ECLI:NL:RBGEL:2025:4356

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/05/450827 / JE RK 25-454
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een door de GI gestarte procedure

Op 30 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak werd aangespannen door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI), die verzocht om de zorgregeling met de vader op te schorten voor de duur van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] en de tegenstrijdige gevoelens van [de minderjarige 1] over het contact met de vader. De kinderrechter heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn zelfstandige verzoeken, omdat artikel 1:265g BW geen mogelijkheid biedt voor een zelfstandig verzoek in een door de GI gestarte procedure. De kinderrechter heeft de zorgregeling voor de duur van zes maanden opgeschort en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om eerst onderzoek te doen naar de thuissituatie van de vader en de zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] voordat het contact tussen de kinderen en de vader kan worden hersteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/450827 / JE RK 25-454
Datum uitspraak: 30 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem, locatie Tiel,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M. Jakobs-Hiemstra te Houten,
[naam vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. T.T. Uljee te Geldermalsen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 april 2025;
  • het verweerschrift van de zijde van de vader, ontvangen op 23 mei 2025;
  • de aanvullende stukken van de zijde van de GI, ontvangen op 23 mei 2025;
  • het verweerschrift van de zijde van de moeder, ontvangen op 26 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 september 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 11 september 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 juni 2024 als zorgregeling bepaald dat de kinderen omgang hebben met de vader, bij de vader thuis, onder begeleiding van Solid of soortgelijke door de GI te bepalen begeleidende instantie:
  • gedurende twee uur per veertien dagen;
  • waarbij bij goed verloop ter bepaling van de GI na vier omgangsmomenten de omgang wordt uitgebreid naar vier uur begeleide omgang per veertien dagen;
  • waarbij de GI de regie voert over de verdere uitbreiding van de zorgregeling met inachtneming van het bepaalde in rechtsoverweging 5.12..

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 6 juni 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de zorgregeling wordt opgeschort voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI handhaaft haar verzoek tijdens de zitting en licht dit nader toe. Vanwege de eerdere positieve ontwikkelingen is het contact tussen de kinderen en de vader uitgebreid. Het contact tussen de kinderen en de vader is echter stopgezet naar aanleiding van de uitspraken van [de minderjarige 2] op de Klim Op. Deze zorgwekkende uitspraken moeten serieus worden genomen. De GI heeft contact opgenomen met Veilig Thuis en de politie. De GI vindt het niet verantwoord het contact tussen de kinderen en de vader voort te zetten voordat er meer duidelijkheid komt. Voor wat betreft [de minderjarige 1] geeft de GI aan dat zij meermaals heeft aangegeven geen contact met de vader te willen hebben. De GI heeft haar hiertoe wel aangespoord, maar [de minderjarige 1] heeft zulke tegenstrijdige gevoelens dat het haar niet lukt om contact met de vader te hebben. Op advies van Veilig Thuis is het Centrum Seksueel Geweld betrokken. De GI vindt het belangrijk om de komende periode samen met het Centrum Seksueel Geweld te onderzoeken wat nodig is voor de kinderen en op welke manier het contact tussen de kinderen en de vader weer kan worden vormgegeven. Daarnaast wil de GI ambulante hulpverlening inzetten in de thuissituatie van de moeder om daar meer zicht op te krijgen.

