Uitspraak
1.[verzoeker 1] ,
2.
[verzoeker 2],
1.De procedure
- de emailberichten van de gemachtigde van 23 en 24 mei 2025 waarin is aangegeven dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en een beslissing wordt gevraagd.
2.De feiten
10 december 2024 uit elkaar.
3.Het verzoek en het verweer
primair:
1. zal verklaren voor recht dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen,
2. de in het verzoekschrift beschreven overeenkomst van partijen zal ontbinden per
10 december 2024,
3. de arbeidsovereenkomst zal ontbinden tegen de eerst mogelijke datum en zal bepalen dat aan [verweerster] geen transitievergoeding verschuldigd is,
4. zal bepalen dat aan [verweerster] geen salaris verschuldigd is over de periode na 10 december 2024
meer subsidiair:
6. zal bepalen welk loon per maand [verzoeker 1] voor door [verweerster] verrichte of nog te verrichten arbeid aan [verweerster] verschuldigd zal zijn over de periode tussen het indienen van het verzoekschrift en de dag van ontbinding van de arbeidsovereenkomst,
primair en subsidiair:
7. [verweerster] zal veroordelen in de proceskosten en nakosten.
1. het loon over december 2024 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, met wettelijke verhoging en wettelijke rente,
2. de transitievergoeding van € 4.114,35 (bij beëindiging per 12 mei 2025)
3. een billijke vergoeding,
een en ander met veroordeling van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] in de proceskosten.
4.De beoordeling
Dat geldt niet voor het tweede verzoek, het verzoek tot ontbinding van ‘de overeenkomst’. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben niet hebben gesteld (en onderbouwd) dat er een te ontbinden overeenkomst is. Hun stelling is immers dat er feitelijk geen uit te voeren overeenkomst is gesloten tussen [verzoeker 1] en [verweerster] . Dan is er ook niets te ontbinden.