ECLI:NL:RBGEL:2025:4260

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
305247-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit oplichtingen gepleegd door een groep in een bungalow

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 mei 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij oplichtingen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 27.365,00, zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2025 behandeld en vastgesteld dat de veroordeelde, samen met anderen, oplichtingen heeft gepleegd in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2021 vanuit een bungalow. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet correct was, en heeft het rapport van de politie als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten van in totaal € 8.540,66, dat hij aan de Staat moet betalen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft besloten dat dit geen gevolgen heeft voor de ontnemingsvordering. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/305247-22 (ontneming)
Datum uitspraak : 9 mei 2025
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. D. van der Beek, advocaat in Nijmegen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 27.365,00.

2.De procedure

De zaak is op de openbare terechtzitting van 4 april 2025 onderzocht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering gehandhaafd. De officier van justitie sluit in zijn berekening van het genoten voordeel aan bij de bedragen zoals vermeld op de definitieve tenlastelegging. Die bedragen per aangever bij elkaar opgeteld, is hetgeen dat volgens het Openbaar Ministerie aan voordeel is gegenereerd. De officier van justitie wijkt met het voorgaande af van de berekening zoals die is gemaakt in het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport).
De verdediging heeft primair verzocht de ontnemingszaak af te splitsen van de hoofdzaak, nu de officier van justitie onaangekondigd is uitgegaan van een andere berekening en daarbij is afgeweken van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals die volgt uit het rapport. Ter terechtzitting is de toelichting bij de berekening door de officier van justitie onduidelijk gebleven.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de berekening zoals gemaakt door de officier van justitie in de vordering ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verdeling van het genoten voordeel over zes tot zeven personen, zoals dat wel is gedaan in het rapport. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de gemaakte kosten voor de bungalow, de betalingen aan ingezette geldezels en de kosten voor de aanschaf van telefoons. De raadsman heeft verzocht de vordering te matigen, waarbij rekening wordt gehouden met deze verdeling en de kosten.

3.De beoordeling van de vordering

Het verzoek tot afplitsing van de ontnemingszaak
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in afwijking van het rapport een andere berekening heeft gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie is voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aangehaakt bij de bedragen zoals die uit de definitieve tenlastelegging volgen. Zoals hierna zal blijken, zal de rechtbank deze berekening niet volgen. Zij zal het rapport als uitgangspunt nemen. Nu de verdediging op voorhand kennis heeft kunnen nemen van het rapport en bij pleidooi een standpunt heeft ingenomen omtrent de juistheid van de berekeningen in het rapport, zal de rechtbank overgaan tot beoordeling van de vordering tot ontneming. Het verzoek tot afsplitsing van de ontnemingszaak wordt daarom afgewezen.
De grondslag van de vordering
De rechtbank heeft bij heden, 9 mei 2025, vonnis gewezen tegen verdachte. Daarbij is hij veroordeeld ter zake van oplichting van in totaal vier aangevers in de periode van 28 juni 2021 tot en met 4 juli 2021 en op 22 juni 2021. Aan hem (hierna verder: veroordeelde) is – kortgezegd – een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 3 maanden en een taakstraf van 140 uren.