4.Het verweer met zelfstandige verzoeken van de vader

4.1.
De vader verzoekt, om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de GI af te wijzen en te bepalen:
Primair
I. dat de omgang tussen de vader, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] plaatsvindt overeenkomstig de laatst afgesproken uitbreiding, inhoudende dat er eens per twee weken omgang plaatsvindt van zaterdag 12:30 uur tot zondag 12:00 uur, waarbij op zaterdag sprake is van begeleide omgang van 12:30 uur tot 19:30 uur met daarin een periode van twee uur onbegeleide omgang, en begeleide omgang op zondag van 09:30 uur tot 11:00 uur;
II. dat de ouders, samen met de GI en de gezinsbehandelaar, beslissen of, en zo ja op welke wijze, de omgang met [de minderjarige 1] (verder) uitgebreid kan worden, waarbij deze beslissing niet bij [de minderjarige 1] mag worden neergelegd;
III. dat ouders, samen met de GI, Solid en eventueel de gezinsbehandelaar, een concreet plan opstellen waarin stapsgewijs wordt toegewerkt naar (meer) omgang, en – ten aanzien van [naam 1] en [naam 2] – naar (verder) herstel van het contact;
IV. dat, voor zover in dit verzoekschrift daarvan niet wordt afgeweken, hetgeen bepaald bij beschikking van 6 juni 2024 in stand blijft.
Subsidiair
I. dat de omgang tussen de vader, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] eens in de twee weken op zaterdag van 12:30 uur tot 19:30 uur bij de man thuis plaatsvindt, onder begeleiding van Solid.
4.2.
De vader stelt hiertoe het volgende. De GI heeft aangifte gedaan vanwege onveiligheid in de thuissituatie bij de vader. De politie heeft inmiddels laten weten dat zij geen aanleiding zien om een strafrechtelijk onderzoek naar de vader te starten. Daaropvolgend heeft de GI kenbaar gemaakt dat zij een zorgmelding en aangifte had gedaan, omdat [de minderjarige 2] zorgelijke uitspraken deed bij de Klim Op. De vader is hiervan geschrokken en heeft geen idee waarom [de minderjarige 2] deze uitspraken doet. De vader begrijpt niet waarom de GI het contact tussen de kinderen en hem wil opschorten. Nergens blijkt dat er daadwerkelijk sprake is geweest van grensoverschrijdende gedrag naar [de minderjarige 2] vanuit vader. De grensoverschrijdende uitspraken die [de minderjarige 2] wel vaker doet, zijn ook niet het gevolg van enig gedrag van de vader. Er is geen sprake van een onveilige thuissituatie bij de vader. Uit de omgangsverslagen blijkt dat het contact tussen de kinderen en de vader goed verloopt en zij het prettig bij hem hebben.
4.3.
Naast voorgaande erkent de vader dat [de minderjarige 1] bezwaren heeft tegen de omgang. De vader vindt deze bezwaren echter onvoldoende om het contact op te schorten. Uit de verslagleggingen blijkt immers dat [de minderjarige 1] het contact als prettig ervaart, maar zonder dat daarvoor enige aanleiding bang is bang is dat dit in de toekomst anders kan zijn. Volgens de gezinsbehandelaar van De Praktijk van Annemiek wil [de minderjarige 1] enkel vanuit een vermijdend coping mechanisme geen contact met de vader hebben en dus niet omdat zij ernstige bezwaren heeft tegen het contact. Dit komt door de tegenstrijdige gevoelens die [de minderjarige 1] ervaart, omdat haar twee oudere zussen geen contact met de vader willen. Hierdoor zit [de minderjarige 1] in een loyaliteitsconflict. Hierin komt geen verbetering als het contact tussen [de minderjarige 1] en de vader wordt opgeschort. Over het contact tussen [de minderjarige 2] en de vader, stelt de vader dat deze niet in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] geeft namelijk aan alle betrokkenen aan dat hij graag naar de vader gaat en het contact met de vader wil behouden. De vader vindt het daarom belangrijk dat onderzoek naar een passende regeling in het contact tussen de kinderen en de vader wordt gedaan, terwijl het contact wordt voortgezet. Tenslotte merkt de vader op dat ook zicht moet komen op de thuissituatie bij de moeder.

