handschoenen, een gelaatmasker, twee flesjes drinken, op een filter van een peuk en op een vape DNA gevonden, waarvan verdachte mogelijk de donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de procaïne vervoerde en dat hij één keer heeft geholpen met het verpakken van de procaïne in de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] . Hij is daarnaast niet de vaste gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hij had dit telefoonnummer/toestel in gebruik als hij de procaïne wegbracht. De rechtbank volgt deze verklaring niet. Zij overweegt daartoe als volgt.
Bij het binnentreden van de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] troffen verbalisanten [naam 1] aan. [naam 1] huurde het onderste gedeelte van de woning van medeverdachte [medeverdachte] . De telefoon van [naam 1] werd in beslag genomen. Anderhalf uur na binnentreding stond [medeverdachte] bij de woning. Bij [medeverdachte] werden twee telefoons in beslag genomen. [12] De woning van verdachte aan het [adres 1] in [plaats 2] werd op 20 augustus 2024 doorzocht ter inbeslagneming. Tijdens de doorzoeking werden er (onder andere) twee telefoons in beslag genomen. [13] Het ging om een Apple iPhone en een Google Pixel. [14] De gegevens van de simkaart van de Google Pixel werden gevorderd. Het ging om telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [15]
[naam 1] werd op 28 mei 2024 gehoord. Tijdens haar verhoor verklaarde zij dat medeverdachte [medeverdachte] vanaf november 2023 boven wilde gaan klussen samen met een jongen. [naam 1] had enkel het telefoonnummer van deze jongen. In de telefoon van [naam 1] stond dit nummer opgeslagen als “Klusser” met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De jongen had daarna een nieuw nummer en stond zonder naam in de telefoon van [naam 1] . Hij stuurde vrijdag (de rechtbank begrijpt: 24 mei 2024) voor het laatst een berichtje, dat was de letter “E” of “S”. [naam 1] wist verder niets van hem, alleen dat hij uit [plaats 2] kwam. [16] “Klusser” gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . In de telefoon van [naam 1] stond een WhatsApp-bericht van 24 mei 2024 van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In het bericht stond “E”. [17] Tijdens een verhoor op 2 september 2024 werd aan [naam 1] een foto van verdachte getoond. [naam 1] verklaarde dat verdachte “Klusser” was. [18]
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte “Klusser” is. Het DNA dat is aangetroffen op meerdere voorwerpen in de woning, komt overeen met het DNA van verdachte. Het telefoonnummer waarvan [naam 1] verklaarde dat dit het nieuwe nummer van Klusser was, is gekoppeld aan de simkaart die is aangetroffen in de onder verdachte in beslaggenomen telefoon. Ook is verdachte door [naam 1] herkend als zijnde de Klusser. Ondanks dat het om een enkelvoudige confrontatie gaat, wordt deze herkenning ondersteund door hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De verklaring van verdachte dat hij de telefoon alleen bij zich had en gebruikte als hij ritjes reed en dat hij enkele keren in de woning is geweest voor het ophalen van procaïne, acht de rechtbank gelet op het voorgaande en gelet op de hierna geciteerde chatgesprekken onaannemelijk.
De inhoud van de telefoon van [naam 1] werd onderzocht. Er werden meerdere chatgesprekken met [naam 2] aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [naam 1] ( [naam 1] ) en [naam 2]
Op 6 maart 2024 tussen 08:59:28 uur en 08:59:40 uur
“ [naam 1] : Ik word echt gek van mn huurbaas en die gastjes
[naam 1] : Elke dag zijn deze mensen er
[naam 1] : Hele dag kkr veel geluid makne”
Op 6 maart 2024 tussen 13:30:32 uur en 13:37:17 uur
“ [naam 2] : Zal ik zo ff komen tot 17u
(…)
[naam 1] reply: Nee , hun zijn hier bezig met dat tering chemische spul, huurbaad vroeg ook of er niemand kon komen vanwege de geur
[naam 1] : als ik mn kamer uit moet , moet ik mod kapje op
[naam 2] : Ow serieus
[naam 1] : Jaaa” [19]
In de telefoon van [naam 1] werden meerdere chatgesprekken met “Klusser”, zijnde verdachte, aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [naam 1] ( [naam 1] ) en Klusser
Op 17 februari 2024 om 20:00 uur
“ [naam 1] : Yoo ben je nog daar?