De grondslag voor de ontnemingsvordering is een veroordeling voor strafbare feiten. Voor de ontnemingsvordering betekent dit dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden gelet op voordeel dat afkomstig is uit de strafbare feiten die veroordeelde heeft begaan en strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan (artikel 36e, lid 2 Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bij vonnis bewezenverklaarde oplichtingen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat buiten redelijke twijfel staat dat veroordeelde ook andere strafbare feiten (eveneens oplichtingen) heeft begaan en daar voordeel uit heeft gekregen. Er zijn voldoende aanwijzingen dat veroordeelde meer personen heeft opgelicht dan uit de bewezenverklaring van het vonnis van 9 mei 2025 volgt. Zij baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen. [1]
In het vonnis is vastgesteld dat verdachte, tezamen met vijf anderen (waaronder medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] ), in de periode van 28 juni tot en met 5 juli 2021 in een bungalow in [plaats] verbleef. Vanuit deze bungalow werden door deze groep oplichtingen (middels zogenaamde WhatsAppfraude) gepleegd. De groep communiceerde ten tijde van de oplichtingen met elkaar via een Snapchatgroep. Er werden Prepaid telefoons gebruikt om de slachtoffers te benaderen. Drie van deze telefoons werden aangetroffen in de auto waarin veroordeelde samen met [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] zat op het moment dat zij werden aangehouden. Het ging om telefoons van het merk Huawei, Oppo en Asus. Vaststaat dat [medeveroordeelde 1] de gebruiker was van de Huawei telefoon. [veroordeelde] was met zijn Snapchataccount ingelogd op de Asus en de Oppo telefoon. In de periode dat de groep in de bungalow in [plaats] verbleef, maakten alle drie de Prepaid telefoons gebruik van een mast aan de [adres 2] in [plaats] (van 28 juni tot en met 4 juli 2021). [2] Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier daarmee voldoende aanwijzingen dat de aangevers die in het rapport zijn meegenomen en die benaderd zijn met één van deze telefoons in de periode van 28 juni tot en met 4 juli 2021, werden opgelicht door de groep die in de bungalow verbleef. Dit geldt blijkens hun aangifte voor aangevers [aangever 1] [3] , [aangever 2] [4] , [aangever 3] [5] , [aangever 4] [6] en [aangever 5] [7] . Een aantal aangevers uit het rapport is niet benaderd met één van de prepaid telefoons. Ook ten aanzien van deze aangevers is de rechtbank echter van oordeel dat het dossier voldoende aanwijzingen bevat dat verdachte deze oplichtingen tezamen met de groep in de bungalow heeft gepleegd. Het gaat om de aangevers [aangever 6] [8] , [aangever 7] [9] , [aangever 8] [10] , [aangever 9] [11] , [aangever 10] [12] en [aangever 11] [13] . Uit hun aangiftes blijkt dat zij eveneens werden benaderd in de periode dat de groep in de bungalow verbleef en dat telkens sprake was van eenzelfde werkwijze. Daarbij werden rondom het tijdstip van de betreffende oplichting gesprekken gevoerd in de voornoemde Snapchatgroep. Deze gesprekken waren rechtstreeks te linken naar deze aangiftes. Verdachte maakte actief deel uit van de Snapchatgroep. [14] In de iPhone van [medeveroordeelde 1] werden bovendien afbeeldingen van bank- en persoonsgegevens aangetroffen die gekoppeld konden worden aan deze aangiftes. [15]
De verdeling
Veroordeelde heeft geen inzicht gegeven in de werkwijze en de rolverdeling binnen de groep die van 28 juni tot en met 5 juli 2021 in de bungalow verbleef en hij heeft geen aanknopingspunten gegeven voor de verdeling van het gezamenlijk behaalde voordeel. De rechtbank is van oordeel dat dit wel op zijn weg had gelegen, gezien de intensiteit van de samenwerking en de grote mate van afstemming tussen de personen in de bungalow, zoals die onder meer is gebleken uit de gesprekken in de Snapchatgroep. Ook de andere verdachten in het onderzoek hebben geen inzicht gegeven in de verdeling van het behaalde voordeel. Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het genoten voordeel per aangever pondspondsgewijs verdelen over de betrokkenen die op het moment van de oplichting in de bungalow aanwezig waren, zoals dat ook in het rapport is gedaan.
Ten aanzien van (medeverdachte) [medeveroordeelde 2] overweegt de rechtbank nog het volgende.
Hoewel [medeveroordeelde 2] in de hoofdzaak is vrijgesproken, heeft de rechtbank in het vonnis overwogen dat het dossier aanwijzingen bevat dat ook hij betrokken was bij het plegen van de oplichtingen. De telefoon van [medeveroordeelde 2] straalde in de periode van 1 juli tot en met 4 juli 2021 eveneens een mast aan in [plaats] . [16] [medeveroordeelde 2] heeft bij de politie verklaard dat hij (na zijn werk) in de bungalow is geweest. [17] Verder maakte hij ook deel uit van de genoemde Snapchatgroep, waarin de betrokkenen communiceerden over deze oplichtingen. [18] Voor zover [medeveroordeelde 2] – blijkens de historische verkeersgegevens van zijn telefoon – in de bungalow aanwezig was op het moment dat de betreffende oplichting plaatsvond, zal de rechtbank hem daarom meenemen in de verdeling van het verkregen voordeel.
