ECLI:NL:RBGEL:2025:4141

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11141095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzet over betaling van kosten voor bouwtekeningen na brand

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een vordering tot betaling van kosten voor bouwtekeningen aan de orde. De eisende partijen, aangeduid als [eisers], hebben verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 2 februari 2024, waarin zij zijn veroordeeld tot betaling aan de gedaagde partij, [gedaagde]. De procedure is gestart na een uitslaande brand op 25 maart 2023, die de eisers ernstig heeft beschadigd. De gedaagde heeft op 3 mei 2023 een offerte voor tekenwerk aan de eisers gestuurd, ter waarde van € 7.500,-, verdeeld over verschillende fases. De eisers hebben echter betwist dat zij akkoord zijn gegaan met deze offerte en hebben een andere partij ingeschakeld voor de tekenwerkzaamheden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2025 is de kwestie van de factuur van 17 augustus 2023 ter discussie gesteld, die gebaseerd is op de eerder genoemde offerte. De kantonrechter heeft behoefte aan nadere informatie van beide partijen over de goedkeuring van de offerte en de uitvoering van de werkzaamheden. De eisers vorderen onder andere de vernietiging van de overeenkomst op basis van bedrog en/of misleiding, en de gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rol voor uitlating en overlegging van stukken, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. De zaak wordt vervolgd op 20 juni 2025, met een rolzitting op 4 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11141095 \ CV EXPL 24-1812
Vonnis van 30 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2] , VENNOOT VAN [eiser 1],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3] , VENNOOT VAN [eiser 1],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in verzet,
hierna samen te noemen: [eisers] (in vrouwelijk enkelvoud),
gemachtigde: mr. Ç. Kaya,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.C. Franken-Schoemaker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2024
- de mondelinge behandeling van 1 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is door een uitslaande brand op 25 maart 2023 ernstig beschadigd.
2.2
[gedaagde] heeft op 3 mei 2023 een offerte voor een tekenopdracht aan [eisers] gestuurd ten bedrage van in totaal € 7.500,-. In deze offerte staan twee fases vermeld, te weten fase 1 met betrekking tot werkzaamheden in het kader van omgevingsvergunning (bestemmingswijziging/vooroverleg) waarachter een prijs is vermeld van € 2.500,- en
fase 2 die aanvangt met ‘officieel indienen van de fase 1’ waarna ‘reclame aanvraag’ volgt en vervolgens ‘gebruiksmelding (alleen als fase 1 opdracht is)’ met prijsvermelding van
€ 1.500,-, daarna ‘werktekeningen’ met prijsvermelding van € 3.000,- en als laatste ‘melding activiteitenbesluit’ met prijsvermelding van € 500,-.
2.3
Bij brief van 9 mei 2023 brengt [bedrijf 1] bij [gedaagde] een bedrag van
€ 3.303,30 incl btw in rekening voor project [adres 1] waar [eisers] is gevestigd met de mededeling dat het daarbij om een deel van de kosten gaat waarbij verwezen wordt naar een email van 25 april 2023 aan ‘ [naam 1] ’.
2.4
Productie 4 bij verzetsdagvaarding betreft een factuur van 17 augustus 2023 met factuurnummer 23700328 van [gedaagde] aan [eisers] met betrekking tot tekenwerk ten bedrage van in totaal € 4.527,- excl btw (€ 5.477,67 incl btw). In dat bedrag zijn werkzaamheden begrepen die enerzijds betrekking hebben op tekenwerk van [gedaagde] en anderzijds op tekenwerk van [bedrijf 1] .
2.4.1
Voor de werkzaamheden van [gedaagde] is een bedrag berekend van € 1.524,- excl btw, nader als volgt omschreven:
“(…)
- originele tekeningen in stadsarchief
-inmeten van de unit
-digitaal maken van de genomen maten met de originele tekeningen als onderlegger
-incl. voorrijkosten en uurtarief
(…)”
2.4.2
Voor de werkzaamheden van [bedrijf 1] is een bedrag berekend van
€ 3.003,- excl btw, nader als volgt omschreven:
“(…)
tekenkosten met 10% opslag
(…)”
2.5
Bij email van 29 augustus 2023 deelt [eisers] aan [gedaagde] mee dat zij geen toestemming of akkoord heeft gegeven voor de werkzaamheden die op 17 augustus 2023 bij haar in rekening zijn gebracht en dat zij ‘een totaalfactuur inclusief tekeningen etc. heeft geregeld via een ander bedrijf’.
