ECLI:NL:RBGEL:2025:4200

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
C/05/432118 HA ZA 24-92 en C/05/439380 HA ZA 24-401
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkomingen in aannemingsovereenkomst bij isolatiewerkzaamheden met PUR-schuim en UF-schuim

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Isolatiebeer B.V. en V.I.C. Vink Isolatie Culemborg B.V. over de uitvoering van isolatiewerkzaamheden aan woningen. Isolatiebeer heeft werkzaamheden uitgevoerd in opdracht van Vink, die deze op haar beurt had uitbesteed aan een derde partij. De kern van het geschil betreft de vraag of Isolatiebeer tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, met name in verband met de advisering van bewoners over ventilatie en het aanbrengen van waarschuwingsstickers bij het gebruik van PUR-schuim. De rechtbank oordeelt dat Isolatiebeer inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen, omdat zij de bewoners niet heeft geadviseerd om hun woning te verlaten tijdens de werkzaamheden en geen waarschuwingsstickers heeft aangebracht. Dit heeft geleid tot gezondheidsklachten bij bewoners, wat aanleiding heeft gegeven tot aansprakelijkheidsclaims. Vink heeft op haar beurt ook een vordering ingesteld tegen Isolatiebeer, omdat zij de betalingsverplichtingen heeft opgeschort in afwachting van de uitkomst van de aansprakelijkheidskwesties. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering over de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden van Isolatiebeer, die mogelijk invloed hebben op de aansprakelijkheid en de opschorting van betalingsverplichtingen door Vink. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere partijen en de verschillende juridische aspecten die aan de orde zijn.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummers: C/05/432118 / HA ZA 24-92 en C/05/439380 / HA ZA 24-401
Vonnis van 28 mei 2025
in de hoofdzaak met zaaknummer C/05/432118 / HA ZA 24-92 van
ISOLATIEBEER B.V.,
te Culemborg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Isolatiebeer,
advocaat: mr. G.V.M. van den Hoven,
tegen
V.I.C. VINK ISOLATIE CULEMBORG B.V.,
te Culemborg,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Vink,
advocaat: mr. B. Bijlsma,
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer C/05/439380 / HA ZA 24-401 van
V.I.C. VINK ISOLATIE CULEMBORG B.V.,
te Culemborg,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Vink,
advocaat: mr. B. Bijlsma,
tegen
[rechtspersoon] ,
te Rhenen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [rechtspersoon] ,
advocaat: mr. H.R. Verschuur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenvonnissen van 6 november 2024 (in de hoofdzaak) en van 12 februari 2025 (in de vrijwaringszaak)
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 maart 2025 waar de zaken gelijktijdig zijn behandeld.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in beide zaken.

