ECLI:NL:RBGEL:2025:4216

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11582002
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over betalingsachterstand en onjuiste betekening van dagvaarding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagden]. [Eiser] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een betalingsachterstand van de huurtermijnen. De kantonrechter heeft [eiser] echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat de dagvaarding niet op de juiste wijze aan [gedaagde 1] was betekend. [Gedaagde 1] was begin 2024 uit de woning vertrokken en had zich uitgeschreven bij de gemeente, waardoor de betekening op het adres van het gehuurde niet correct was. De kantonrechter overwoog dat de huurovereenkomst een processueel ondeelbare rechtsverhouding vormde, waardoor een beslissing zonder de aanwezigheid van [gedaagde 1] niet mogelijk was.

Ten overvloede overwoog de kantonrechter dat, zelfs bij een juiste betekening, de vordering tot ontbinding en ontruiming zou zijn afgewezen. [Gedaagden] had aangetoond dat zij haar best deed om aan haar huurverplichtingen te voldoen, ondanks de financiële problemen die waren ontstaan door het vertrek van [gedaagde 1]. De kantonrechter hield rekening met de belangen van de twee minderjarige kinderen die bij [gedaagden] wonen en die een stabiele woonomgeving nodig hebben. Uiteindelijk werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11582002 \ CV EXPL 25-1940
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: In-Kas Intermediair BV,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats],
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats],
gemachtigde: mr. Schemkes
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden].