2.6
In reactie daarop geeft [gedaagde] op 30 augustus 2023 aan [eisers] aan dat zij incassomaatregelen zal gaan treffen, verder het volgende:
“(…)
U bent met u vrouw en dochter bij ons op kantoor geweest op donderdag 11 mei om 11.00 uur en hebben we de voortgang en de offerte voor het tekenwerk uitgelegd en besproken. U heeft daar persoonlijk oké op gegeven in het bijzijn van u 2 tafelgenoten en 3 man van [gedaagde] .
Zonder tekenwerk kan je ook nooit van zijn leven een offerte maken die klopt, is gewoon een stap die je moet nemen, we hebben toen ook gezegd als u voor een ander aannemer kiest bent u vrij en krijgt u van ons ook deze tekeningen om het hem verder te gaan met deze party.
De offerte was € 7500,- en omdat we niet alles hebben uitgevoerd hebben we deze gematigd tot de u verzonden factuur.(…)”
2.7.
Bij verstekvonnis van 2 februari 2024 (zaaknummer 10905469/24-354 is [eisers] veroordeeld om het bedrag aan [gedaagde] te betalen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eisers] vordert:
primair
  • ontheffing van het verstekvonnis van 2 februari 2024,
  • afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen,
subsidiair
- indien en voor zover wel sprake is van een overeenkomst:
vernietiging van de overeenkomst vanwege bedrog en/of misleiding en/of dwaling met vaststelling van de waarde van de door [gedaagde] geleverde dienst op een bedrag van € 1.524,- excl btw,
meer subsidiair
- indien en voor zover wel sprake is van een overeenkomst:
ontbinding van de overeenkomst met vaststelling van de waarde van de door [gedaagde] geleverde dienst op een bedrag van € 1.524,- excl btw,
in alle gevallen
- een en ander met veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling van al hetgeen [eisers] ter uitvoering van het bestreden verstekvonnis heeft voldaan als ook de kosten van het gelegde bankbeslag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling, alsmede in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover nodig nader ingegaan.

4.De beslissing

4.1.
Het verstekvonnis is betekend op 6 maart 2024. Op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering moet het verzet binnen vier weken na de betekening van dit vonnis bij exploot van dagvaarding worden gedaan. Het exploot is op 2 april 2024 betekend. Het verzet is dan ook tijdig ingesteld.
4.2.
In deze zaak staat de factuur van 17 augustus 2023 ter discussie, die is gebaseerd op de door [gedaagde] aan [eisers] uitgebrachte offerte van 3 mei 2023. Partijen zijn daarover uitvoering aan het woord geweest, zowel in de processtukken als op de zitting van 1 april 2023. Toch zijn er nog enkele losse eindjes in de zaak waar de kantonrechter eerst nog nader over geïnformeerd wil worden door partijen alvorens een tussen- dan wel eindvonnis te wijzen.
4.3.
[gedaagde] heeft op 3 mei 2023 een offerte uitgebracht. Deze offerte is in twee fasen onderverdeeld, fase 1 ter zake van werkzaamheden in het kader van omgevingsvergunning, begroot op € 2.500,- en fase 2 dat start met officieel indienen van de fase 1, waarbij verder onder de kop ‘gebruiksmelding’ de passage ‘(alleen als fase 1 opdracht is)’ staat en achter de klus van werktekeningen een bedrag van € 3.000,- is opgenomen.
[bedrijf 1] , aan wie het opmaken van de werktekeningen is uitbesteed, heeft op 9 mei 2023 een factuur aan [gedaagde] gestuurd met daarop de mededeling dat bij deze factuur een deel van de kosten (waarbij verwezen wordt naar de mail van 25 april 2023 aan [naam 1] ) omtrent het project aan de [adres 1] in rekening wordt gebracht.
Volgens [gedaagde] is er op 3 mei 2023 met elkaar gesproken over de offerte en is die ook in dat gesprek door [eisers] goedgekeurd. Verder heeft [gedaagde] in een email van 30 augustus 2023 aan [eisers] geschreven dat ‘op 11 mei 2023 de voortgang en de offerte voor het tekenwerk is uitgelegd en besproken’.
Productie 5 bij conclusie van antwoord in oppositie bevat de opgemaakte werktekeningen en productie 6 bij antwoord in oppositie betreft een opgemaakte offerte voor de totale herbouw die is gedateerd op 23 mei 2023.
4.4.
