ECLI:NL:RBGEL:2025:4412

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
05.394728.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige jongen tot jeugddetentie wegens bezit van vuurwapen, vuurwerk en vals geld

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige jongen, die werd beschuldigd van het bezit van een vuurwapen, professioneel vuurwerk en vals geld. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 119 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een incident op 10 december 2024, waarbij de verdachte een getransformeerd gaspistool, munitie en professioneel vuurwerk in zijn bezit had. Daarnaast werd hij beschuldigd van het in bezit hebben van vervalste bankbiljetten en het mishandelen en bedreigen van een slachtoffer. Tijdens de rechtszitting werd duidelijk dat de verdachte deze feiten had bekend, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mishandeling en bedreiging, waardoor de verdachte op deze punten werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de leeftijd van de verdachte, zijn eerdere strafblad en de adviezen van deskundigen en de jeugdreclassering. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, en legde bijzondere voorwaarden op voor de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en behandeling in de forensische jeugd GGZ.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/394728-24
Datum uitspraak : 10 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonend aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. R. Zwiers, advocaat in Malden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool van het merk Ekol, type p29, kaliber 9mm knal, en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer
kogelpatro(o)n(en), kaliber 7.65mm br. voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten
  • 40 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Big Boy Boom, en/of
  • 180 stuks, althans een aantal stuks, knalvuurwerk, te weten Dumbum 5g
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt
en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven,
in voorraad heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 3 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door een of meerdere malen (met een vuurwapen) in/op/tegen het gezicht, althans het lichaam van die [slachtoffer] te slaan;
5.
hij op of omstreeks 3 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
  • een (stanley)mes aan die [slachtoffer] te tonen,
  • tegen die [slachtoffer] te zeggen "er gaat niemand weg tot het vuurwerk terug is", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
  • een vuurwapen aan die [slachtoffer] te tonen, en/of de patroonhouder in dat vuurwapen te klikken en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "of je gaat mij alles zeggen,
of deze kogel gaat door jouw been" en/of "of hij gaat bij [naam 1] door zijn been", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
  • door met een vuurwapen in het gezicht, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan,
  • door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Je moet deze week 250 euro betalen en elk belletje opnemen. Anders zie je mij nog wel.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
  • met een (stanley)mes stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] te maken en/of (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen "Je mag niks tegen iemand zeggen. Niet tegen de politie en ook niet tegen je broer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
FEIT 1
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 117, 120-121;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 114 en 126;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 163, 164, 167-170;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen (munitie), p. 171, 174 en 175;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 mei 2025.
FEIT 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 117, 122-125;
  • het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 130-144;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 mei 2025.
FEIT 3
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 114;
  • het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, p. 149-150;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 27 mei 2025.
FEITEN 4 en 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd verdachte van deze feiten vrij te spreken in verband met het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van de onder 4 en 5 ten laste gelegde mishandeling en bedreiging. Hij heeft de rechtbank gevraagd om verdachte hiervan vrij te spreken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen voor de ten laste gelegde mishandeling en bedreiging. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 3 december 2024 op een bovenverdieping waarin het appartement van zijn opa is gevestigd is bedreigd en mishandeld door verdachte, waarbij hij met een vuurwapen is geslagen tegen de linkerkant van zijn gezicht, in de buurt van zijn oor.
Voor de rechtbank is het moeilijk om de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] op waarde te schatten op grond van de volgende twee aspecten.
Bij onderzoek aan de telefoon van [naam 1] zijn device notifications van 30 november 2024 aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat [slachtoffer] een aandeel heeft gehad in het wegnemen van de voorraad vuurwerk (van verdachte) uit het appartement van zijn opa in [plaats] . [slachtoffer] heeft in zijn tweede verhoor bij de politie hierover niets verklaard en daarentegen verklaard dat hij met het wegnemen van het vuurwerk niets te maken had, terwijl de device notifications iets anders laten zien.
Door de verdediging is tijdens de zitting bovendien aannemelijk gemaakt dat verdachte op 3 december 2024 op krukken liep, omdat hij kort daarvoor aan zijn been was geopereerd. De rechtbank heeft vraagtekens bij de mogelijkheden van verdachte om in die fysieke toestand naar het appartement van de opa van [slachtoffer] te gaan - op een bovenverdieping - en daar de ten laste gelegde geweldshandelingen uit te voeren. Het is daarom opvallend dat [slachtoffer] over het lopen van verdachte in zijn eerste aangifte niets heeft gezegd en ook zijn broer [naam 2] die even later bij het appartement kwam en verdachte zou hebben gezien, zou niets aan het lopen van verdachte zijn opgevallen. Ook dit maakt dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] (en ook zijn broer [naam 2] ) moeilijk op waarde kan schatten.
De rechtbank constateert daarnaast dat er geen getuigenverklaringen zijn die uit eigen wetenschap kunnen verklaren over het tenlastegelegde en zo het verhaal van [slachtoffer] kunnen ondersteunen. Ook is er geen bewijs van het letsel van [slachtoffer] en is er geen DNA van [slachtoffer] en/of verdachte aangetroffen op het later aangetroffen wapen van verdachte. Steunbewijs voor het verhaal van [slachtoffer] ontbreekt.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde mishandeling en bedreiging niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij op
