ECLI:NL:RBGEL:2025:4150
Rechtbank Gelderland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis inzake bestuurdersaansprakelijkheid en faillissement van een besloten vennootschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 april 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een vordering van de curator van de failliete besloten vennootschap [bedrijf 1] tegen [oppossant], de enige aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap. De curator had eerder in een verstekvonnis van 26 juni 2024 gevorderd dat [oppossant] aansprakelijk werd gesteld voor de schulden van de vennootschap op grond van artikel 2:248 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De curator stelde dat [oppossant] zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk had vervuld, wat een belangrijke oorzaak van het faillissement zou zijn. In het verzet heeft [oppossant] betoogd dat de vordering van de curator afgewezen of gematigd moest worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [oppossant] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 2:10 en 2:394 BW, wat leidt tot een onbehoorlijke taakvervulling. De rechtbank oordeelt dat [oppossant] aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement, aangezien hij niet de volledige administratie heeft overgelegd en de jaarrekening niet tijdig heeft gedeponeerd. De curator heeft voldoende onderbouwd dat de totale schuldenlast op het moment van dagvaarden € 619.483,45 bedroeg. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bekrachtigt het eerdere verstekvonnis, waarbij [oppossant] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in faillissementssituaties en de gevolgen van onbehoorlijke taakvervulling. De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en [oppossant] in de proceskosten veroordeeld.