2.De feiten

In de hoofdzaak
2.1.
Woningcorporatie Rhenam Wonen (hierna: Rhenam) heeft opdracht gegeven aan [rechtspersoon] tot het verrichten van (voor zover in deze zaak van belang) isolatiewerkzaamheden aan de kruipruimtes en aan de spouwmuren van 45 woningen behorende tot het woningcomplex [adres] .
2.2.
[rechtspersoon] heeft deze isolatiewerkzaamheden op haar beurt uitbesteed aan Vink.
2.3.
Vink heeft de isolatiewerkzaamheden op haar beurt uitbesteed aan Isolatiebeer, die deze werkzaamheden heeft aangenomen.
2.4.
Isolatiebeer heeft vervolgens de isolatiewerkzaamheden in 2023 uitgevoerd.
2.5.
Isolatiebeer heeft Vink facturen gestuurd voor deze werkzaamheden, met een totaalbedrag van € 51.238,00 inclusief btw. Vink heeft een deel van de facturen niet betaald.
2.6.
Vink heeft een deelbetaling aan Isolatiebeer verricht, waarna aan openstaande facturen van Isolatiebeer een bedrag van € 31.944,00 resteert.
2.7.
Isolatiebeer heeft voor de vloerisolatie HBS-spuitschuim toegepast (PUR-schuim). Bij het gebruik van dit product geldt op grond van uitvoeringsrichtlijn (URL) 27-101 van 2 september 2013 een verplichting om de bewoner van de te isoleren woning te adviseren om gedurende de isolatiewerkzaamheden en tot twee uur na beëindiging van de werkzaamheden uit huis te gaan en tevens dienen de bewoners geadviseerd te zijn om de woonruimte extra te ventileren tot enkele dagen na de uitvoering van de werkzaamheden. Tevens geldt de verplichting om een sticker op het kruipluik aan te brengen met een waarschuwende tekst die aangeeft welke isolatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd, de datum van uitvoering van de werkzaamheden en dat de kruipruimte binnen twee weken na de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden niet betreden mag worden.
2.8.
Isolatiebeer heeft ten aanzien van het isoleren van de vloeren de bewoners voor het verrichten van de werkzaamheden niet geadviseerd dat zij hun woning moesten verlaten, dat er extra geventileerd moest worden en Isolatiebeer heeft niet de sticker met waarschuwende tekst op het luik van de kruipruimte geplaatst.
2.9.
Voor het na-isoleren van de spouwmuren heeft Isolatiebeer Enverifoam XD van producent Enveriline toegepast (UF-schuim). Enverifoam XD is SKG-IKOB gecertificeerd en Isolatiebeer is door SKG-IKOB gecertificeerd om dit product toe te passen. Voor het gebruik van Enverifoam geldt geen informatieverplichting richting bewoners van de te isoleren woning.
2.10.
Een aantal bewoners van de woningen waar Isolatiebeer de werkzaamheden heeft uitgevoerd, heeft na afronding van de werkzaamheden bij Rhenam geklaagd dat zij niet gewaarschuwd waren dat zij hun woning hadden moeten verlaten in verband met de werkzaamheden. Een bewoner heeft het meldpunt PUR slachtoffers benaderd.
2.11.
[rechtspersoon] heeft Isolatiebeer bij brief van 1 augustus 2023 aansprakelijk gesteld voor alle geleden en te lijden schade die is ontstaan bij de bewoners en/of Rhenam in de vorm van gezondheidsschade en/of huurderving en/of anderszins, als gevolg van het niet naleven van de verwerkingsvoorschriften (met betrekking tot PUR). [rechtspersoon] vermeldt in deze brief ook dat het voor de spouwmuur aangebracht UF-schuim mogelijk een te hoog formaldehyde gehalte heeft veroorzaakt, wat nog wordt onderzocht.
2.12.
Isolatiebeer heeft Vink bij brief van 3 oktober 2023 om betaling van de openstaande facturen verzocht.
2.13.
Op 23 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van [rechtspersoon] , Vink, Isolatiebeer, Rhenam, SKG-IKOB, Enveriline en de GGD. Daarvan is een verslag opgemaakt. In dit verslag is onder meer onder 2. vermeld:
Het door SKG-IKOB in eigen regie doorgevoerde onderzoek heeft geen afwijkingen van certificaat volgens BRL 2110 vastgesteld. Het door SKH doorgevoerde onderzoek van afgifte van formaldehyde op materiaalmonsters uit de spouw, genomen door [rechtspersoon] BV op 24 augustus 2023 onder bijwoning van SKG-IKOB heeft geen waarden boven door BBL geëiste waarden opgeleverd.
2.14.
Bij brief van 5 december 2023 heeft Vink aan Isolatiebeer laten weten dat [rechtspersoon] Vink aansprakelijk heeft gesteld voor door [rechtspersoon] geleden en te lijden schade als gevolg van het niet naleven van de voorschriften door Isolatiebeer en dat Vink daarom op haar beurt mogelijk een vordering heeft op Isolatiebeer.
2.15.
Isolatiebeer heeft bij brief van 6 december 2023 aan Vink laten weten dat Vink haar betalingsverplichting onterecht opschort en zij heeft Vink gesommeerd op uiterlijk 13 december 2023 alle openstaande facturen te hebben betaald.
2.16.
Vink heeft daarop bij email van 20 december 2023 aan Isolatiebeer laten weten dat [rechtspersoon] Vink aansprakelijk heeft gesteld voor een bedrag van grofweg € 100.000,00.
2.17.
Isolatiebeer heeft na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter ter verzekering van verhaal van haar vordering op 19 januari 2024 conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van Vink.
2.18.
[rechtspersoon] heeft Vink en Isolatiebeer bij brief van 28 februari 2024 aansprakelijk gesteld voor gebreken in het werk voor een bedrag van € 179.353,00. In deze brief wordt voorts aangegeven dat [rechtspersoon] de openstaande facturen van € 39.191,00 exclusief btw van Vink niet zal betalen, dan wel dat zij deze zal verrekenen.
In de vrijwaringszaak
2.19.
[rechtspersoon] heeft op 9 februari 2018 een raamovereenkomst gesloten met woningcorporatie Rhenam Wonen (Rhenam), die nadien telkens is verlengd.
2.20.
Rhenam heeft in het kader van de raamovereenkomst aan [rechtspersoon] opdracht gegeven om 45 woningen in een woningcomplex aan [adres] te isoleren door het aanbrengen van spouwmuurisolatie en vloerisolatie. Het aanbrengen van de isolatie diende te geschieden in de woningen in bewoonde staat.
2.21.
[rechtspersoon] heeft Vink benaderd voor het uitvoeren van de isolatiewerkzaamheden.
2.22.
[rechtspersoon] en Vink hebben op 7 maart 2023 een overeenkomst gesloten inhoudende het isoleren van de spouwmuren met Ecoparel Triple Plus en van de vloeren met Icynene H2Foam Lite (PUR-schuim).
2.23.
Voor de isolatie van de spouwmuren is uiteindelijk op advies van Vink, en met instemming van [rechtspersoon] en Rhenam, in afwijking van de overeenkomst, Enverifoam XD (UF- schuim) van producent Enveriline toegepast in plaats van Ecoparel Triple Plus.
2.24.
Vink heeft de isolatiewerkzaamheden in onderaanneming uitbesteed aan Isolatiebeer, die de werkzaamheden heeft uitgevoerd.
2.25.
Isolatiebeer is een door SKG-IKOB gecertificeerd bedrijf voor het na-isoleren van spouwmuren met UF-schuim. Enverifoam XD voor het na-isoleren van spouwmuren is een door SKG-IKOB gecertificeerd product.
2.26.
Nadat de werkzaamheden waren uitgevoerd hebben verschillende bewoners van de geïsoleerde woningen geklaagd over gezondheidsklachten. Eén bewoonster heeft zich gewend tot het meldpunt PUR slachtoffers.
2.27.
SKG-IKOB heeft steekproefsgewijs inspecties uitgevoerd in de woningen met betrekking tot de vloerisolatie met PUR-schuim en heeft van haar bevindingen op 12 juli 2023 een rapport uitgebracht. In dit rapport wordt onder meer geconcludeerd dat bewoners niet aantoonbaar op de hoogte zijn gesteld van het niet aanwezig zijn tijdens en tot twee uur na de werkzaamheden in de woning en over het na afloop goed ventileren van de woning (alle deuren en ramen open) en dat er geen waarschuwingsstickers zijn aangebracht op de kruipluiken met hierop aangegeven wanneer de kruipruimte weer veilig betreden kan worden.
2.28.
Rhenam heeft [rechtspersoon] bij brief van 26 juli 2023 aansprakelijk gesteld voor de kosten en eventuele overige nog te lijden schade in verband met het incident (zijnde het niet naleven van voorschriften uit de URL richtlijn voor het werken met PUR). In deze brief is ook vermeld dat inmiddels door de GGD naar voren is gebracht dat de gezondheidsklachten ook kunnen zijn ontstaan door het UF-schuim van de spouwmuurisolatie, wat verder wordt onderzocht en in welk kader aan RPS opdracht is gegeven om in een aantal woningen metingen hiernaar te doen.
2.29.
[rechtspersoon] heeft Vink bij brief van 1 augustus 2023 aansprakelijk gesteld voor alle geleden en te lijden schade die is ontstaan bij de bewoners en/of Rhenam in de vorm van gezondheidsschade en/of huurderving en/of anderszins, als gevolg van het niet naleven van de verwerkingsvoorschriften (met betrekking tot het toepassen van PUR) door Isolatiebeer. [rechtspersoon] vermeldt in deze brief ook dat het voor de spouwmuur aangebracht UF-schuim mogelijk een te hoog formaldehyde gehalte heeft veroorzaakt, wat nog wordt onderzocht. In deze brief vermeldt [rechtspersoon] verder dat zij haar betalingsverplichting betreffende de facturen van Vink voor een bedrag van € 39.191,00 exclusief btw opschort en beroept zij zich op voorhand op verrekening van die betalingsverplichting met - kort gezegd - haar mogelijke tegenvordering.
2.30.
In een gesprek tussen [rechtspersoon] en Rhenam van 24 augustus 2023 heeft Rhenam te kennen gegeven dat [rechtspersoon] een verbeterplan moest opstellen. Dat heeft [rechtspersoon] gedaan op 21 september 2023.
2.31.
SKG-IKOB heeft op 24 augustus 2023 in opdracht van [rechtspersoon] monsters genomen van de UF-schuim spouwmuurisolatie met het oog op de formaldehydeafgifte van het gebruikte isolatiemateriaal. Deze monsters zijn in de periode van 25 augustus tot en met 7 september 2023 geanalyseerd door SHR te Wageningen. SKG-IKOB heeft daarvan op 19 september 2023 rapport uitgebracht. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de genomen monsters voldoen aan de eis uit BRL 2110 in artikel 5.1.9. inhoudende dat de gemiddelde afgifte van formaldehyde ten hoogste 700 mg per 100 g droog UF-schuim mag bedragen.
2.32.
Bij brief van 12 oktober 2023 heeft Rhenam aan [rechtspersoon] op basis van het tussen hen gesloten Raamcontract Energiebesparingsprogramma Rhenam Wonen, een eerste gele kaart uitgereikt wegens ontevredenheid over de door [rechtspersoon] geleverde diensten.
2.33.
Op 23 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden met [rechtspersoon] , Vink, Isolatiebeer, Rhenam, Enveriline, SKG-IKOB en de GGD. Daarvan is een verslag opgemaakt. In dit verslag is vermeld dat de GGD heeft aangegeven dat de klachten zijn gerelateerd aan een bovenwettelijke aanwezigheid van formaldehydegas na het aanbrengen van spouwmuurisolatie met UF-schuim.
2.34.
Vink heeft [rechtspersoon] bij brief van 9 februari 2024 gesommeerd om uiterlijk 16 februari 2024 een bedrag van € 37.707,94 te betalen. Het gaat om facturen van € 36.416,00 vermeerderd met wettelijke rente.
2.35.
[rechtspersoon] heeft Vink bij brief van 28 februari 2024 aansprakelijk gesteld voor in die brief gespecificeerde schade, veroorzaakt door de gebreken in het door Isolatiebeer uitgevoerde werk en het niet naleven van de verwerkingsvoorschriften door Isolatiebeer. [rechtspersoon] sommeert Vink aansprakelijkheid te erkennen voor 11 maart 2024. In deze brief wordt voorts aangegeven dat [rechtspersoon] de openstaande facturen van Vink van € 39.191,00 exclusief btw niet zal betalen, dan wel dat zij deze zal verrekenen met door haar geleden en nog te lijden schade.
2.36.
Vink heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen bij brief van 7 maart 2024 aan [rechtspersoon] , waarbij zij tevens [rechtspersoon] heeft gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 47.421,11.
2.37.
Bij brief van 27 mei 2024 heeft Rhenam aan [rechtspersoon] meegedeeld de samenwerking met [rechtspersoon] voor de verduurzaming van haar vastgoed per 1 januari 2025 te beëindigen, een en ander gebaseerd op artikel 2 van de Raamovereenkomst. Rhenam deelt voorts mee de in 2024 gestarte projecten met elkaar te willen afronden en voor 2025 geen nieuwe opdrachten meer te verstrekken aan [rechtspersoon] voor verduurzaming.
In deze brief staat vermeld:
De aanleiding voor dit verbeterplan was de verduurzaming van woningen aan [adres] en de nasleep hiervan. In ons gesprek op 21 september (bevestigd in onze brief van 12 oktober 2023) hebben we volgens het/de geldende maatregelenboek/raamovereenkomst een 1e gele kaart uitgereikt vanwege ontevredenheid bij Rhenam met de door [rechtspersoon] geleverde diensten en werkzaamheden. De pijlers van het verbeterplan zijn het nemen van de regie tijdens de verduurzaming en de communicatie richting de bewoners. De ontwikkelingen hiervan zouden we monitoren aan de hand van de verduurzaming van complexen [adres] . Dit betrof heel specifiek de bewonerscommunicatie en de kwaliteit van de werkzaamheden (voeren van regie). Wij zijn tot de constatering gekomen dat deze nog steeds ondermaats zijn. Overall bezien zijn bewonerscommunicatie en kwaliteit van werkzaamheden niet verbeterd, terwijl dit juist de insteek is (geweest).
2.38.
Rhenam heeft in een brief van 18 februari 2025 aan [rechtspersoon] de tussen hen gemaakte afspraken over de financiële afwikkeling van de verduurzaming van complex [huisnummer] bevestigd. Rhenam vermeldt in deze brief dat haar totale kosten als gevolg van de isolatiewerkzaamheden en de noodzakelijke maatregelen € 263.314,00 inclusief btw bedragen en dat zij mondeling met [rechtspersoon] is overeengekomen dat Rhenam de laatste twee termijnen 9B en 10 en de meer- en minderwerkposten niet betaalt en dat de kosten die Rhenam heeft gemaakt verder niet worden verhaald op [rechtspersoon] , waarmee het dossier definitief financieel is afgewikkeld.