Op grond van al het voorgaande, zal de rechtbank het rapport – met daarop enkele correcties – als uitgangspunt nemen. In het rapport heeft de politie de bedragen zoals betaald door de hiervoor besproken aangevers bij elkaar opgeteld. De kosten die de groep heeft gemaakt voor het verblijf in de bungalow, zijn op dit genoten voordeel in mindering gebracht. Dit brengt de rechtbank tot de volgende berekening van het (totale) wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst
Aangiftes te koppelen aan de Huawei
Aangeefster [aangever 1] heeft op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van
€ 2.700,00.
Door aangeefster [aangever 3] is op 1 juli 2021 een bedrag van € 4.980,00 overgemaakt. [19] Uit het dossier valt echter af te leiden dat de transactie van € 1.990,00 door de bank is tegengehouden. De rechtbank concludeert dat dit bedrag niet door veroordeelde en de medebetrokkenen is genoten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is genoten uit deze oplichting komt daarmee op: € 4.980,00 - € 1.990,00 = € 2.990,00.
Door aangeefster [aangever 4] is op 2 juli 2021 een bedrag van € 5.690,00 overgemaakt. [20]
Ook aangeefster [aangever 12] is benaderd met de Huawei telefoon. Zij heeft op 2 juli 2021 geld overgemaakt, maar deze transactie is tegengehouden door de bank. Veroordeelde en de medebetrokkenen hebben daarom geen voordeel genoten uit deze oplichting. In afwijking van het rapport zal de rechtbank het bedrag niet meenemen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Verder is de aangifte van [aangever 13] meegenomen in het rapport. Zij is weliswaar benaderd met de Huawei telefoon, maar dit vond plaats op 22 juni 2021, buiten de periode dat de groep in de bungalow verbleef. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat veroordeelde [veroordeelde] betrokken was bij deze specifieke oplichting. De rechtbank zal ook dit bedrag niet meenemen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De opbrengst uit de oplichtingen middels de Huawei telefoon komt daarmee op:
€ 2.700,00
€ 2.990,00
€ 5.690,00 +
€ 11.380,00.
Het voordeel dat is voortgekomen uit de aangiftes waarvan de pleegdatum 1 en 2 juli 2021 is, kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. [21]
Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 11.380,00 / 7 =)
€ 1.625,71 per betrokkene.
Aangiftes te koppelen aan de Oppo telefoon
Aangeefster [aangever 14] is op 28 juni 2021 08:39 uur benaderd met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Om 11:38 uur maakte zij een bedrag van € 3.960,00 over naar de rekening van
[naam] ( [rekeningnummer] ) om 13:12 uur maakte zij nogmaals een bedrag van € 100,00 via Paysafe. [22] Het telefoonnummer [telefoonnummer] is verbonden aan de Oppo telefoon. [23] Op de iPhone van [medeveroordeelde 1] werd een afbeelding van een ING bankpas aangetroffen met daarop rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [naam] . Ook werd een screenshot van een foto met een telefoon aangetroffen. Op deze telefoon was een rekeningoverzicht te zien van de rekening [rekeningnummer] ten name van [naam] . [24]
De aangifte van [aangever 14] is niet meegenomen in het rapport. De rechtbank constateert dat de oplichting van [aangever 14] plaatsvond vóórdat de groep bij de bungalow arriveerde. Gelet op het voorgaande bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende aanwijzingen dat de groep waarvan veroordeelde onderdeel uitmaakte verantwoordelijk was voor deze oplichting. In totaal werd hiermee een bedrag van € 4.060,00 aan voordeel genoten. Dit bedrag zal de rechtbank meenemen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Door aangeefster [aangever 15] is verder op 30 juni 2021 een bedrag van € 3.250,00 overgemaakt.
