ECLI:NL:RBGEL:2025:4408

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
05.233769.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van primair tenlastegelegde seksueel binnendringen en bewezenverklaring van subsidiair tenlastegelegde ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit van seksueel binnendringen, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, hoewel consistent, niet voldoende steunbewijs hadden om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Het primair tenlastegelegde feit werd niet bewezen geacht, waardoor de verdachte van alle rechtsvervolging werd ontslagen.

Wel werd het subsidiair tenlastegelegde feit van ontuchtige handelingen met een minderjarige bewezen verklaard. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor het betasten van de schaamstreek van het slachtoffer, wat in strijd is met de sociaal-ethische norm. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het bewezenverklaarde feit als zeer kwalijk werd beschouwd, het niet strafbaar was omdat het bestanddeel "buiten echt" niet in de tenlastelegging was opgenomen. Hierdoor werd de verdachte ook voor dit feit ontslagen van alle rechtsvervolging.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte van het primaire feit werd vrijgesproken en voor het subsidiaire feit van alle rechtsvervolging werd ontslagen. De rechtbank besloot dat er geen straf of maatregel werd opgelegd aan de verdachte, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.233769.24
Datum uitspraak : 3 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1981 in [geboorteplaats] (India), wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
20 mei 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008,
die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
,
te weten
- het betasten van de borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het brengen van één of meer van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer] , en/of
- het brengen van zijn tong tussen en/of over/op de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het (trachten te) laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer]
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
subsidiair
hij op of omstreeks 18 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het brengen van zijn tong over/op de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het (trachten te) laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Hier is onvoldoende bewijs voor. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] op dat moment veertien jaar oud was. Het staat volgens de officier van justitie vast dat [slachtoffer] is misbruikt in de jacuzzi, hier is steunbewijs voor in de disclosure door [slachtoffer] bij getuige [getuige 1] en de verklaring van getuige [getuige 2] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Verdachte verklaart dat hij met [slachtoffer] in de jacuzzi is geweest in de nacht van 18 december 2022 in [plaats] , maar ontkent strafbare feiten te hebben gepleegd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er weinig objectieve bewijsstukken zijn. Forensische sporen die een bijdrage kunnen leveren aan wettig en overtuigend bewijs ontbreken. Er zijn alleen verklaringen van getuigen die volgens de verdediging behoedzaam dienen te worden bekeken.
Er is daardoor volgens de verdediging niet voldaan aan het wettelijke bewijsminimum, omdat de verklaringen van [slachtoffer] geen steun vinden in andere bewijsmiddelen. De verklaring van getuige [getuige 2] kan niet voor het bewijs gebruikt worden, omdat deze op diverse punten verschilt met de verklaring van [slachtoffer] . Er is daarom volgens de raadsman onvoldoende overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Verklaring [slachtoffer]
heeft verklaard dat ze in de nacht van18 december 2022 met verdachte in de jacuzzi bij haar thuis is geweest. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar borsten en de binnenkant van haar been heeft aangeraakt. Daarnaast verklaarde [slachtoffer] dat verdachte haar vagina met zijn vingers heeft aangeraakt, met zijn vinger in haar vagina zat en dat hij haar heupen boven water tilde en met zijn mond aan haar vagina zat. [slachtoffer] verklaarde dat ze dezelfde nacht de situatie aan een vriendin heeft verteld. [2]
Steunbewijs
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte met [slachtoffer] in bad zat. Later kwam [slachtoffer] naar boven en zij vertelde aan getuige [getuige 1] dat verdachte aan haar had gezeten. [slachtoffer] vertelde haar dat verdachte aan haar vagina had gezeten en dat ze verstijfde en niets kon. [3]
In haar aangifte verklaarde [naam] , de moeder van [slachtoffer] , dat [slachtoffer] de volgende dag begon te huilen toen zij haar wakker maakte omdat ze nog helemaal niet had kunnen slapen. Toen [slachtoffer] naar beneden kwam gedroeg ze zich gek. De volgende dag heeft [slachtoffer] haar moeder verteld wat zich had afgespeeld in de jacuzzi. [4]
Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij in de nacht van 18 december 2022 heeft gezien dat [slachtoffer] en verdachte in bad zijn gegaan. Hij is zelf ook in de jacuzzi gegaan. Hij verklaarde dat hij bepaalde aanrakingen tussen [slachtoffer] en verdachte heeft gezien, tussen elkaars benen en dat soort dingen. Hij heeft dit gezien toen hij ook in het bad zat. De hand van [slachtoffer] zat tussen de benen van verdachte en andersom ook. Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij dit verder niet wilde zien en uit bad is gegaan. [5]
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van de aangever of aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] moeten beoordelen. Indien de rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen steun vinden in ander bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] consistent heeft verklaard over wat er in de nacht van 18 december 2022 is gebeurd. Haar verklaring tijdens het informatief gesprek komt overeen met haar verklaring bij de politie en haar latere verklaring bij de rechter-commissaris. Zo komen de aard van de door haar beschreven handelingen (het aanraken van borsten, het brengen van een vinger in de vagina, en het aanraken van de vagina met een vinger en de mond), de wijze waarop dit gebeurde en de manier waarop zij reageerde in al haar verklaringen met elkaar overeen. Nu [slachtoffer] zich echter veel details van de bewuste avond niet meer kan herinneren en niet op alle onderdelen even specifiek is, is er voldoende steunbewijs nodig om haar lezing als uitgangspunt te kunnen nemen bij de vaststelling van de feitelijke toedracht.
Dit steunbewijs ontbreekt ten aanzien van het tenlastegelegde seksueel binnendringen. Getuige [getuige 2] heeft verklaard over aanrakingen over en weer, maar deze omschreef hij als ‘handen tussen elkaars benen’. Dit is onvoldoende om te kunnen concluderen dat van seksueel binnendringen sprake is geweest. Ook hetgeen [slachtoffer] kort na het incident heeft verklaard aan haar vriendin, getuige [getuige 1] (disclosure), ziet niet op seksueel binnendringen. Hiermee is overigens niet gezegd dat dit zich niet heeft voorgedaan, slechts dat er onvoldoende bewijs is ten aanzien van dit binnendringen.
Omdat de rechtbank niet bewezen acht dat sprake is van seksueel binnendringen van het lichaam, acht de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman, het primair tenlastegelegde niet bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
De rechtbank neemt de overlap tussen de verklaring van getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds als uitgangspunt voor een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte en [slachtoffer] elkaar in de jacuzzi aanraakten tussen elkaars benen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar direct na het incident vertelde dat verdachte aan haar vagina had gezeten. Hiermee is voldaan aan het bewijsminimum ten aanzien van het subsidiaire feit, in zoverre dit ziet op het betasten van de schaamstreek. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke seksuele gedraging in strijd is met de sociaal-ethische norm, nu deze heeft plaatsgevonden tussen een ruim volwassen (destijds 40-jarige) man en een minderjarige. Dit handelen kan daarom zonder meer aangemerkt worden als ontuchtig. De rechtbank is daarom van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde op de hierna aangegeven wijze wél wettig en overtuigend kan worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks18 december 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de
borsten en/ofschaamstreek van die [slachtoffer]
, en/of
- het brengen van zijn tong over/op de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het (trachten te) laten betasten en/of aftrekken van zijn penis door die [slachtoffer] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