Klusser: To ben net weg was er weer ff. Wattan
[naam 1] : Jaa mn vriend en ik moeten ff wat ophalen
Klusser: Boven?
[naam 1] : Neee bij mij
Klusser: Oohh jaa doeje ding. Moet boven nog opruimen drm”
Op 28 februari 2024 om 12:54 uur
“ [naam 1] : Tot hoelaat zijn jullie vandaag bezig
Klusser: Hey. Denk 5. Miss eerder. Niet heel lang. Wattan
[naam 1] : ik heb last van migraine daarom
Klusser: we zullen rustig doen en we zijn niet lang bezig vandaag”
Op 2 april 2024 om 10:29 uur
“ [naam 1] : Yoo. Kwam jij vandaag
Klusser: Ja. Wattan?
[naam 1] : Jaa tussen 4 en 8 is mn vriend er
Klusser: Ja maar ik moet wel mn ding toen toch. Hoe gaan we dat doen
Spraakbericht:
Klusser: Yoo, hee, luister dan. Kijk vanaf begin had je mij gezegd dat je vriendje nooit kwam snapje. Nu laatste tijd komt ie ineens. Ik vind niet erg maar ik heb ik betaal facking veel huur snapje. Ik moet wel gewoon mijn ding kunnen doen”
Op 5 april 2024 om 12:35 uur
“ [naam 1] : Ben jij hierrr
Klusser: Bijna. [medeverdachte] is daar nu”
Op 12 april 2024 om 14:43 uur
“ [naam 1] : Yoo ben jij er?
Klusser: Nee. Was [medeverdachte]
Klusser: Ikkom zo even”
Op 30 april 2024 om 14:33 uur
“Klusser: Hey. Ben je daar straks. Ik ben daar van 6 tot 8 ff. Dat je weet
[naam 1] : Hee, nee ben daar niet vandaag”
(…)
[naam 1] : Zie je van de week wel!
Klusser: Yes komt goed x”
Op 7 mei 2024 om 10:23 uur
“Klusser: Hey. ik en [medeverdachte] komen daar rond 5-6 en dan zijn we daar wel paar uur ja. Want die [medeverdachte] kon niet vroeg. Ik had hem ook gezegd hij zei ja kan gwn.
Op 8 mei 2024 om 09:33 uur
“Klusser: Ik kom nu ff langs”
Op 11 mei 2024 om 10:24 uur
“Klusser: Oh maar wij gaan maandag bezig daar”
Op 13 mei 2024 om 15:08
“Klusser: Oke we zijn weg”. [20]
De telefoon die onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag werd genomen is ook onderzocht. Er werden meerdere gesprekken tussen de gebruiker van de telefoon ( [medeverdachte] ) en het nummer [telefoonnummer 2] (verdachte) aangetroffen. Dit berichtenverkeer luidt voor zover voor de bewijsvoering ten aanzien van het tenlastegelegde relevant:
Chat tussen [medeverdachte] en [telefoonnummer 2]
Op 26 maart 2024 tussen 12:36 uur en 13:55 uur
“ [telefoonnummer 2] : morgen avond werken, of donderdag
[medeverdachte] : Bon..Brother”
Op 27 maart 2024 om 13:19 uur
“ [telefoonnummer 2] : Kan je morgen werken brother
[medeverdachte] : Ja broeder is rond twee uur goed?
[telefoonnummer 2] : Oke brother, bong, als je eerder kan laat me weten”
Op 5 april 2024 tussen 01:33 uur en 10:47 uur
“ [telefoonnummer 2] : Awo brother ik ben morgen 13.30 zo daar ik had nog een afspraak om 1 daarom
[medeverdachte] : Isgoed bro.. je moet wel sluiten laten maken.. anders kan ik niks bon
[telefoonnummer 2] : Isabel is binnen tog?, kan zei niet geven even sleutel, voor die tassen
[medeverdachte] : Zij heeft geen schuur sluitel
[telefoonnummer 2] : Bro, ik kan er pas kwart over 2 zijn, brother 14.35 ben ik er, maximaal kwart voor 3
[medeverdachte] : Ben deral broer, ben boven bon
[telefoonnummer 2] : Bon, kom er nu aan”
Op 6 april 2024 om 09:23 uur
“ [medeverdachte] : Awoo brother hoe hebben we weer afgesproken
[telefoonnummer 2] : Awoo over 45 min ik daar brother jij”
Op 9 april 2024 om 19:10 uur
“ [telefoonnummer 2] : Awo, hoelaat ben je daar
[medeverdachte] : Awoo brother hoe laat wouw je naar toe dan
[telefoonnummer 2] : Half uurtje ongeveer bem ik er
[medeverdachte] : Isgoed
[telefoonnummer 2] : Awo, Kan je 3 tasse menemen
Op 25 april 2024 om 16:15 uur
“ [telefoonnummer 2] : Awoo
[medeverdachte] : Awoo brother
[telefoonnummer 2] : Alles goed brother, kan je morgen werken?