Aangeefster [aangever 2] heeft op 1 juli 2021 een bedrag van € 300,00 betaald. [25]
De opbrengst uit de oplichtingen middels de Oppo telefoon komt daarmee op:
€ 4.060,00
€ 3.250,00
€ 300,00 +
€ 6.710,00
Uit de historische verkeersgegevens van de iPhone van [medeveroordeelde 2] volgt dat hij pas vanaf 1 juli 2021 in [plaats] was. Dat betekent dat [medeveroordeelde 2] niet in de bungalow aanwezig was op het moment dat aangeefster [aangever 15] werd opgelicht. Ook uit andere gegevens in het dossier is niet gebleken dat [medeveroordeelde 2] betrokken is geweest bij de oplichting van [aangever 15] en/of hieruit voordeel zou hebben genoten. Dat betekent dat ten aanzien van het door haar overgemaakte bedrag wordt uitgegaan van een verdeling over zes personen. Het overige bedrag wordt verdeeld over zeven personen. [26]
Dat brengt de rechtbank tot de volgende bedragen aan wederrechtelijk verkregen voordeel:
€ 3.250,00 / 6 =
€ 541,66 per betrokkene
(€ 4.060,00 + € 300,00 / 7 =)
€ 622,85 per betrokkene
Aangiftes te koppelen aan de Asus telefoon
Door aangever [aangever 5] is op 1 juli 2021 een bedrag van € 5.080,00 overgemaakt.
Het voordeel dat is voortgekomen uit deze aangifte kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
€ 5.080,00 / 7 =
€ 725,71 per betrokkene. [27]
Aangiftes te koppelen aan afbeeldingen op privétoestellen
Door aangeefster [aangever 16] is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 9.835,00.
Door aangeefster [aangever 6] is op 30 juni 2021 een bedrag overgemaakt van € 4.910,00. [28]
De rechtbank merkt op dat uit het dossier is gebleken en ter terechtzitting naar voren is gebracht dat [aangever 6] aangifte heeft gedaan namens haar moeder, [benadeelde] . [benadeelde] wordt als benadeelde partij aangemerkt.
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 30 juni 2021 is, kan verdeeld worden over zes betrokkenen. [29] Gebleken is immers dat de iPhone van [medeveroordeelde 2] op die datum geen mast aanstraalde in [plaats] . Ook anderszins is niet uit het dossier gebleken dat hij bij deze oplichtingen betrokken was en/of hieruit voordeel zou hebben genoten.
Het voorgaande komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 9.835,00 + € 4.910,00 / 6 =)
€ 2.457,50 per betrokkene.
Door aangeefster [aangever 7] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.000,00.
Door aangeefster [aangever 8] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 1.850,00.
Door aangeefster [aangever 9] is op 1 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 5.140,00.
Door aangeefster [aangever 11] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 3.750,00.
Door aangeefster [aangever 10] is op 2 juli 2021 een bedrag overgemaakt van € 7.350,00. [30] Uit het dossier valt echter af te leiden dat een totaalbedrag van € 4.150,00 aan transacties is tegengehouden door de bank. De rechtbank concludeert dat dit bedrag niet door veroordeelde en de medebetrokkenen is genoten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dat is genoten uit deze oplichting komt daarmee op: € 7.350,00 - € 4.150,00 = 3.200,00.
De opbrengst uit deze oplichtingen komt daarmee op:
€ 5.000,00
€ 1.850,00
€ 5.140,00
€ 3.750,00
€ 3.200,00 +
€ 18.940,00
Het voordeel dat is voortgekomen uit de oplichtingen waarvan de pleegdatum 1 en 2 juli 2021 is, kan verdeeld worden over zeven betrokkenen. [31] Dit komt neer op een wederrechtelijk verkregen voordeel van:
(€ 18.940,00 / 7 =)
€ 2.705,71 per betrokkene.