De hiervoor weergegeven tenlastelegging van het subsidiaire feit is toegesneden op artikel 247 Sr (oud). Ten tijde van het plegen van het feit, luidde dit artikel:
“Hij die (…) met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen pleegt (…), wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.”
Het bestanddeel “
buiten echt”is niet opgenomen in de tenlastelegging, waardoor de rechtbank niet kan komen tot een kwalificatie van het bewezenverklaarde als overtreding van artikel 247 Sr (oud).
De rechtbank acht het bewezen verklaarde – het plegen van ontuchtige handelingen met iemand die de leeftijd van zestien jaar niet heeft bereikt, in de periode waarin dit heeft plaatsgevonden – hoe kwalijk het ook mag zijn, als gevolg daarvan niet strafbaar. Verdachte moet voor dat feit dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat het strafbare feit is gepleegd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet volledig kan worden toegewezen, nu het primair ten laste gelegde feit volgens haar niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie achtte toewijzing van € 3.000,-- passend, met toekenning van de wettelijke rente, en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voor het overige deel aan immateriële schade/smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat wordt gepleit voor vrijspraak. Subsidiair stelde de verdediging dat er al sprake was van eerdere problematiek bij de benadeelde partij, waarvan de invloed op de eventuele schade niet kan worden vastgesteld. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de immateriële schadevergoeding te beperken tot € 1.500,--, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken.
Overweging van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij heeft betrekking op de ten laste gelegde feiten. Nu verdachte van het primaire feit wordt vrijgesproken en voor het subsidiaire feit wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op grond van artikel 361, tweede lid Sv, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart het subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. C.L.A. van der Veeken (voorzitter), mr. C.H. van Breevoort-de Bruin en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022590524-15, gesloten op 18 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 58-60 + proces-verbaal van verhoor van getuige bij de rechter-commissaris, p. 13-18, p. 22.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 75 en p. 78.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 40-41.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 92-93.