[medeverdachte] : Ja Gaat goed. Rond 14.00 dan
[telefoonnummer 2] : Kan je niet eerder?
[medeverdachte] : Nee… vriendin moet werken man, ze is pas rond half twee terug
[telefoonnummer 2] : Okee brother
[medeverdachte] : 2uur dan
[telefoonnummer 2] : Awo, 2 uur daar?
[medeverdachte] : Bon” [21]
Uit de berichten verstuurd tussen verdachte ( [telefoonnummer 2] ) en [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) leidt de rechtbank af dat verdachte op meerdere momenten heeft gewerkt/afgesproken met [medeverdachte] . Daarnaast heeft [naam 1] berichten verstuurd waaruit de rechtbank begrijpt dat [medeverdachte] samen met gastjes hele dagen bezig is in de woning. Op 6 maart 2024 waren zij bezig met chemisch spul en moest [naam 1] een mondkapje dragen als zij haar kamer verliet. Ook blijkt uit een spraakbericht dat verdachte huur betaalde voor de bovenverdieping van de woning. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte de bovenverdieping huurde was en dat verdachte en [medeverdachte] samen in de woning aan het werk zijn geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte niet alleen wetenschap had van de aangetroffen goederen in de woning, maar dat hij betrokken was bij het productielaboratorium voor procaïne-HCL.
Medeplegen
Gelet op wat reeds is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin een wezenlijke bijdrage had. Verdachte heeft steeds nauw contact gehad met [medeverdachte] en zij waren op meerdere momenten samen in de woning. Er worden berichten gestuurd als “kun je drie tassen meenemen”, “wij gaan daar maandag bezig” en ”wij zijn weer weg”. Verdachte werkte nauw met [medeverdachte] samen en had daarbij kennis van de handelingen van [medeverdachte] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten: het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne. Verdachte en zijn mededader hadden voorwerpen en stoffen voorhanden waarvan zij wisten dat zij bestemd waren tot het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne.
De rechtbank stelt op basis van de uitgewerkte berichten de periode vast van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan het [adres 1] in [plaats 2] werd op 20 augustus 2024 op het balkon een zak met Chinese tekst met daarin wit poeder en een papieren zak met daarin oranje gekleurde brokken in beslag genomen. [22] In de auto in gebruik bij verdachte [23] werden een Aldi tas, twee grijze en drie blauwe vuilniszakken met wit poeder in beslag genomen. Ook werden twee gelaatsmaskers voorzien van filters in de auto aangetroffen. [24] Het poeder uit de zak met Chinese tekst en de brokken uit de papieren zak bevat procaïne. Het betrof een nettogewicht van 1.971,24 gram. Het poeder in de Aldi tas bevat procaïne-HCL. Het betrof een nettogewicht van 997,00 gram. [25] Het poeder en de brokken uit de vijf vuilniszakken in de auto bevat procaïne-HCL. Het betrof een nettogewicht van 60.799,36 gram . [26]
De rechtbank stelt gelet op genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 20 augustus 2024 63.747,60 gram procaïne in zijn woning en in een door hem gebruikt voertuig had. Zoals onder feit 1 is beschreven, is de rechtbank van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat procaïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne.. Daarnaast heeft verdachte in minder dan vier maanden nadat het productielaboratorium voor procaïne-HCL in [plaats 1] werd ontmanteld, waarbij hij zoals bewezen onder feit 1 betrokken was, ruim 60 kilogram procaïne en gelaatsmaskers voorhanden gehad. De rechtbank is dan ook van oordeel dat - in onderlinge samenhang bezien - verdachte ook op 20 augustus 2024 wetenschap had van de bestemming van de procaïne, namelijk als versnijdingsmiddel voor cocaïne.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2, primair tenlastegelegde, te weten: het voorbereiden van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten: het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne.