3.Het geschil in conventie in de hoofdzaak

3.1.
Isolatiebeer vordert - samengevat - om Vink bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 36.917,22, wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, proceskosten en nakosten.
3.2.
Isolatiebeer voert als grondslag voor de vordering aan dat Vink tekortschiet in de nakoming van haar verbintenis uit de overeenkomst. Op grond van die overeenkomst was Vink gehouden de facturen die zij heeft gestuurd voor de isolatiewerkzaamheden binnen 14 dan wel binnen zeven dagen na datum facturatie te betalen, maar Vink heeft dat niet gedaan. Een bedrag van € 31.944,00 betreft het nog niet betaalde deel van de facturen. Vink is tevens gehouden de schade die Isolatiebeer door de wanprestatie lijdt te vergoeden. Deze schade bestaat uit de wettelijke handelsrente over de opeisbare vorderingen vanaf de datum van opeisbaarheid tot 1 februari 2024, berekend op een bedrag van € 2.250,41 en de buitengerechtelijke kosten van € 1.324,27 op grond van de Wet normering buitengerechtelijke kosten. Isolatiebeer vordert verder beslagkosten van € 1.398,54 die zijn begrepen in de gevorderde som van € 36.917,22.
3.3.
Vink voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.Het geschil in reconventie in de hoofdzaak

4.1.
Vink vordert dat de rechtbank bij vonnis, samengevat weergegeven, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat zij het recht had om haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met Isolatiebeer op te schorten nu de gedaagde in vrijwaring ( [rechtspersoon] ) de vordering van gedaagde in reconventie (Isolatiebeer) achterhield in verband met de wanprestatie van de gedaagde in vrijwaring (de rechtbank begrijpt: Isolatiebeer),
II Isolatiebeer veroordeelt aan Vink te betalen een bedrag van € 8.708,37 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023,
III voor recht verklaart dat Isolatiebeer schadeplichtig is jegens Vink wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst tussen Isolatiebeer en Vink,
IV althans voor recht verklaart dat Isolatiebeer Vink vrijwaart voor de schade die Isolatiebeer door de overeengekomen activiteiten heeft veroorzaakt,
V Isolatiebeer op de hiervoor vermelde gronden zal veroordelen tot vergoeding van de schade van Vink nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het ontstaan van de schade,
VI voor recht verklaart dat Vink haar betalingsverplichting jegens Isolatiebeer heeft mogen opschorten en ook opgeschort mag houden totdat ook in de schadestaatprocedure(s) tussen Vink, Isolatiebeer en [rechtspersoon] met betrekking tot de door verweerster in reconventie, eiseres in reconventie (bedoeld zal zijn: Vink) geleden en nog te lijden schade door het wanpresteren van Isolatiebeer, een in kracht van gewijsde gegane beslissing zal zijn gewezen, dan wel totdat tussen partijen dienaangaande een minnelijke regeling overeen is gekomen,
VII het door Isolatiebeer gelegde beslag niet van waarde zal verklaren en dienovereenkomstig op zal heffen,
VIII Isolatiebeer zal veroordelen in de kosten van dit geding.
4.2.
Vink voert daartoe aan, samengevat weergegeven, dat [rechtspersoon] de facturen van Vink die betrekking hebben op de isolatiewerkzaamheden van Isolatiebeer, niet betaalt, omdat bij het uitvoeren van de isolatiewerkzaamheden de verwerkingsvoorschriften niet zijn nageleefd. [rechtspersoon] heeft daardoor schade geleden, waarvoor zij Vink en Isolatiebeer aansprakelijk heeft gesteld. Omdat Isolatiebeer de werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd, dient zij Vink te vrijwaren voor aanspraken van [rechtspersoon] . Vink heeft haar betalingsverplichting jegens Isolatiebeer opgeschort, omdat Isolatiebeer de overeenkomst niet behoorlijk is nagekomen. Vink vordert het reeds betaalde factuurbedrag van € 8.708,37 terug, met als grondslag dat opschorting leidt tot een terugbetalingsverplichting van het reeds betaalde bedrag, zo begrijpt de rechtbank.
4.3.
Isolatiebeer voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

5.Het geschil in conventie in de vrijwaringszaak

5.1.
Vink vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [rechtspersoon] zal veroordelen om aan Vink tegen bewijs van kwijting te betalen al datgene waartoe Vink in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [rechtspersoon] in de kosten van de procedure.
5.2.
Vink voert daartoe aan dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor het gebrekkige werk van Isolatiebeer. [rechtspersoon] betaalt vanwege het gebrekkige werk van Isolatiebeer de facturen van Vink niet, die zien op de isolatiewerkzaamheden van Isolatiebeer. Dit terwijl Vink gedagvaard is in de hoofdzaak om de facturen van Isolatiebeer te betalen. Vink is slechts een indirect belanghebbende, omdat de prestatieverplichting is overgeheveld naar Isolatiebeer. [rechtspersoon] is daarom gehouden om Vink te vrijwaren en de vordering van Isolatiebeer te betalen.
5.3.
[rechtspersoon] voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

