ECLI:NL:RBGEL:2025:4343

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/05/448593 / FA RK 25-816
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige naar Curaçao en Bonaire

In deze zaak verzoekt de moeder om vervangende toestemming voor een vakantie naar Curaçao en Bonaire met haar minderjarige kind in de periode van 12 juli 2025 tot 24 juli 2025. De vader, die niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd, heeft zijn toestemming voor de vakantie niet verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de moeder, zijn toestemming niet geeft en dat er geen argumenten zijn die het onthouden van toestemming rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en verleent haar vervangende toestemming voor de vakantie. Tevens wordt de vader in de proceskosten veroordeeld, omdat zijn houding de moeder heeft gedwongen om een procedure te starten. De rechtbank benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de vader's gedrag niet in het belang van het kind is.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/448593 / FA RK 25-816
Datum uitspraak: 6 juni 2025
beschikking vervangende toestemming vakantie
in de zaak van
[verzoekster](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.
tegen
[verweerder](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, ingekomen op 6 maart 2025;
- een F9-formulier met bijlage van mr. Pool, ingekomen op 19 maart 2025;
- een F9-formulier met bijlage van mr. Pool, ingekomen op 24 maart 2025;
- een F9-formulier met bijlage van mr. Pool, ingekomen op 26 maart 2025.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 2 juni 2025 zijn gehoord:
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Uit het huwelijk van de ouders zijn geboren de (deels meerderjarige) kinderen:
-
[de meerderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige ], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige ] .
2.2.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 maart 2018 de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken.
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige ] .

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen voor de vakantie naar Curaçao en Bonaire met [de minderjarige ] in de periode van 12 juli 2025 tot 24 juli 2025.

4.Het verweer

De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft ook schriftelijk geen verweer gevoerd.

5.Het standpunt van de Raad

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij geen belemmeringen ziet om het verzoek van de moeder toe te wijzen.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
6.2.
De moeder wil graag samen met [de minderjarige ] op vakantie naar Curaçao en Bonaire maar de vader wil daar, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe van de moeder, zijn toestemming nu niet voor geven. Hij wil volgens eigen zeggen pas drie weken van te voren zijn toestemming verlenen voor de vakantie omdat de moeder in het verleden een keer zonder zijn toestemming met [de minderjarige ] en een keer met [de meerderjarige] op vakantie is gegaan. De moeder betwist niet dat zij zonder toestemming van de vader een keer met de kinderen op vakantie is gegaan maar stelt dat dit niet doelbewust door haar is gedaan. Zij betreurt het dat zij daardoor het vertrouwen van de vader heeft geschaad en heeft daarom al in september 2024 de toestemmingsformulieren voor de vakantie in juli 2025 aan de vader toegestuurd. De vader wil echter zijn toestemming pas drie weken voor vertrek verlenen en de moeder is bang dat hij die toestemming tegen die tijd uiteindelijk alsnog niet zal willen verlenen. Zij ziet zich daarom genoodzaakt deze procedure te starten.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de vader, ondanks herhaaldelijk verzoek daartoe van de moeder, haar zijn toestemming niet geeft om met [de minderjarige ] op vakantie te gaan naar Curaçao en Bonaire. Niet is gebleken dat de voorgenomen vakantie in strijd is met het belang van [de minderjarige ] . Het uitgangspunt is dat een minderjarige er belang bij heeft om mee te kunnen op vakantie met (één van) zijn ouders. Door de vader zijn geen argumenten naar voren gebracht om van dit uitgangspunt af te wijken. De vader heeft geen verweer gevoerd en is zonder nader bericht ook niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Uit de door de moeder overgelegde emailcorrespondentie krijgt de rechtbank de indruk dat de vader bewust wacht met het geven van toestemming voor de vakantie van de moeder met [de minderjarige ] uit boosheid jegens de moeder of om de moeder in onzekerheid te houden en haar op de kast te jagen. Dat de moeder eerder twee keer geen toestemming heeft gevraagd voor een vakantie, is niet goed geweest en moet niet meer gebeuren, maar rechtvaardigt niet het onthouden of onnodig lang wachten met toestemming geven zoals de vader nu doet. De rechtbank wijst erop dat deze houding niet in het belang is van [de minderjarige ] en de toch al moeizame verhouding tussen partijen verder onder druk zet. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en zal haar vervangende toestemming verlenen voor de vakantie met [de minderjarige ] naar Curaçao en Bonaire.
De proceskosten
6.4.
Op grond van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang bezien met artikel 237 en verder Rv, kan de rechtbank – al dan niet ambtshalve – een proceskostenveroordeling uitspreken.
6.5.
Uitgangspunt bij familiezaken is dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. In de (proces)houding van de vader in deze zaak ziet de rechtbank evenwel aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en de vader (ambtshalve) in de proceskosten te veroordelen. Uit het bovenstaande blijkt dat de rechtbank geen reden ziet voor de vader om zijn toestemming voor de vakantie van de moeder met [de minderjarige ] niet te geven of daar lang mee te wachten. Door nu geen toestemming te willen geven, maar daar (onnodig) lang mee te wachten en de moeder in spanning te houden of de toestemming wel zal worden gegeven, heeft de moeder zich genoodzaakt gezien om een procedure te beginnen met alle (in)spanning en kosten van dien. De vader heeft het op deze procedure laten aankomen, heeft daarin vervolgens geen schriftelijk verweer gevoerd en is zelfs niet op de mondelinge behandeling verschenen. Deze gang van zaken is niet alleen een onnodige belasting voor de moeder, die een advocaat in de arm heeft moeten nemen en daarmee wel op de mondelinge behandeling is verschenen, maar ook voor de rechtspraak die hier de nodige tijd en zittingscapaciteit aan kwijt is. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat een veroordeling in de proceskosten van de vader op zijn plaats is.
6.6.
De rechtbank zal de vader veroordelen om de kosten van het griffierecht (€ 331,-) en het salaris van de advocaat (€ 715,-) aan de moeder te vergoeden.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige
-
[de minderjarige ], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
op vakantie te gaan naar Curaçao en Bonaire in de periode van 12 juli 2025 tot 24 juli 2025;
7.2.
veroordeelt de vader in de proceskosten van de deze procedure, tot dusverre aan de zijde van de moeder begroot op € 1.046,- (te weten € 331,- aan griffierecht en € 715,- aan salaris advocaat) te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L.F. van den Tooren, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van E.M.B. Toonen-Scholten als griffier en in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.