Parketnummer 05/078320-25 [27]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer ten aanzien van het bewijs gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 19 december 2024 werd het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] stilgehouden op de [straatnaam] in [plaats 2] . Verdachte was de bestuurder van het voertuig. Het voertuig werd in beslag genomen. Toen verdachte werd gevraagd uit te stappen zagen verbalisanten dat verdachte nog vluchtig met zijn hand bij zijn rechter jaszak zat. Verbalisant [verbalisant 5] keek in het voertuig en zag onder de bijrijdersstoel een plastic tas van Albert Heijn. Hij zag dat de tas gevuld was met een rechthoekig voorwerp. Hij voelde aan de tas en het voelde als een hard voorwerp gelijkend op een hem ambtshalve bekende vorm van een kiloblok verdovende middelen. Na het openen van de tas zag verbalisant twee rechthoekige blokken, omwikkeld met tape. Verbalisant [verbalisant 6] keek onder de bestuurdersstoel en zag eenzelfde soort plastic tas. De tas was gevuld met een rechthoekig blok, omwikkeld met tape. De aangetroffen verdovende middelen werden in beslag genomen. Op het politiecellencomplex werd verdachte onderworpen aan een insluitingsfouillering. Hierbij werd in zijn rechter jaszak een boterhamzakje met wit poeder aangetroffen. Het boterhamzakje werd in beslag genomen. [28] Eén blok met wit poeder achter de bijrijdersstoel werd voorzien van goednummer PLO600-2024593610-3357784 en SIN-nummer AASS2847NL, het blok met wit poeder onder de bestuurdersstoel werd voorzien van goednummer PL0600-2024593610-3357785 en SIN-nummer AASS2846NL. Eén blok met wit poeder achter de bijrijdersstoel werd voorzien van goednummer PL0600-2024593610-3358256. [29] Het boterhamzakje met wit poeder werd voorzien van goednummer PL0600-2024593610-3357792. [30]
De Forensische Opsporing heeft op 20 december 2024 onderzoek gedaan naar de inhoud van de bij verdachte aangetroffen goederen. Het plastic zakje voorzien van goednummer 3357792 en SIN-nummer AASS2845NL had een nettogewicht van 39,08 gram. Het blok met wit poeder voorzien van goednummer PL0600-2024593610-3357785 en SIN-nummer AASS2847NL had een nettogewicht van 1100,44 gram. Uit de indicatieve testen van de 7,52 gram (monstername uit de 39,08 gram) en 8,44 gram (monstername 1100,44 gram) bleek een indicatie voor cocaïne. [31] In een rapport NFiDENT is opgenomen dat de poeder en brokjes van 39,08 gram voorzien van SIN-nummer AASS2845NL cocaïne bevat. [32] In een rapport NFiDENT is opgenomen dat het blok met wit poeder van 1100,44 gram voorzien van SIN-nummer AASS2847NL cocaïne bevat. [33]
De Forensische opsporing heeft op 12 februari 2025 onderzoek gedaan naar de inhoud van de (overige) bij verdachte aangetroffen goederen. Het wit gekleurde blok voorzien van goednummer 3357785 en SIN-nummer AASS2846NL had een nettogewicht van 999,67 gram. Het wit gekleurde blok voorzien van goednummer 3358256 en SIN-nummer AASS2834NL had een nettogewicht van 996,77 gram. Uit de indicatieve testen van de 6,57 gram (monstername uit de 999,67 gram) en 7,56 gram (monstername 996,77 gram) bleek een indicatie voor cocaïne. [34] In een rapport NFiDENT is opgenomen dat het blok met wit poeder van 999,67 voorzien van SIN-nummer AASS2846NL cocaïne bevat. [35] In een rapport NFiDENT is opgenomen dat het blok met wit poeder van 996,77 gram voorzien van SIN-nummer AASS2834NL cocaïne bevat. [36]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat hij cocaïne in een boterhamzakje bij zich had. [37] Verdachte verklaarde daarnaast dat hij niet wist dat in de plastic zakken cocaïne zat. Hij dacht dat er hasj in de zakken zat. De rechtbank volgt deze verklaring niet. Verdachte heeft zijn stelling ter zitting op geen enkele wijze toegelicht, onderbouwd en aannemelijk gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het vervoeren van verpakte blokken, met daarbij een los boterhamzakje met daarin cocaïne, wist dat de inhoud van de blokken ook cocaïne betrof.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 3.135,96 (39,08 + 1100,44 + 999,67 + 996,77) gram cocaïne heeft vervoerd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/266048-24 feit 1 en feit 2 primair en het onder parketnummer 05/078320-25 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/266048-24
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne
, in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- een
(grote
)hoeveelheid versnijdingsmiddelen voorhanden te hebben, te weten 92 kilo
procaïne
,HCL, 3515,5kilo cafeïne, 600 liter aceton, 41 liter zoutzuur en
/of1 liter ammonia, en
- een woonruimte en kelderbox ter beschikking te stellen, en
- handschoenen, gelaatsmasker
s, een centrifuge, een droogmachine, een werkbril, een ventilator, een droognet, een afzuiger, kommen, een weegschaal, kunststof bakken, emmers, jerrycans,
sealapparaat en vacuümzakken en
/ofeen mixer voorhanden te hebben.