6.Het geschil in reconventie in de vrijwaringszaak

6.1.
[rechtspersoon] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat weergegeven,
Primair:
I voor recht verklaart dat Vink aansprakelijk is voor alle schade die [rechtspersoon] leed en nog zal lijden,
II Vink veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 123.635,59 uit hoofde van een voorschot op de geleden en nog te lijden schade, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten volgens wettelijk tarief,
III Vink veroordeelt in de kosten van de procedure,
Subsidiair:
I voor recht verklaart dat Vink aansprakelijk is voor alle schade die [rechtspersoon] leed en nog zal lijden,
II Vink zal veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
III Vink veroordeelt in de kosten van de procedure.
6.2.
[rechtspersoon] voert ter onderbouwing van de vordering aan, samengevat weergegeven, dat zij schade lijdt doordat Vink is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Op grond van artikel 7:751 BW is Vink aansprakelijk voor de deugdelijke nakoming van de aannemingsovereenkomst die zij met [rechtspersoon] heeft gesloten. Op grond van artikel 6:76 BW is Vink jegens [rechtspersoon] aansprakelijk voor gedragingen van hulppersonen, in dit geval Isolatiebeer, die de isolatiewerkzaamheden in onderaanneming heeft verricht. Primair stelt [rechtspersoon] dat Vink is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, omdat bepaalde onderdelen van het werk niet goed zijn gedaan, alsmede omdat het UF-schuim een te hoog formaldehydegehalte in de woningen heeft veroorzaakt en omdat de toepasselijke richtlijnen en verwerkingsvoorschriften tijdens de uitvoering van de werkzaamheden niet zijn nageleefd. Subsidiair stelt [rechtspersoon] dat Vink aansprakelijk is vanwege onrechtmatig wanpresterend handelen omdat Isolatiebeer de bewoners niet heeft gewaarschuwd over het moeten verlaten van de woning en het na-ventileren bij het gebruik van PUR-schuim en UF-schuim waarbij schadelijke stoffen vrijkomen. [rechtspersoon] heeft hierdoor schade geleden, die Vink moet betalen. [rechtspersoon] vordert het bedrag van € 123.635,59 bij wijze van voorschot op de schade, omdat de schade nog steeds oploopt. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 141.106,13 exclusief btw (€ 168.350,60 inclusief btw) aan facturen van [rechtspersoon] , die Rhenam heeft verrekend met door Rhenam geleden schade. Daarbij komt een bedrag van € 21.720,46 wegens aanvullende schade die [rechtspersoon] lijdt, bestaande uit onderzoekskosten, kosten voor extra materiaal en extra personeelsinzet. Daarop strekt in mindering de afrekening van de aanneemsom van Vink van € 39.191,00. Omdat nog steeds formaldehyde afgifte plaatsvindt, is aannemelijk dat de schade hoger zal zijn. Verder stelt [rechtspersoon] dat zij schade lijdt als gevolg van de opzegging van de raamovereenkomst door Rhenam. Die opzegging is het gevolg van de wanprestatie van Vink. Vink is daarom gehouden de schade aan [rechtspersoon] te vergoeden, die zij aan de hand van het positief contractsbelang begroot op de gederfde brutomarge. De gemiddelde brutomarge op de werkzaamheden voor Rhenam bedraagt € 405.585,50 per jaar. Uitgaande van de duur van vier jaren die de raamovereenkomst zonder de opzegging zou hebben gelopen, bedraagt de totale brutomarge € 1.622.333,90.
6.3.
Vink voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