5.Het standpunt van de moeder

5.1.
De moeder verzoekt, om bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de GI toe te wijzen en de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze af te wijzen.
5.2.
De moeder staat achter het verzoek van de GI. De moeder is van mening dat de kinderen veilig moeten zijn en dat geen enkel risico hierin genomen mag en kan worden. Het politieonderzoek naar een zedendelict is weliswaar gesloten, maar dit komt enkel doordat [de minderjarige 2] geen openheid van zaken gaf. Dit maakt niet dat de zorgen daarmee ook zijn verdwenen. De moeder hoopt dat met de opschorting van het contact meer rust en ruimte komt voor onderzoek naar wat er is gebeurd en wat nodig is voor goed contact met de vader. Het valt de moeder op dat sinds het contact tussen de kinderen en de vader is verbroken, de kinderen vrijwel geen negatief gedrag meer vertonen. Dit wordt ook bevestigd door de voormalig leider van de buitenschoolse opvang en de begeleiding van de Klim Op. Voorheen waren de kinderen na contact met de vader erg boos en grenzeloos en duurde het lang voordat zij zichzelf weer waren. De moeder kan zich dan ook niet vinden in dat het gedrag van [de minderjarige 2] de aard van het beestje is, zoals de omgangsbegeleider aangeeft. Hoewel [de minderjarige 1] het contact met de vader als prettig heeft omschreven, heeft zij ook duidelijk aangegeven dat het haar te veel wordt en zij geen contact met de vader meer wil hebben. De therapeut van [de minderjarige 1] merkt ook op dat [de minderjarige 1] intrinsiek geen contact met de vader wil hebben. Bij [de minderjarige 1] is sprake van tegenstrijdigheid en schuldgevoel. Daarnaast blijft [de minderjarige 1] veel last hebben van de eigen problematiek van de vader waarmee hij haar in het verleden heeft belast. Ook heeft zij last van de manier waarop de vader met [de minderjarige 2] omgaat. Tenslotte merkt de moeder op dat zij het belangrijk vindt dat de kinderen contact met de vader hebben, mits de kinderen veilig bij de vader kunnen zijn. Het is belangrijk dat hier onderzoek naar wordt gedaan.