Totale opbrengst
Het voorgaande resulteert in de volgende berekening van de totale opbrengst voor veroordeelde:
€ 1.625,71
€ 541,66
€ 622,85
€ 725,71
€ 2.457,50
€ 2.705,71 +
€ 8.679,14
Kosten
Kosten verblijf bungalow
Uit onderzoek is gebleken dat de kosten voor het verblijf in de bungalow in totaal € 830,88 bedroegen. De rechtbank heeft bij vonnis geconcludeerd dat het verblijf van de zes personen in de bungalow tot doel had om de samenwerking bij het plegen van de WhatsApp-oplichtingen te vergemakkelijken. De kosten zullen daarom in mindering worden gebracht op het voordeel dat is genoten. Nu [medeveroordeelde 2] niet de gehele periode in de bungalow heeft verbleven, gaat de rechtbank uit van een verdeling van de kosten over zes personen, zodat de kosten per persoon neerkomen op (€ 830,88 / 6 =)
€ 138,48.
Overige kosten
Door de raadsman is bepleit dat er ook kosten zijn gemaakt voor de aanschaf van de telefoons. Nergens uit het dossier is echter gebleken dat veroordeelde deze kosten heeft gemaakt. Veroordeelde heeft de door hem gemaakte kosten ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt door het overleggen van betalingsbevestigingen of bonnen.
Door de raadsman is verder bepleit dat het aannemelijk is dat er kosten zijn gemaakt voor de betaling van geldezels. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In het dossier bevinden zich meerdere verklaringen van personen die zijn ingezet als zogenaamde ‘geldezel’. Uit de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] valt af te leiden dat aan hen weliswaar geld wordt beloofd voor het ter beschikking stellen van hun rekening en/of pinpas, maar uit geen van die verklaringen blijkt dat zij daadwerkelijk geld hebben ontvangen. Nadat er geld van hun rekening is gehaald, wordt de rekening door de bank geblokkeerd in verband met frauduleuze handelingen. Dat er daadwerkelijk kosten zijn gemaakt voor het betalen van deze geldezels is geenszins uit het dossier gebleken. Veroordeelde heeft ook deze kostenpost niet aannemelijk gemaakt.
Gezien het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de voornoemde kostenposten in mindering te brengen op het door veroordeelde genoten voordeel.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst € 8.679,14
Kosten € 138,48 -
Totaal wvv
€ 8.540,66
Redelijke termijn
Veroordeelde is sinds 4 juli 2021 bekend met de verdenking. De strafzaak is inhoudelijk behandeld op 4 april 2025, dus bijna vier jaar later. Dat betekent dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De vraag is of deze overschrijding van de redelijke termijn tot toepassing van een korting op het ontnemingsbedrag moet leiden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. In de strafzaak heeft de rechtbank bij de beoordeling van de op te leggen straf al rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door af te zien van de in beginsel passend geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde daarmee voldoende is gecompenseerd voor de overschrijding van de redelijke termijn. Er bestaat geen aanleiding om daaraan in deze ontnemingszaak (opnieuw) consequenties te verbinden en de rechtbank zal daarvan dan ook afzien.
Conclusie
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen tot een bedrag van
€ 8.540,66en zal hem veroordelen tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 8.540,66;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van dit bedrag;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 180 dagen.
Aldus gegeven door mr. H.C. Leemreize, (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. A. de Gooijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2025.
Mr. De Gooijer is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer Eagle / ON3R021096, gesloten op 17 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2018, 2020-2021.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1] , p. 2976.
4.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , p. 2969-2970.
5.Proces-verbaal van aangifte [aangever 3] , p. 2813.
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever 4] , p. 2923.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever 5] , p. 2949.
8.Proces-verbaal van aangifte [aangever 6] , p. 2882.
9.Proces-verbaal van aangifte [aangever 7] , p. 2913.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 8] , p. 2920.
11.Proces-verbaal van aangifte [aangever 9] , p. 2841.
12.Proces-verbaal van aangifte [aangever 10] , p. 2871.
13.Proces-verbaal van aangifte [aangever 11] , p. 2864.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2554-2555 en 2559-2563.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1882, 1884-1885, 1888-1889, 1895 en 1903.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2018, 2020.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeveroordeelde 2] , p. 506.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 2531.
19.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
20.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
21.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 17.
22.Proces-verbaal van aangifte [aangever 14] , p. 2941.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1360.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1892-1893.
25.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 18.
26.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 18-19.
27.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 19.
28.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.
29.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.
30.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.
31.Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 20.