2, primair
hij op
of omstreeks20 augustus 2024 te [plaats 2] om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van cocaïne,
in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist
of ernstige reden had om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- twee gezichtsmaskers en 60 kilogram versnijdingsmiddelen, te weten procaïne, voorhanden te hebben;
Parketnummer 05/078320-25
hij op
of omstreeks19 december 2024 te [plaats 2] opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer3135,96 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/266048-24
feit 1:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan de schuldige weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2, primair:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan de schuldige weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Parketnummer 05/078320-25
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hoofdelijk de Maatregel Kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet wordt opgelegd voor € 5.760,05.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, aangevuld met een taakstraf en/of een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het produceren van cocaïne in een laboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie van procaïne-HCL. Verdachte is daardoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken voor de volksgezondheid en de keten van (ondermijnende) criminaliteit die met harddrugs gepaard gaat. Daarnaast veroorzaakt het opslaan en het bewerken van diverse chemicaliën die worden gebruikt bij het vervaardigen van drugs vele risico’s, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Uit het dossier volgt dat zowel de wijze waarop de jerrycans met lekkende aceton waren opgeslagen in de kelderbox als het bewerken van de procaïne in de bovenwoning een zeer groot brand- en explosiegevaar met zich mee bracht. Dit is niet enkel levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor de omwonenden van het drugslaboratorium. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij hiervoor een woning in een woonwijk gebruikte, terwijl uit nieuwsberichten blijkt wat de gevolgen hiervan kunnen zijn.
Nadat het lab was ontmanteld, heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de productie van cocaïne. Nog geen vier maanden later werd er bij verdachte 60 kilogram procaïne en twee gelaatsmaskers aangetroffen. De voorlopige hechtenis van verdachte werd op 5 september 2024 geschorst. Op 19 december 2024 werd verdachte, een gewaarschuwd man, aangehouden met meer dan drie kilogram cocaïne. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het reclasseringsadvies van 28 april 2025 blijkt dat verdachte zich tijdens het schorsingstoezicht heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden. Verdachte stond op de wachtlijst om te starten met een behandeling gericht op een delictanalyse en het verkrijgen van diagnostiek bij Kairos. Gelet op het laatste justitiecontact, dat is gepleegd in een periode van een schorsing van de voorlopige hechtenis, is het volgens de reclassering echter de vraag in hoeverre verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn er vermoedens van een sociaal wenselijke houding. Op basis van de justitiële documentatie ziet de reclassering een patroon in het plegen van heimelijke feiten, hetgeen zorgen oproept over een beperkt(e) morele ontwikkeling/geweten. In het verleden is persoonlijkheidsonderzoek verricht (2014)
en is er problematiek op dit gebied vastgesteld. Deze diagnostiek is te gedateerd om hier directe
conclusies aan te verbinden, maar maakt de zorgen van de reclassering omtrent de doorwerking van deze problematiek op antisociaal gebied wel groter. Hoewel er vraagtekens zijn over of verdachte volledige openheid van zaken geeft/heeft gegeven en zich sociaal wenselijk
opstelt, ziet de reclassering bij oplegging van een deels voorwaardelijke straf mogelijkheden om te werken aan gedragsverandering en risicobeheersing. In het geval van het opleggen van een langdurige gevangenisstraf kan de reclassering in het kader van detentiefasering opnieuw bekijken of reclasseringsinzet geïndiceerd is.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak voor het bereiden, bewerken, verwerken en het aanwezig hebben van harddrugs en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten, alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is en ziet geen aanleiding om een andere straf op te leggen. De rechtbank ziet geen meerwaarde om op dit moment een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarbij speelt ook een rol dat er nog geen diagnostiek heeft plaatsgevonden en er momenteel nog geen concreet behandelplan is. Eventuele behandeling van verdachte kan, indien te zijner tijd gewenst, in het kader van een mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling plaatsvinden. Dan kan worden bekeken welke bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke invrijheidstelling het meest passend zouden zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel Kostenverhaal