7.De beoordeling in de hoofdzaak

In conventie
7.1.
Isolatiebeer vordert betaling van haar facturen voor de isolatiewerkzaamheden. De werkzaamheden zijn door Isolatiebeer verricht, zodat Vink in beginsel gehouden is de facturen te betalen. Het verweer van Vink in conventie komt er in de kern op neer dat Isolatiebeer is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis uit de aanneemovereenkomst met Vink. [rechtspersoon] stelt zich op het standpunt dat zij schade heeft geleden door die wanprestatie van Isolatiebeer, waarvoor [rechtspersoon] Vink aansprakelijk heeft gesteld op grond van de tussen [rechtspersoon] en Vink gesloten aanneemovereenkomst. Vink heeft daarom de betalingsverplichting van de facturen opgeschort, totdat duidelijk is of Vink schadeplichtig is jegens [rechtspersoon] , in welk geval zij die aansprakelijkheid wil verleggen naar Isolatiebeer als uitvoerder van de werkzaamheden.
7.2.
Beoordeeld moet worden of Vink haar betalingsverplichting mocht opschorten.
De grondslag voor de opschorting is dat Vink een tegenvordering stelt te hebben op Isolatiebeer, te weten schadevergoeding als gevolg van tekortkoming van Isolatiebeer in de nakoming van de aanneemovereenkomst. De gestelde tekortkoming bestaat uit twee onderdelen. Enerzijds zouden bepaalde onderdelen van het werk niet deugdelijk zijn uitgevoerd. Meer specifiek gaat het om het niet correct mee-isoleren van de randen van de buitenfunderingen, het niet (te allen tijde) spuiten van de opgaande delen in het werk, het niet (te allen tijde) halen van de overeengekomen isolatiedikte en het niet vrij maken van de ventilatiekanalen van isolatie bij diverse woningen. Anderzijds gaat het om het niet naleven van de toepasselijke richtlijnen en verwerkingsvoorschriften tijdens de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden.
7.3.
Wat betreft de eerste genoemde onderdelen die zien op niet deugdelijk verricht werk, heeft Isolatiebeer onweersproken gesteld dat zij niet door Vink in gebreke is gesteld en dat haar geen redelijke termijn is gegeven om alsnog deugdelijk na te komen. Voor deze gestelde gebreken was nakoming niet reeds blijvend onmogelijk en evenmin is sprake van een situatie waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Daaruit volgt dat Isolatiebeer niet in verzuim is gekomen. Vink heeft bovendien ter terechtzitting te kennen gegeven dat de klachten niet (meer) zien op de hier bedoelde gebreken. Isolatiebeer is dan ook niet verplicht om de eventuele schade die Vink lijdt door deze tekortkoming te vergoeden.
7.4.
Het tweede verwijt dat aan Isolatiebeer wordt gemaakt ziet op het niet naleven van de toepasselijke richtlijnen en verwerkingsvoorschriften tijdens de uitvoering van de werkzaamheden.
7.5.
Bij de beoordeling van de vraag of Isolatiebeer de toepasselijke richtlijnen en verwerkingsvoorschriften niet heeft nageleefd, en in die zin sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de twee van elkaar te onderscheiden onderdelen van het aangenomen werk, te weten vloerisolatie en spouwmuurisolatie.
Vloerisolatie met PUR
7.6.
De overeenkomst tussen Isolatiebeer en Vink is niet schriftelijk vastgelegd. De afspraken over de prijs, het tijdsbestek en welke woningen moesten worden geïsoleerd gingen veelal mondeling, waarna per e-mail akkoord werd gegeven. Voor de uitvoering van de werkzaamheden zijn geen specifieke eisen overeengekomen. Voor het isoleren van de vloeren is HBS spuitschuim (PUR) gebruikt.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden zijn het destijds geldende Bouwbesluit 2012, de nationale beoordelingsrichtlijn BRL 1332 en uitvoeringsrichtlijn URL 27-101 van toepassing. Deze laatste genoemde richtlijn ziet op sprayen van de onderkant van begane grondvloeren met polyurethaanschuim. Ook partijen zijn het erover eens dat deze richtlijnen van toepassing zijn op de werkzaamheden van Isolatiebeer.
In 5.3 onder het kopje ‘verwerking’ van URL 27-101 is bepaald:
Het uitvoerende bedrijf dient, vóór de opdrachtverstrekking voor het uitvoeren van de isolatiewerkzaamheden, op aantoonbare wijze bewoners te adviseren om gedurende de isolatiewerkzaamheden en tot twee uur na beëindiging van de werkzaamheden uit huis te gaan. Ook dienen bewoners geadviseerd te zijn om de woonruimte extra te ventileren tot enkele dagen na de uitvoering van de werkzaamheden.
In 5.4 onder het kopje ‘veiligheidsmaatregelen’ is bepaald:
Verder dient na het werk op het kruipluik een sticker aangebracht te worden met een waarschuwende tekst die aangeeft welke isolatiewerkzaamheden er zijn uitgevoerd, de datum van uitvoering en dat de kruipruimte niet mag worden betreden binnen twee weken na uitvoering van de isolatiewerkzaamheden.
7.7.
Isolatiebeer heeft ter terechtzitting erkend dat zij niet voorafgaand aan de isolatiewerkzaamheden aan de vloeren de bewoners heeft geadviseerd zoals hiervoor in de richtlijn is bepaald. Evenmin heeft zij de sticker op het luik van de kruipruimte geplakt. Zij heeft daarover verklaard dat zij ervan uitging dat Vink de communicatie richting de bewoners voor haar rekening zou nemen. Vink heeft dat echter evenmin gedaan. Kennelijk is er tussen Isolatiebeer en Vink wel gesproken over de informatievoorziening richting de bewoners, maar dat was pas nadat al een aantal woningen was geïsoleerd en partijen hebben verder geen opvolging gegeven aan de uitvoering van de adviseringsverplichting richting de bewoners. Isolatiebeer erkent dat zij moet worden aangemerkt als het uitvoerende bedrijf dat in de richtlijn als zodanig is aangewezen om de bewoners te adviseren in de hiervoor vermelde zin. Isolatiebeer wijst er op dat zij weliswaar formeel verantwoordelijk is voor het waarschuwen van de bewoners, maar dat in de praktijk bij andere projecten Vink altijd de bewoners op de hoogte bracht. Uit het verhandelde op de mondelinge behandeling blijkt dat er tussen Vink en Isolatiebeer geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over wie de bewoners zou informeren. Bij eerdere projecten deed soms Vink dat en soms deed Isolatiebeer dat als de uitvoerende partij.
7.8.
Omdat op Isolatiebeer als uitvoerend bedrijf in de zin van de richtlijn de verplichting rustte om de bewoners te adviseren, had het op de weg van Isolatiebeer gelegen om die advisering op zich te nemen, voordat zij de werkzaamheden ging uitvoeren, ofwel om met Vink helder af te stemmen wie de bewoners zou adviseren. Nu Isolatiebeer dat heeft nagelaten, heeft zij de adviesverplichting uit de richtlijn geschonden. Het argument van Isolatiebeer dat zij niet over gegevens van de bewoners beschikte om hen te kunnen informeren, snijdt geen hout. Isolatiebeer erkent dat zij de adressen had van de bewoners; het betrof immers de woningen waar de werkzaamheden verricht moesten worden. De bewoners moesten thuis zijn in verband met het verlenen van toegang tot hun woning om de werkzaamheden te kunnen verrichten, zodat Isolatiebeer zelfs op dat moment nog de betreffende bewoner had kunnen adviseren de woning te verlaten en zij over de extra ventilatie had kunnen adviseren. Voor zover Isolatiebeer op de mondelinge behandeling heeft aangevoerd dat op grond van artikel 8.7a van het (destijds geldende) Bouwbesluit 2012 geldt dat in principe alle betrokken partijen verantwoordelijk zijn voor het waarschuwen van bewoners en dat het dus om een gedeelde verantwoordelijkheid ging, is het zo dat dit niet als zodanig in artikel 8.7a van het Bouwbesluit staat vermeld. De verplichting rust op het uitvoerende bedrijf en dat is als gezegd Isolatiebeer.
7.9.
Isolatiebeer heeft nog een beroep gedaan op artikel 8 lid 1 sub g van haar Algemene Voorwaarden. Daarin is bepaald dat de wederpartij ervoor dient te zorgen dat alle noodzakelijke veiligheids- en voorzorgsmaatregelen zijn genomen en worden gehandhaafd teneinde in het kader van de werkzaamheden aan de toepasselijke overheidsvoorschriften te voldoen. Over de vraag of al dan niet Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen wordt hierna overwogen. Als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen, slaagt dit beroep niet. De toepasselijke URL 27-101 en BRL 1332 zijn vastgesteld door SKG-IKOB en zijn dus geen overheidsvoorschriften. Isolatiebeer heeft op de mondelinge behandeling bovendien, zoals hiervoor is overwogen, erkend dat zij het uitvoerende bedrijf is dat de bewoners moet adviseren en ook dat zij formeel verantwoordelijk is om dat te doen.
7.10.
Dat Isolatiebeer de verplichting heeft geschonden om een sticker op het kruipluik te plakken met de hiervoor weergegeven waarschuwende tekst staat vast. Het verweer dat Isolatiebeer ten aanzien van de advisering van bewoners heeft gevoerd ziet immers alleen op de communicatie richting de bewoners en niet op het plaatsen van de sticker.
Spouwmuurisolatie met UF-schuim
7.11.
Ook bij de spouwmuurisolatie is het zo dat Isolatiebeer en Vink geen schriftelijke overeenkomst hebben gesloten en dat de opdracht mondeling tot stand is gekomen, waarna per e-mail werd geaccordeerd. In de overeenkomst zijn geen specifieke eisen voor de uitvoering van de werkzaamheden overeengekomen. Isolatiebeer heeft voor de spouwmuurisolatie Enverifoam XD van Enveriline gebruikt (UF-schuim). Niet in geschil is dat partijen, nadat Isolatiebeer een offerte had uitgebracht met daarin opgenomen een ander product om mee te isoleren, uiteindelijk zijn overeengekomen dat Enverifoam XD zou worden toegepast. Het toegepaste product Enverifoam XD is gecertificeerd door SKG-IKOB voor gebruik zoals voorgeschreven in het daarvoor afgegeven Komo-attest. Voor het aanbrengen van spouwmuurisolatie met UF-schuim geldt de nationale beoordelingsrichtlijn voor het KOMO- attest en het KOMO-procescertificaat voor het thermisch isoleren van spouwmuren met in situ materialen, BRL 2110 en uitvoeringsrichtlijn URL 28-103. Isolatiebeer is als uitvoerend bedrijf door SKG-IKOB gecertificeerd voor het aanbrengen van UF-schuim. Anders dan in de uitvoeringsrichtlijn die geldt voor de verwerking van PUR, is in de uitvoeringsrichtlijn voor het thermisch isoleren van spouwmuren met in situ materialen niets bepaald over een waarschuwingsverplichting jegens de bewoners van de te isoleren woning.