Uitgaande van de hiervoor onder 4.3 weergegeven feiten heeft de kantonrechter nog behoefte aan een nadere uiteenzetting van de zijde van [gedaagde] met betrekking tot het volgende.
4.4.1.
Allereerst dient [gedaagde] nader aan te geven op welke (met [eisers] besproken) wijze de offerte van 3 mei 2023 met betrekking tot de daarin opgenomen fase 1 en fase 2 precies gelezen dient te worden.
4.4.2.
Aangenomen wordt dat het in de offerte genoemde onderdeel ter zake van werktekeningen dat begroot is op € 3.000,- betrekking heeft op het aan [bedrijf 1] uitbestede tekenwerk. Nader te beantwoorden vraag daarover is op welke wijze de uitvoering van deze werkzaamheden zich verhoudt tot de vermelding ‘Officieel indienen van de fase 1’ alsmede tot - indien van toepassing op de werktekeningen - de vermelding ‘alleen als fase 1 opdracht is’.
4.4.3.
Ook is nog nadere opheldering gewenst over de mededeling op de factuur van 9 mei 2023 van [bedrijf 1] dat met de factuur een deel van de kosten in rekening is gebracht waarbij in die factuur verwezen wordt naar de mail van 25 april 2023 aan [naam 1] , die [gedaagde] (nog) niet in het geding heeft gebracht.
4.4.4.
[gedaagde] stelt dat zij op 3 mei 2023 direct aan de slag is gegaan met de geoffreerde en goedgekeurde werkzaamheden, dat gelet daarop ook [bedrijf 1] meteen de tekenwerkzaamheden kon uitvoeren, dat op 11 mei 2023 nog aanpassingen zijn besproken en dat die daags erna zijn verzonden aan [eisers] . [gedaagde] wordt verzocht stukken met betrekking tot de verzending van de aanpassingen over te leggen. Bijkomende vraag die verder hierover ter beantwoording voorligt is waarom vervolgens niet eerder dan op
17 augustus 2023, althans voor zover bekend, een factuur voor deze werkzaamheden is verzonden aan [eisers] .
4.4.5.
Uit wat [gedaagde] naar voren heeft gebracht moet begrepen worden dat productie 5 bij antwoord in oppositie de werktekeningen betreffen en productie 6 bij antwoord in oppositie de offerte betreft die aan de hand van de werktekeningen is opgemaakt voor de totale herbouw. Daarover heeft [gedaagde] in haar conclusie van antwoord in oppositie nog opgemerkt dat [eisers] voor de offerte zoals uitgewerkt in productie 5 goedkeuring heeft gegeven en voor de offerte voor de volledige herbouw zoals uitgewerkt in productie 6 niet. De vraag daarbij is over welke offerte [gedaagde] het met betrekking tot productie 6 heeft met verzoek deze over te leggen.
4.5.
Met betrekking tot de standpuntbepaling van de zijde van [eisers] acht de kantonrechter opheldering over het volgende nog van belang.
Volgens [eisers] moet de offerte van 3 mei 2023 beschouwd worden als een vrijblijvend aanbod dat zij nooit heeft aanvaard. Zij heeft daarover ter zitting aangegeven dat zij tegen [gedaagde] had gezegd dat zij na zou denken over de offerte, dat zij in de vakantieperiode geen contact kreeg met [gedaagde] en dat zij naar een andere adviseur is uitgeweken, die in augustus 2023 de opdracht heeft aanvaard. [eisers] had belang bij snelle uitvoering van de tekenwerkzaamheden en/of bij de offerte herbouw wegens uitkering van de verzekeraar. De vraag is dus aan [eisers] op basis van welke tekeningen en/of offerte herbouw de verzekeraar wanneer tot uitkering is overgegaan.
Ook dient [eisers] in dat verband aan te geven of en in hoeverre de werktekeningen daarbij een (ondersteunende) rol hebben gespeeld. [eisers] wordt verzocht de stukken dienaangaande bij akte over te leggen.
4.6.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor uitlating en overlegging stukken zoals hiervoor onder 4.4 en 4.5 weergegeven.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
20 juni 2025voor uitlating en overlegging stukken aan de zijde van [gedaagde] met betrekking tot het onder 4.4 vermelde en aan de zijde van [eisers] met betrekking tot het onder 4.5 vermelde;
5.2.
bepaalt dat [eisers] en [gedaagde] daarna op de rolzitting van
4 juli 2025daarop mogen reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025.
548