De Maatregel Kostenverhaal (artikel 13d van de Opiumwet) is op 1 juli 2022 in werking getreden en is van toepassing op strafbare feiten die na de datum van inwerkingtreding worden opgespoord en vervolgd. De maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die de Staat maakt in verband met vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Blijkens de in het dossier gevoegde factuur heeft de Staat in deze zaak kosten gemaakt voor het ontmantelen van het drugslaboratorium in de woning aan het [adres 2] in [plaats 1] . De uitgevoerde werkzaamheden bestonden uit het ontmantelen van het laboratorium, inclusief de afvoer ter vernietiging van chemicaliën, restafval en hardware. De gemaakte kosten bedragen € 5.760,05. Voorts is in het dossier een proces-verbaal van de LFO gevoegd, waaruit blijkt dat in het draaiende laboratorium vele brandbare stoffen en chemicaliën aanwezig waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke illegale (drugs)laboratoria en de opslag en bewerking van chemische stoffen ernstig gevaar voor de leefomgeving en de gezondheid kunnen opleveren, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de Maatregel Kostenverhaal is voldaan. Door feiten zoals de onderhavige maakt de Staat, en dus de maatschappij als geheel, grote kosten voor het op veilige wijze ontmantelen van drugslaboratoria en vernietigen van voorwerpen die ernstig gevaar kunnen opleveren. Daarom vindt de rechtbank het passend dat deze kosten op verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden verhaald. De rechtbank zal de kostenveroordeling hoofdelijk opleggen.
Aan verdachte zal daarom (hoofdelijk, te samen met medeverdachte [medeverdachte] ) de Maatregel Kostenverhaal worden opgelegd ter hoogte het gevorderde bedrag van
€ 5.760,05. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 63 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

8.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een telefoontoestel (Apple iPhone, goednummer PL0600-2024232382-3274261) in beslag genomen. De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de telefoon terug kan worden gegeven aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave van het telefoontoestel aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a en 13d van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van telefoontoestel (Apple iPhone, goednummer PL0600-2024232382-3274261) aan verdachte;
 legt op de Maatregel Kostenverhaal voor een bedrag van € 5.760,05;
 bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 63 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het bedrag van € 5.760,05 betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2025.
Mr. M.S. de Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024497297, voorzien van naam “Proces-verbaal ZD01” en “Proces-verbaal ZD02”, gesloten op 7 november 2024 en voorzien van naam “Persoonsdossier” (PD01), gesloten op 4 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-22-23.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-60-62.
4.Rapport “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 24 mei 2024 te [plaats 1] , ZD01-86-89.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-338-339.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-340-341.
7.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning, ZD01-112-118.
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, PD01-35-39.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-90.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport Forensisch DNA-onderzoek”, ZD01-146-148 en “Rapport Forensisch DNA-onderzoek”, ZD01-156-157 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.
12.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , ZD01-23.
13.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD01-21 en het proces-verbaal van bevindingen, ZD02-20.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten: kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing, ZD02-23.
15.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02-292.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD02-297-298.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02-303-305.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] , ZD01-214-215.
19.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-175-176.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-172-173.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-206-207.
22.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02-35.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.
24.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD01-71- 72.
25.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, ZD02-230-234, een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport Identificatie drugs”, ZD02-235-236.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, ZD02-151-155, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, aanvullend proces-verbaal ingekomen d.d. 12 mei 2025, p. 1-16, een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport Identificatie van drugs” van het Nederlands Forensisch Instituut, aanvullende stukken ZD01 en ZD02 p. 12-13 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024593610, gesloten op 25 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 9-11.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing”, p. 76-77.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Kennisgeving van inbeslagneming/eerste beslissing”, p. 78.
31.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 28-31.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport NFiDENT”, p. 32.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport NFiDENT”, p. 33.
34.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 34-37.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport NFiDENT”, p. 38.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten: “Rapport NFiDENT”, p. 39.
37.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2025.