Vink verwijt Isolatiebeer dat zij de informatieverplichting ten aanzien van het gebruik van UF-schuim heeft geschonden. Op grond van welke tussen partijen geldende regel of voorschrift Isolatiebeer de bewoners had moeten waarschuwen voordat zij met UF-schuim ging werken, heeft Vink onvoldoende onderbouwd. Over de deugdelijkheid op zichzelf van het werk met UF-schuim heeft Vink geen klachten. Er moet dan ook worden geconcludeerd dat geen sprake is van een tekortkoming door Isolatiebeer ten aanzien van een adviseringsverplichting richting bewoners op het punt van UF-schuim.
Tussenconclusie
7.12.
Concluderend is Isolatiebeer jegens Vink tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten aannemingsovereenkomst ten aanzien van de isolatiewerkzaamheden aan de vloer met PUR.
Algemene Voorwaarden
7.13.
Isolatiebeer heeft ter afwering van (volledige) aansprakelijkheid een beroep gedaan op haar Algemene Voorwaarden (hierna ook: AV). In artikel 12 lid 1 AV is aansprakelijkheid voor schade als gevolg van enige tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen van Isolatiebeer jegens haar wederpartij uitgesloten, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. In artikel 12 lid 3 AV is bepaald dat aansprakelijkheid van Isolatiebeer voor een beroepsfout waardoor de wederpartij (directe) schade lijdt is beperkt tot maximaal het bedrag dat door de assuradeur van Isolatiebeer in het voorkomende geval wordt uitgekeerd. Indien de verzekeraar van Isolatiebeer om enige reden niet tot uitkering overgaat, dan wel de schade niet door de verzekering is gedekt, is de aansprakelijkheid beperkt tot maximaal het factuurbedrag; voldoening aan deze bepaling geldt als enige en volledige schadevergoeding. In artikel 12 lid 5 AV is bepaald dat Isolatiebeer nooit aansprakelijk is voor indirecte schade, daaronder begrepen gevolgschade, gederfde winst, gemiste besparingen en schade door bedrijfsstagnatie. In artikel 12 lid 6 AV is bepaald dat de wederpartij Isolatiebeer vrijwaart tegen alle aanspraken van derden, welke direct of indirect met de uitvoering van de overeenkomst samenhangen.
7.14.
Vink betwist dat Algemene Voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst. Zij stelt geen kennis te hebben genomen van de Algemene Voorwaarden van Isolatiebeer. Daarnaast voldoet artikel 12 AV volgens Vink niet aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, omdat dit artikel aansprakelijkheid volledig uitsluit.
7.15.
De stelplicht en bewijslast dat partijen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen rust op Isolatiebeer. Vast staat dat partijen al langere tijd zaken met elkaar deden, op basis van een raamovereenkomst. Volgens Isolatiebeer worden de Algemene Voorwaarden in principe aan elke offerte en factuur toegevoegd. Er wordt namelijk gewerkt vanuit een digitaal systeem waarin de Algemene Voorwaarden automatisch worden meegestuurd met elke offerte en factuur en waar met een digitaal akkoord tevens de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden wordt geaccordeerd. Volgens Isolatiebeer werd echter niet altijd om die accordering gevraagd, omdat afspraken ook via de mail gingen en er sprake was van een voortdurende samenwerking met Vink. Volgens Vink waren de offertes e-mails waar geen Algemene Voorwaarden bij zaten, maar zou het goed kunnen dat deze wel bij de facturen zaten.
7.16.
Aan Isolatiebeer zal bewijs worden opgedragen van haar stelling dat haar Algemene Voorwaarden met Vink zijn overeengekomen. De zaak zal daartoe naar na te melden roldatum worden verwezen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Bevoegde opschorting?
7.17.
Vast is komen te staan dat Isolatiebeer is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis uit de overeenkomst met Vink, doordat zij niet aan de waarschuwingsverplichting (met betrekking tot PUR) heeft voldaan. Vink heeft de betalingsverplichting van de facturen van Isolatiebeer opgeschort, omdat Vink door die tekortkoming van Isolatiebeer op haar beurt is tekortgeschoten in haar verbintenis uit de overeenkomst die Vink met [rechtspersoon] heeft gesloten. [rechtspersoon] heeft Vink aansprakelijk gesteld voor de schade die zij door die tekortkoming stelt te hebben geleden. Vink heeft de betaling van de facturen opgeschort totdat duidelijk is of Vink schadeplichtig is jegens [rechtspersoon] . De vraag of Vink bevoegd mocht opschorten hangt mede af van de vraag of de Algemene Voorwaarden van Isolatiebeer van toepassing zijn. In het geval Isolatiebeer niet in het bewijs slaagt, komt niet vast te staan dat haar Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. Isolatiebeer komt dan geen beroep toe op de aansprakelijkheidsbeperkende bedingen in die Algemene Voorwaarden. In dat geval was Vink bevoegd de betaling van de facturen op te schorten. Als Isolatiebeer wel in het bewijs slaagt, kan zij wel een beroep doen op die aansprakelijkheidsbeperkingen. In dat geval was Vink mogelijk niet bevoegd om haar betalingsverplichting op te schorten.
7.18.
Omdat thans niet vaststaat dat de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn, kan nog niet worden beoordeeld of Vink bevoegd was om haar betalingsverplichting op te schorten. De beslissing daarover en, in het verlengde daarvan, de beslissing of de vordering in conventie tot betaling van de facturen moet worden toegewezen, zal daarom worden aangehouden tot na de bewijslevering over de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden.
In reconventie
7.19.
Vink vordert onder I en VI een verklaring voor recht dat zij bevoegd was haar verplichting tot betaling van de facturen op te schorten. Voor de vordering onder I is de grondslag dat Vink bevoegd mocht opschorten, omdat [rechtspersoon] haar betalingsverplichting jegens Vink op haar beurt opschortte, wegens (uiteindelijk) de wanprestatie van Isolatiebeer. De vordering onder VI ziet op opschorting totdat in de schadestaatprocedure zal zijn beslist of een minnelijke regeling is bereikt.
7.20.
De vraag of Vink bevoegd was om haar betalingsverplichting op te schorten wordt in de conventie met het opschortingsverweer van Vink beoordeeld. Uit wat hiervoor in conventie is overwogen volgt dat hierop nog niet kan worden beslist omdat nog niet vaststaat of al dan niet Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen. Vink heeft in het licht van haar opschortingsverweer in conventie geen voldoende belang gesteld bij verklaringen voor recht dat zij bevoegd mocht opschorten en evenmin is van dat belang gebleken. De beslissing op dit punt zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
7.21.
Onder II vordert Vink terugbetaling van een bedrag van € 8.708,37 vermeerderd met wettelijke rente. De onderbouwing van deze vordering is, naar de rechtbank begrijpt, dat dit bedrag onder de opschorting valt en daarom moet worden terugbetaald. De rechtbank kan, hoewel nog niet vaststaat dat Vink mocht opschorten, reeds nu oordelen dat deze vordering moet worden afgewezen. Als de opschorting niet bevoegd is gedaan, is er, de visie van Vink volgend, geen grond voor terugbetaling. Als zij wel bevoegd was om op te schorten, is het zo dat opschorting van de betaling van (een deel van) de facturen niet tot het rechtsgevolg leidt dat een reeds betaald deel van de facturen moet worden terugbetaald. De beslissing zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
7.22.
Onder III vordert Vink een verklaring voor recht dat Isolatiebeer schadeplichtig is jegens Vink, wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst tussen Isolatiebeer en Vink. In het verlengde daarvan vordert Vink onder V om Isolatiebeer te veroordelen tot vergoeding van de schade van Vink, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
7.23.
In conventie is geoordeeld dat Isolatiebeer tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis uit de overeenkomst met Vink, doordat zij de waarschuwingsplicht jegens de bewoners heeft geschonden met betrekking tot PUR. Uit wat hierna in de vrijwaringszaak zal worden geoordeeld, volgt dat de mogelijkheid aannemelijk is gemaakt dat [rechtspersoon] schade heeft geleden door de wanprestatie van Vink. De wanprestatie van Vink jegens [rechtspersoon] is dezelfde wanprestatie als de wanprestatie van Isolatiebeer jegens Vink, namelijk de schending van de waarschuwingsverplichting met betrekking tot PUR. Daaruit volgt dat de mogelijkheid dat Vink schade heeft geleden door de wanprestatie van Isolatiebeer ook voldoende aannemelijk is gemaakt. De omvang van de schade die door die wanprestatie is geleden, is mede afhankelijk van wat in dat verband komt vast te staan in de relatie tussen Vink en [rechtspersoon] , waarover in de vrijwaring verder wordt geoordeeld. Evenwel kan thans nog niet worden beoordeeld of Isolatiebeer schadeplichtig is jegens Vink, omdat nog niet duidelijk is of Isolatiebeer zich op de aansprakelijkheidsbeperkende bedingen uit de Algemene Voorwaarden kan beroepen. De beslissing op deze vorderingen zal daarom worden aangehouden.
7.24.
Vordering IV, inhoudende een verklaring voor recht dat Isolatiebeer Vink vrijwaart voor de schade die Isolatiebeer door de overeengekomen activiteiten heeft veroorzaakt, zal worden afgewezen. Als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat partijen geen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen en Isolatiebeer in de verhouding tot Vink aansprakelijk is voor schade die is veroorzaakt door de wanprestatie met betrekking tot de informatieverplichting ten aanzien van de werkzaamheden met PUR, bestaat er daarnaast geen op zichzelf staande verplichting om Vink te vrijwaren voor schade als gevolg van die tekortkoming. De beslissing zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
7.25.
Ook de beoordeling van de vordering onder VII om het door Isolatiebeer ten laste van Vink gelegde conservatoire beslag op te heffen is afhankelijk van de vraag of partijen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen en, in het verlengde daarvan, of Isolatiebeer aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die is geleden als gevolg van de tekortkoming van Isolatiebeer en of Vink bevoegd haar betalingsverplichting mocht opschorten. Als Isolatiebeer zich op de uitsluiting van haar aansprakelijkheid kan beroepen, was Vink niet bevoegd om haar betalingsverplichting op te schorten. Dan is er geen grond voor opheffing van het conservatoir beslag. Als komt vast te staan dat partijen geen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen, kan Isolatiebeer geen beroep doen op beperking van haar aansprakelijkheid en mocht Vink haar betalingsverplichting opschorten. Dat levert grond op om het conservatoir beslag op te heffen.
De verdere beoordeling van deze vordering zal gelet op het voorgaande ook worden aangehouden.

