Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.MONTEA TIEL B.V.,
MONTEA PANOVEN I B.V.,
MONTEA PANOVEN II B.V.,
MONTEA PANOVEN III B.V.,
MONTEA PANOVEN IV B.V.,
MONTEA PANOVEN V B.V.,
MONTEA PANOVEN VI B.V.,
1.De procedure
2.De zaak in het kort
3.De beoordeling
Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat goed onder bijzondere titel verkrijgt.”
uit onderzoek blijkt dat de houtopstand valt buiten de bij besluit van de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Provincie Gelderland is op deze locatie het bevoegd gezag voor wat betreft de Wet natuurbescherming. U bent verplicht de tenietgegane houtopstand te herplanten op het perceel waar de houtopstand stond. Dit moet voor 1 april 2021 gebeurd zijn. (…) Indien u voor 1 april 2021 alsnog aan uw verplichting heeft voldaan, zal er niet handhavend worden opgetreden. Indien na 1 april 2021 blijkt dat u niet aan de verplichting hebt voldaan, dan zullen wij overgaan tot handhavend optreden bestaande uit het opleggen van een last onder dwangsom.”
wij van mening zijn dat de verantwoordelijkheid voor de bomenkap/herplant en de afwikkeling van dit aspect bij ons ligt.”
23 juli 2020 en 19 november 2020, die De Kellen kende, op het standpunt had gesteld dat ondanks die uitspraken een herplantplicht bestond op grond van artikel 4.3 Wnb en (iii) [naam 3] had bevestigd in zijn e-mail van 9 december 2020 dat de verantwoordelijkheid voor de bomenkap/herplant en de afwikkeling van dit aspect bij De Kellen ligt.
omdat hier een herplantverplichting op rust en automatisch resulteert in een overtreding van de Wet natuurbescherming, mogelijk met een stillegging tot gevolg. Indien u(w cliënt) hiervan af wenst te wijken moet een ontheffing aangevraagd worden (…).” Bij brief van 6 december 2023 heeft de provincie een herplantvoorstel afgewezen. In deze brief geeft de provincie Montea Tiel tot 20 december 2023 om een plan op te stellen en aan te leveren. Daarnaast moet zij “
een passende ontheffing herplantlocatie aanvragen. Indien dit niet het geval is, zullen wij handhavend gaan optreden en zullen wij genoodzaakt zijn een voornemen last onder dwangsom op te leggen.”
31 december 2023 had moeten voldoen aan de herplantplicht. Weliswaar volgt uit artikel 5.2 van de koopovereenkomst dat De Kellen “
uiterlijk op het ogenblik waarop de huurtermijn van de Huurovereenkomst Verkochte II wordt beëindigd” aan haar verplichtingen moest voldoen en is niet in geschil dat dit op 31 december 2023 was. Op dat moment waren de handhavingsbesluiten van 18 januari 2017 echter al herroepen, had de provincie in 2022 en 2023 herplantvoorstellen verworpen en was onzeker of de provincie een ontheffing zou verlenen op de aanvraag van Montea van 20 december 2023. De gestelde herplantplicht en de wijze waarop daaraan moest worden voldaan, waren dus op 31 december 2023 (en daarna, tot op heden) nog onderwerp van besluitvorming op een aanvraag van Montea die pas op 29 december 2023 was ingediend, zodat Montea niet van De Kellen kan verlangen dat zij daaraan, vooruitlopend op besluitvorming van de provincie, zou hebben voldaan. Dat Montea hierop op enig moment heeft aangedrongen bij De Kellen heeft zij overigens ook niet gesteld. Dit was ook niet nodig, in aanmerking nemende dat Montea ter zitting heeft verklaard dat de bebouwing op de percelen (in fysiek opzicht) kan worden gerealiseerd en dat daarvoor niet nodig is dat eerst aan een eventuele herplantplicht zal zijn voldaan.
€ 500,00 per boom gold voor het aantal bomen dat niet aantoonbaar fysiek is herplant. Met deze (financiële) verplichtingen hebben partijen rekening gehouden ten tijde van de ondertekening van de koopovereenkomst. De formele omstandigheid dat deze verplichtingen uiteindelijk mogelijk voortvloeien uit andere dan de in artikel 5.2 uitdrukkelijk genoemde besluiten is, gelet op de uitleg die hiervoor aan de koopovereenkomst is gegeven, onvoldoende om aan te nemen dat deze verplichtingen voor De Kellen geheel zijn komen te vervallen. Er bestaat evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat De Kellen zich door de ondertekening van de addenda en haar handelswijze na de uitspraken van de ABRvS heeft willen verplichten tot meer dan waartoe zij op grond van de voornoemde besluiten verplicht was. De (financiële) omvang van de herplantplicht die op dit moment naar aanleiding van de aanvragen van 29 december 2023 en 12 september 2024 aan de orde is, was immers nog niet bekend bij partijen ten tijde van de ondertekening van deze addenda. Feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat De Kellen zich nadien heeft gecommitteerd aan een grotere herplantplicht dan de plicht die voortvloeide uit de besluiten van 18 januari 2017 heeft Montea niet gesteld.