6.De beoordeling

Het wettelijk kader
6.1.
Op grond van artikel 1:265g, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat een dergelijke omgangsregeling geldt als een regeling als bedoeld in artikel 1:253a, tweede lid dan wel artikel 1:377a, tweede lid BW zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd.
De ontvankelijkheid van het verzoek
6.2.
De kinderrechter is van oordeel dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:265g, tweede lid BW. De zorgregeling zoals vastgelegd bij beschikking van deze rechtbank van 6 juni 2024 is onder regie van de GI uitgebreid. De kinderrechter blijkt dat [de minderjarige 1] de afgelopen periode geen contact meer heeft met de vader. Daarnaast heeft de GI ook het contact tussen [de minderjarige 2] en de vader stopgezet vanwege zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] . De kinderrechter is van oordeel dat dit wijzigingen van omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigen. De GI is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
6.3.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI toe en legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. De kinderrechter stelt vast dat tot voorkort een zorgregeling tussen de kinderen en de vader gold, waarbij de kinderen een keer in de twee weken contact met de vader hadden van zaterdag 12:30 uur tot zondag 12:00 uur, waarbij op zaterdag sprake was van begeleide omgang van 12:30 uur tot 19:30 uur en op zondag van 09:30 uur tot 11:00 uur.
6.4.
Tijdens de zitting en uit de overgelegde stukken blijkt de kinderrechter dat [de minderjarige 1] tegenstrijdige gevoelens heeft over het contact met de vader. Enerzijds geeft zij aan het contact te willen hebben met de vader, maar anderzijds heeft zij het contact met de vader wel verbroken. [de minderjarige 1] zit klem en volgens haar therapeut is zij op dit moment niet intrinsiek gemotiveerd om contact te hebben met de vader. [de minderjarige 1] is bang dat de vader haar opnieuw gaat belasten met zijn eigen problematiek en ook is zij bang voor de manier waarop hij boos kan worden op [de minderjarige 2] . Dit volgt ook uit het gesprek dat de kinderrechter met [de minderjarige 1] heeft gehad. Dat de vader zijn therapie inmiddels geruime tijd heeft afgerond, doet daar niets aan af. Dat zorgt er niet voor dat deze gevoelens bij [de minderjarige 1] niet meer spelen en dat daarmee dus voor haar ook ‘de kous af is’. De kinderrechter gaat ervanuit dat de vader dit op termijn ook gaat zien.
6.5.
Naast voorgaande heeft [de minderjarige 2] op 7 april 2025 zorgwekkende uitspraken gedaan bij de Klim Op. Hij heeft een begeleider verteld dat hij de vader op de mond heeft gekust en aan zijn piemel heeft gesabbeld. De GI heeft hiertoe Veilig Thuis en de politie ingeschakeld en het contact tussen de kinderen en de vader verbroken, waarbij er feitelijk al geen contact meer plaatsvond tussen [de minderjarige 1] en de vader. De vader weet niet waar deze zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] vandaan komen. De moeder hoopt dat de uitspraken niet waar zijn, maar vindt het belangrijk dat hier goed onderzoek naar wordt gedaan. De GI heeft op advies van Veilig Thuis contact opgenomen met het Centrum Seksueel Geweld. Samen met deze instantie gaat onderzocht worden waar de zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] vandaan komen en wat een passende zorgregeling is tussen de kinderen en de vader. De kinderrechter vindt dit een passende gang van zaken. Het is aan de GI om in het belang van de kinderen te handelen en dus dit soort uitingen serieus te nemen. Dit heeft niks te maken met het straffen van de vader, zoals hij dit zelf noemt, maar alles met het waarborgen van de veiligheid in de breedste zin van het woord van de kinderen.
6.6.
Gelet op voornoemde vindt de kinderrechter het niet verantwoord om het contact tussen de kinderen en de vader zonder meer te herstellen. Het is daarvoor belangrijk dat eerst onderzoek wordt gedaan naar de thuissituatie van de vader en de zorgwekkende uitspraken van [de minderjarige 2] . Daarnaast moeten er gesprekken plaatsvinden met [de minderjarige 1] over haar zorgen. Tijdens de zitting geeft de GI aan dat onduidelijk is wanneer er voldoende duidelijkheid is over de (on)mogelijkheden voor contact tussen de vader en de beide kinderen. De kinderrechter acht een schorsing van het contact van 6 maanden dan ook passend. De GI heeft toegezegd dat indien eerder ruimte bestaat het contact tussen de kinderen en de vader te herstellen, zij hiernaar gaat handelen.
6.7.
De kinderrechter merkt ten overvloede op dat de vader vindt dat ook zicht moet komen op de thuissituatie van de moeder. Tijdens de zitting en uit de overgelegde stukken blijkt de kinderrechter dat ambulante hulpverlening bij de moeder zal worden ingezet en dat de moeder hier ook achter staat.
6.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
Zelfstandige verzoeken vader
6.9.
De kinderrechter verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn zelfstandige verzoeken en volgt daarin het verweer van de moeder. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in haar beschikking van 13 februari 2025 [1] immers bepaald dat artikel 1:265g BW niet de mogelijkheid biedt om een zelfstandig (tegen)verzoek in te dienen in een door de GI gestarte procedure, waarbij het verzoek niet gericht is tegen de andere ouder. De kinderrechter stelt vast dat de vader zijn zelfstandige verzoeken heeft gebaseerd op artikel 1:265g BW, waarbij het verzoek niet gericht is tegen de moeder.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 6 juni 2024 en schort de regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de kinderen:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
met de vader op voor de duur van zes maanden.
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn zelfstandige verzoeken.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025 door mr. dr. E.L. de Jongh, kinderrechter, in aanwezigheid van R. Boon als griffier, en op schrift gesteld op 6 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.