8.De beoordeling in de vrijwaringszaak

In conventie
8.1.
De beoordeling van de vraag of [rechtspersoon] gehouden is aan Vink te betalen al hetgeen waartoe Vink in de hoofdzaak met Isolatiebeer mocht worden veroordeeld, zal worden aangehouden totdat in de hoofdzaak in conventie wordt beslist.
In reconventie
Vink is aansprakelijk voor tekortkoming door hulppersonen
8.2.
[rechtspersoon] heeft Vink aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade die is ontstaan door tekortkoming in de nakoming van de tussen hen geldende aannemingsovereenkomst. Vink betoogt dat zij slechts een indirect belanghebbende is in de relatie tussen Vink en [rechtspersoon] en dat zij daarom niet aansprakelijk kan worden gehouden voor tekortkomingen in het door Isolatiebeer uitgevoerde werk. Vink verliest hierbij uit het oog dat sprake is van verschillende rechtsverhoudingen, namelijk de overeenkomst tussen Vink en Isolatiebeer en de overeenkomst tussen Vink en [rechtspersoon] . In haar verhouding tot [rechtspersoon] is Vink aansprakelijk voor tekortkomingen in het uitgevoerde werk, in het geval sprake is van tekortkoming in de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden. Dat de werkzaamheden feitelijk door Isolatiebeer zijn uitgevoerd, kan Vink in de verhouding tot [rechtspersoon] niet aan [rechtspersoon] tegenwerpen. Op grond van artikel 7:751 BW is de aannemer, in dit geval Vink, bevoegd het werk onder zijn leiding door anderen te laten uitvoeren, in dit geval Isolatiebeer, zulks onverminderd zijn aansprakelijkheid voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. In artikel 6:76 BW is bepaald dat de schuldenaar voor gedragingen van door hem ingeschakelde hulppersonen op gelijke wijze aansprakelijk is als voor eigen gedragingen. Het verweer van Vink slaagt daarom niet.
8.3.
[rechtspersoon] heeft gesteld dat Vink zonder schriftelijke toestemming van [rechtspersoon] Isolatiebeer heeft ingeschakeld om het werk te verrichten. [rechtspersoon] verbindt aan deze stelling geen juridische consequentie, zodat niet duidelijk is wat zij hiermee beoogt. Los daarvan heeft Vink aangevoerd dat [rechtspersoon] mondeling op de hoogte is gesteld van de inschakeling van Isolatiebeer en dat [rechtspersoon] daartegen geen bezwaar had. [rechtspersoon] heeft daarop onvoldoende gereageerd. Daarmee is niet komen vast te staan dat Vink niet heeft ingestemd met het inschakelen van Isolatiebeer voor de uitvoering van de isolatiewerkzaamheden in onderaanneming.
Tekortkoming door Vink?
8.4.
Vervolgens moet worden beoordeeld of sprake is van tekortkoming in de nakoming van de verbintenis uit de overeenkomst tussen Vink en [rechtspersoon] . [rechtspersoon] stelt dat dit het geval is, omdat het toegepaste UF-schuim bij de muurisolatie een te hoog formaldehydegehalte had, wat tot gezondheidsklachten bij bewoners heeft geleid en omdat de verwerkingsvoorschriften en uitvoeringsrichtlijnen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden niet goed zijn nageleefd.
PUR
8.5.
In de hoofdzaak is geoordeeld dat Isolatiebeer jegens Vink is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit de tussen hen gesloten aannemingsovereenkomst ten aanzien van de isolatiewerkzaamheden aan de vloer met PUR. Dit omdat kort gezegd de adviesverplichting over ventileren richting de bewoners uit de toepasselijke richtlijn niet is nageleefd. De rechtbank verwijst naar de overwegingen op dit punt in de hoofdzaak en beschouwt die als hier ingelast. Deze tekortkoming is dezelfde tekortkoming als die in de verhouding tussen Vink en [rechtspersoon] ; Vink was jegens [rechtspersoon] immers tot dezelfde prestatie gehouden als Isolatiebeer was jegens Vink. Dat betekent dat in de vrijwaring vast komt te staan dat Vink wanprestatie jegens [rechtspersoon] heeft gepleegd in de uitvoering van de tussen hen bestaande aanneemovereenkomst met betrekking tot de vloerisolatie met PUR.
UF-schuim
Adviesverplichting ventileren?
8.6.
[rechtspersoon] stelt dat bij toepassing van UF-schuim formaldehyde vrijkomt, wat tot gezondheidsklachten van bewoners van de geïsoleerde woningen kan leiden. Daarom is ventileren in de weken na het aanbrengen van UF-schuim volgens [rechtspersoon] van belang. Op dat punt is volgens [rechtspersoon] de adviesverplichting met betrekking tot de toepassing van UF-schuim bij de muurisolatie is geschonden. Dit is door Vink weersproken.
8.7.
Vaststaat dat in de toepasselijke uitvoeringsrichtlijn URL 28-103 (aanbrengen spouwmuurisolatie met ureumformaldehyde (UF)-schuim), anders dan in de richtlijn ten aanzien van PUR, geen verplichting is opgenomen om bewoners te adviseren de woning te verlaten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden en daarna de woning extra te ventileren. Evenmin bestaat deze verplichting op grond van toepasselijke regelgeving, zoals het destijds geldende Bouwbesluit. Gesteld noch gebleken is dat partijen andere, van de richtlijn en het Bouwbesluit afwijkende, normen zijn overeengekomen. Dat betekent dat Isolatiebeer op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt, en Vink in het verlengde daarvan evenmin.
Formaldehyde-uitstoot te hoog?
8.8.
[rechtspersoon] voert verder aan dat Vink het werk naar de eisen van goed en deugdelijk werk moest uitvoeren. In het verlengde daarvan geldt volgens [rechtspersoon] het beleid van de GGD, die van een lagere toegestane waarde aan formaldehyde-uitstoot uitgaat dan de normen volgens het Bouwbesluit. De GGD houdt volgens [rechtspersoon] een waarde van maximaal 50 ug/m3 formaldehyde aan voor een gezond binnenklimaat en dat is volgens [rechtspersoon] overschreden.
8.9.
Volgens BRL 2110 onder 5.1.9. mag de gemiddelde afgifte van formaldehyde ten hoogste 700 mg per 100 g droog UF-schuim bedragen. In het destijds geldende Bouwbesluit is voorts bepaald: ‘De concentratie van formaldehyde in een voor personen toegankelijke ruimte van een bouwwerk is niet groter dan 120 μg/m3, bepaald volgens NEN-EN-ISO 16.000-2’. Dat partijen andere normen voor formaldehyde-uitstoot zijn overeengekomen is gesteld noch gebleken.
8.10.
SKG-IKOB heeft monsters genomen uit de spouwmuren van vier woningen en zij heeft in haar rapport van 19 september 2023 geconcludeerd dat alle genomen monsters voldoen aan de eis met betrekking tot formaldehyde-afgifte als vastgelegd in het Bouwbesluit. Dit is door [rechtspersoon] ook erkend. Volgens [rechtspersoon] blijkt uit de door RPS verrichte metingen dat de formaldehyde-afgifte boven de normen van het Bouwbesluit uitkomt. De metingen die zijn verricht door RPS zijn door Vink betwist.
8.11.
De rechtbank constateert dat de metingen van RPS met betrekking tot Heideweg 94 bij de derde 24-uursmeting op 6 september een relatieve waarde van 198 (de rechtbank gaat ervan uit dat bedoeld is ug/m3) in een rood vlak laat zien in de kolom SKV, waarvan de rechtbank niet weet wat deze afkorting betekent. Het valt op dat de waardes in de kolom ‘woonkamer’ op die datum niet in een rood vlak staan, maar in een geel vlak. Op 13 oktober 2023 was deze waarde bij een extra bouwbesluitmeting 56 in een geel vlak en vervolgens op 8 november 2023 bij een bouwbesluitmeting 138 in een rood vlak. Hoe het kan dat de waarde aanzienlijk daalt en vervolgens weer stijgt in een relatief korte periode is niet toegelicht en niet zonder meer te verklaren. SKG-IKOB heeft van dezelfde woning monsters laten onderzoeken door SHR. De monsters zijn getest in twee periodes van 25 augustus tot en met 7 september 2023. In de eerste periode was de gemiddelde waarde 95.6 mg/100 g en in de tweede periode 327 mg/100 g. Deze waardes vallen binnen de normen van het Bouwbesluit (ten hoogste 700 mg per 100 g droog UF-schuim). Wat betreft Heideweg 102 valt op dat de relatieve waarde onder de kolom SKV bij RPS op 15 en 24 augustus 2023 waardes van 291 en 216 in rode vlakken laten zien, terwijl bij de metingen van SKG-IKOB in de periode van 25 augustus tot en met 7 september 2023 de gemiddelde waardes binnen de norm blijven. Daarbij is één uitschieter van 960 gemeten, maar bij de toegepaste berekening van het gemiddelde blijft de gemeten waarde onder het maximum.