1.De zaak in het kort

[eiser] verzoekt om ontbinding en ontruiming van het door [gedaagden] en [gedaagde 1] gehuurde, omdat er een betalingsachterstand van de huurtermijnen is. Hij vordert daarom ook betaling van deze achterstand. De kantonrechter zal [eiser] niet ontvankelijk verklaren omdat de dagvaarding niet op de juiste wijze aan [gedaagde 1] is betekend en hij derhalve niet op de juiste manier in rechte is betrokken. Daarnaast overweegt de kantonrechter ten overvloede dat ook bij een juiste betekening van de dagvaarding aan [gedaagde 1] de vordering tot ontbinding en ontruiming zou zijn afgewezen. Er is weliswaar een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, maar deze tekortkoming rechtvaardigt niet de verstrekkende gevolgen van een ontbinding en ontruiming in het onderhavige geval waarin ook twee minderjarige kinderen zijn betrokken.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2025
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagden] en [gedaagde 1] huren sinds 1 november 2021 de woning aan [adres] van [eiser]. De huur bedroeg bij aanvang € 1.050,00 per maand en per 1 november 2024 € 1.169,90 per maand.
3.2.
[gedaagde 1] is begin 2024 uit de woning vertrokken en heeft zich ook uitgeschreven bij de gemeente Tiel. Feitelijk woont [gedaagden] sindsdien alleen met hun twee minderjarige kinderen in de woning en draait zij ook alleen op voor de betaling van de huur, ondanks dat [gedaagde 1] nog wel contractueel medehuurder is.
3.3.
[gedaagden] heeft, onder andere door het vertrek van haar (inmiddels) ex-partner, problemen om de maandelijkse huurtermijnen te voldoen. Zij betaalt naar kunnen telkens delen van de huur per maand, maar ondanks haar inspanningen is een achterstand ontstaan.
3.4.
[eiser] heeft deze achterstand per 23 mei 2025 berekend op € 4.412,14.
3.5.
[gedaagden] is op zoek naar goedkopere woonruimte maar dat is vooralsnog, gelet op de huidige woning- en huurmarkt, niet gelukt. Zij heeft hulp gezocht voor haar betalingsproblemen en heeft per besluit van 23 mei 2025, met terugwerkende kracht vanaf 15 april 2025, recht op bijzondere bijstand van € 774,62 per maand voor de duur van zes maanden.
3.6.
[eiser] heeft [gedaagden] op 12 februari 2025 aangeschreven over de huurachterstand met de sommatie deze achterstand binnen 15 dagen nadat deze brief haar heeft bereikt te voldoen.
3.7.
Al op dag 16 na de hiervoor genoemde brief, aldus op 28 februari 2025 heeft [eiser] [gedaagden] en [gedaagde 1] gedagvaard op het adres van het gehuurde.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van de ontstane huurachterstand, met veroordeling van [gedaagden] en [gedaagde 1] in de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagden] en [gedaagde 1] hebben een achterstand in de betaling van de huurtermijnen, waardoor zij tekortschieten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. De achterstand bedraagt per februari 2025 bijna vier maanden. Het lukt [eiser] niet om met [gedaagden] in contact te komen. Het is [eiser] echter bekend dat [gedaagde 1] begin 2024 is vertrokken uit het gehuurde.
4.3.
[gedaagden] voert verweer. Zij erkent dat sprake is van een huurachterstand. Deze is ontstaan door het vertrek van [gedaagde 1], waardoor zij alleen voor alle kosten opdraait, ook van haar opgroeiende kinderen. Nu zij is uitgevallen voor haar werk is zij afhankelijk van een ziektewetuitkering van slechts € 1.242,28 netto per maand. Zij betaalt meerdere keren per maand delen van de huur om de achterstand zo laag mogelijk te houden.
[gedaagden] is actief op zoek naar goedkopere woonruimte, maar dat is erg lastig in de huidige woningmarkt. Zij doet een beroep op artikel 8 EVRM en artikel 3 IVRK, vanwege het feit dat zij met minderjarige kinderen in de woning woont en zij met hen op straat zal belanden wanneer de vorderingen van [eiser] worden toegewezen.
[eiser] heeft bijzonder weinig empathie voor de situatie waarin [gedaagden] terecht is gekomen, onder andere omdat zijn gemachtigde haar op 12 februari 2025 heeft gesommeerd tot betaling van de achterstand binnen 15 dagen nadat zij de brief heeft ontvangen en na 16 dagen, op 28 februari 2025, heeft hij de dagvaarding aan haar betekend.
4.4.
[gedaagde 1] is niet in de procedure verschenen en heeft aldus geen verweer gevoerd.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Oproeping [gedaagde 1] – niet ontvankelijkheid [eiser]
5.1.
heeft de dagvaarding aan [gedaagde 1] laten betekenen op het adres van het gehuurde, te weten [adres], terwijl hij wist dat [gedaagde 1] al sinds begin 2024 niet meer op dit adres verblijft. Bovendien is onweersproken door [gedaagden] gesteld dat [gedaagde 1] zich heeft laten uitschrijven bij de gemeente [woonplaats]. Aldus heeft [eiser] de dagvaarding gelet op artikel 54 Rv niet op de juiste wijze aan [gedaagde 1] betekend.
5.2.
[eiser] heeft met [gedaagde 1] en [gedaagden] een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan de [adres]. Beiden zijn derhalve contractuele medehuurders. Daardoor is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Bij een dergelijke ondeelbare rechtsverhouding kan de rechter slechts een beslissing geven in een geding waarin allen die bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn, zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt (ECLI:NL:HR:2017:411). Omdat [gedaagde 1] niet goed in de onderhavige procedure is betrokken, en een beslissing ten aanzien van de gevorderde ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst ook hem raakt, kan de kantonrechter daarover in deze procedure geen beslissing geven. Omdat [eiser] of zijn gemachtigde, om zijn moverende redenen, zonder enig bericht niet zijn verschenen op de mondelinge behandeling zal aan hem ook geen gelegenheid worden geboden [gedaagde 1] alsnog op de juiste wijze in rechte te betrekken. Dit betekent dat [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Overweging ten overvloede – ook bij juiste betekening geen ontbinding en ontruiming
5.3.
In de omstandigheden van dit geval ziet de kantonrechter aanleiding ten overvloede nog het volgende te overwegen.
[gedaagden] heeft niet betwist dat er een achterstand in de betaling van de huur is ontstaan. Dat levert een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst op. In dit geval overweegt de kantonrechter dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst met alle gevolgen daarvan niet rechtvaardigt. [gedaagden] doet aantoonbaar haar best om aan haar maandelijkse huurverplichtingen te voldoen en betaalt telkens delen van de huur, waardoor zij de achterstand weet te beperken tot ruim minder dan vier maanden. Zij is zich er van bewust dat zij in de huidige omstandigheden te duur woont en is daarom op zoek naar een andere, goedkopere woning. Dat is gelet op de huidige woningmarkt bijzonder moeilijk. Daarnaast heeft zij hulp gezocht bij de gemeente en ontvangt zij per 15 april 2025 bijzondere bijstand. Zij heeft hierdoor, in ieder geval tot 1 oktober 2025, een hoger netto inkomen en kan daarmee, naar verwachting, in ieder geval de lopende huur per maand voldoen. Daarnaast weegt de kantonrechter mee dat [gedaagden] met twee jonge kinderen in de woning woont die het nodige hebben meegemaakt in de afgelopen jaren en het zeker ook in hun belang is dat zij in de woning kunnen blijven om hen een zo stabiel mogelijke omgeving te bieden.
Proceskosten
5.4.
Omdat [eiser] niet-ontvankelijk zal worden verklaard moet hij de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagden] betalen. Omdat [gedaagden] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiser] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
Totaal
677,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 677,00, te betalen aan [gedaagden] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
32548 / 53854