Het had op de weg van [rechtspersoon] gelegen om de verschillende uitkomsten uit de metingen van SKG-IKOB en RPS nader toe te lichten, nu deze tot verschillende uitkomsten leiden. Of dat (ook) te maken heeft met de verschillen in gehanteerde waardes als uitgangspunt, te weten ug/m3 en mg/g, kan de rechtbank niet beoordelen. Bovendien is de tabel van RPS zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer begrijpelijk. Kennelijk waren de fomaldehydewaardes in de woonkamers van de verschillende woningen op twee momenten na onder de maximale norm. In de niet nader gedefinieerde SKV kolom waren de waardes vaker hoger. Nu niet bekend is welke ruimte in de woning met SKV wordt bedoeld, kunnen moeilijk consequenties worden verbonden aan deze hogere waardes.
8.12.
Gelet op het voorgaande en gelet op het verweer van Vink, inhoudende dat zij niet is gekend in het onderzoek van RPS en gelet haar betwisting van de resultaten, zullen de metingen van RPS terzijde worden gelaten. De door SKG-IKOB gemeten waardes worden daarom als uitgangspunt genomen en als gezegd vallen deze binnen de normen van het Bouwbesluit, op die ene uitschieter van 960 na.
8.13.
Anders dan [rechtspersoon] stelt, is de rechtbank van oordeel dat niet, in afwijking van de normen van het Bouwbesluit, de door de GGD gehanteerde lagere norm voor formaldehyde-afgifte moet worden gehanteerd. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Allereerst is de door de GGD gehanteerde norm niet door partijen overeengekomen. Verder heeft [rechtspersoon] zelf gesteld dat het isoleren van de woningen moest gebeuren in bewoonde staat. Zij heeft zelf ingestemd met toepassing van UF-schuim. Vaststaat dat het toegepaste product Enverifoam XD gecertificeerd is voor gebruik als hier is gebeurd. Gegeven het feit dat Isolatiebeer gecertificeerd was om dit product te gebruiken voor de uitgevoerde werkzaamheden en het product is toegepast overeenkomstig de toepasselijke richtlijn, is het werk correct uitgevoerd. Vink heeft op de mondelinge behandeling bovendien te kennen gegeven dat het gebruikte product is afgestemd op de toegestane waardes formaldehyde volgens het Bouwbesluit en dat als de toegestane waarde op maximaal 50 ug/m3 zou liggen, zoals [rechtspersoon] stelt, het product niet gecertificeerd zou zijn. Uitgaande van de normen volgens het Bouwbesluit is geen sprake van een overschrijding van die normen zodanig dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en evenmin is sprake van een onrechtmatige daad door de bewoners niet te waarschuwen voor giftige stoffen en hiertegen maatregelen te treffen.
Algemene Voorwaarden
8.14.
[rechtspersoon] vordert schadevergoeding van Vink voor schade die zij heeft geleden als gevolg van tekortkomingen in de nakoming van de aanneemovereenkomst.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat deze schade alleen kan zien op schade die het gevolg is van de schending van de adviesverplichting ten aanzien van het werken met PUR.
Vink heeft ter afwering van aansprakelijkheid een beroep gedaan op haar Algemene Voorwaarden. Vink heeft deze Algemene Voorwaarden niet in het geding gebracht. [rechtspersoon] heeft betwist dat de Algemene Voorwaarden van Vink zijn overeengekomen. De rechtbank constateert dat bij de offerte van Vink aan [rechtspersoon] (P. 2 van de zijde van [rechtspersoon] ) geen verwijzing naar Algemene Voorwaarden is opgenomen en evenmin zijn die Algemene Voorwaarden bijgevoegd. Vink heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit de toepasselijkheid van haar Algemene Voorwaarden zou kunnen worden afgeleid. [rechtspersoon] heeft onweersproken gesteld dat deze opdracht de eerste keer was dat [rechtspersoon] met Vink samenwerkte, afgezien van een eerdere bodemisolatie bij drie woningen die Vink voor [rechtspersoon] heeft uitgevoerd. Dat eerder tussen partijen Algemene Voorwaarden van toepassing waren en dat sprake is van een bestendige handelsrelatie, is gesteld noch gebleken. De conclusie moet dan ook zijn dat niet is komen vast te staan dat partijen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen. Vink heeft geen concreet bewijsaanbod gedaan ten aanzien van feiten en omstandigheden waaruit kan worden geconcludeerd dat Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het beroep van Vink op beperking van haar aansprakelijkheid slaagt daarom niet.
Schadevergoeding
8.15.
Wat betreft de gevorderde schadevergoeding maakt [rechtspersoon] geen onderscheid tussen schade die is ontstaan als gevolg van de hiervoor geconcludeerde schending van de adviesverplichting en schade die volgens haar is ontstaan als gevolg van het vrijkomen van formaldehyde bij de toepassing van UF-schuim. De rechtbank kan op dit moment niet vaststellen in hoeverre schade is opgetreden als gevolg van de tekortkoming in het werk ten aanzien van PUR, of dat schade is ontstaan door het gebruik van UF-schuim, waarbij wordt aangetekend wat dit laatste betreft als gezegd geen sprake is van wanprestatie of gevaarzettend handelen door Isolatiebeer en dus evenmin door Vink. Voor toewijzing van het gevorderde bedrag als voorschot op de schadevergoeding bestaat daarom onvoldoende grond. De vordering van [rechtspersoon] om voor recht te verklaren dat Vink aansprakelijk is voor alle schade die [rechtspersoon] leed en nog zal lijden zal worden toegewezen, met dien verstande dat daaraan de volgende zinsnede wordt toegevoegd: als gevolg van de tekortkoming door Vink met betrekking tot de informatieverplichting jegens bewoners als vermeld in URL 27-101. De beslissing op dit punt zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
8.16.
De subsidiaire vordering om de zaak naar de schadestaatprocedure te verwijzen zal worden toegewezen, omdat de mogelijkheid dat [rechtspersoon] schade heeft geleden door de tekortkoming van Vink aannemelijk is. Ook de beslissing op dit punt zal worden aangehouden tot het eindvonnis.
8.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

9.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
In conventie
9.1.
draagt Isolatiebeer op te bewijzen dat haar Algemene Voorwaarden met Vink zijn overeengekomen,
9.2.
bepaalt dat, voor zover Isolatiebeer dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.A. van den Toorn in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
9.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 11 juni 2025 voor het opgeven door Isolatiebeer van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden juli tot en met november 2025, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
9.4.
verwijst voor het geval Isolatiebeer op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien Isolatiebeer daarom op de onder 9.3 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Isolatiebeer, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
9.5.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
9.6.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
9.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
In reconventie
9.8.
houdt iedere beslissing aan,
In de vrijwaring
In conventie
9.9.
houdt iedere beslissing aan,
In reconventie
9.10.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
878/1782