of omstreeks10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd gaspistool van het merk Ekol, type p29, kaliber 9mm knal, en
/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een of meer
kogelpatro
(o)n
(en
), kaliber 7.65mm br. voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
opzettelijk een hoeveelheid professioneel vuurwerk, te weten
  • 40 stuks,
  • 180 stuks,
heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks10 december 2024 te [plaats] , gemeente West Betuwe,
althans in Nederland,
opzettelijk
een of meerbankbiljetten van 50 euro
dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt
en/of vervalst en/ofwaarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven
en/of te doen uitgeven,
in voorraad heeft gehad;
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 3:
opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid, hem, toen hij ze ontving, bekend was.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 179 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de jeugdreclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet van de op te leggen jeugddetentie worden afgetrokken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de leeftijd van verdachte, het ontbreken van justitiële documentatie en het feit dat verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Primair heeft de raadsman de rechtbank gevraagd om een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Subsidiair is de rechtbank verzocht om te volstaan met de oplegging van een jeugddetentie waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze straf kan zo nodig worden gecombineerd met een al dan niet voorwaardelijke taakstraf.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel justitiële documentatie van 22 april 2025 (het strafblad);
  • het rapport Pro Justitia van drs. A.W.B. Haas, GZ-psycholoog van 14 maart 2025;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 mei 2025.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van illegaal vuurwerk, vals geld en een vuurwapen met bijbehorende munitie. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Bij een doorzoeking van de woning van (de ouders van) verdachte is in het schuurtje in de tuin een hoeveelheid illegaal/professioneel vuurwerk aangetroffen. Dit vuurwerk bleek van verdachte te zijn. Het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk is extreem gevaarzettend. Niet voor niets gelden voor de opslag en het afsteken van dergelijk vuurwerk strenge regels en is gespecialiseerde kennis vereist. Door zijn handelen heeft verdachte een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. Het professionele vuurwerk dat bij verdachte is aangetroffen, had ernstig letsel en veel schade kunnen veroorzaken voor zichzelf en (de mensen in) zijn omgeving. Het hoort om die reden niet ongecontroleerd thuis in de maatschappij. Daarbij komt dat verdachte naar eigen zeggen ook handelde in dit verboden vuurwerk en daarmee alleen oog had voor zijn eigen gewin.
Naast het illegale vuurwerk heeft verdachte een vuurwapen met de bijbehorende munitie en vals geld in zijn bezit gehad. Het voorhanden hebben van een wapen vergroot het risico op het daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk. Ongeoorloofd wapenbezit is volstrekt onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan uitgaat voor de veiligheid van anderen. In Nederland zijn deze wapens daarom streng verboden. Het in bezit hebben van valse bankbiljetten schaadt het vertrouwen dat door de samenleving in geld moet kunnen worden gesteld. Het in circulatie brengen van vals geld is ontwrichtend voor de economie en duperend voor de ontvanger.
Het advies van de deskundigen
Verdachte is onderzocht door een psycholoog. Hoewel de deskundige problematiek bij verdachte heeft geconstateerd, ziet zij geen doorwerking van deze problematiek in de bewezenverklaarde feiten. De deskundige heeft de rechtbank daarom geadviseerd om verdachte de bewezenverklaarde feiten volledig toe te rekenen. Het risico op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. De deskundige heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden begeleiding vanuit de jeugdreclassering, behandeling in het kader van de forensische jeugd GGZ en het meewerken aan een systeeminterventie.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad heeft zich aangesloten bij het advies van de deskundige. Hieraan is toegevoegd dat in het kader van een op te leggen (deels) voorwaardelijke jeugddetentie ook de Harde Kern aanpak van de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde dient te gelden. Daarnaast heeft de Raad de rechtbank geadviseerd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclassering heeft tijdens de zitting het belang van continuering van de Harde Kern aanpak benadrukt, omdat deze aanpak goed aansluit bij verdachte. Daarnaast is toegelicht dat verdachte niet intrinsieke gemotiveerd is om zich te houden aan de gestelde voorwaarden. Een goede stok achter de deur is van belang zodat er in elk geval sprake zal zijn van extrinsieke motivatie.
Gelet op de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken. Om die reden zal de rechtbank verdachte een jeugddetentie van 119 dagen opleggen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die doorgaans in soortgelijke zaken door rechters worden opgelegd. Zij komt daarmee tot een lagere straf dan is geëist door de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht (Sr) om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden te bevelen.
De rechtbank zal het inmiddels geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Dit gelet op de duur van de voorlopige hechtenis die verdachte al heeft ondergaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is in verband met de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De ouders van de benadeelde partij vorderen € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering in verband met de geëiste vrijspraak voor de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak voor de onder 4 en 5 ten laste gelegde mishandeling en bedreiging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder 4 ten laste gelegde mishandeling en de onder 5 ten laste gelegde bedreiging. In verband met de vrijspraak zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De beoordeling van het beslag

Bij verdachte zijn op 10 december 2024 de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • een getransformeerd gaspistool van het merk Ekol, type p29, kaliber 9mm knal;
  • 11 kogelpatronen, kaliber 7.65mm br;
  • 40 stuks knalvuurwerk, te weten Big Boy Boom;
  • 180 stuks knalvuurwerk, te weten Dumbum 5g;
  • geldkist.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het wapen, de munitie en het knalvuurwerk dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De (lege) geldkist kan worden teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen belang heeft bij teruggave van het wapen, de munitie en het knalvuurwerk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten het gaspistool, de kogelpatronen en het knalvuurwerk waarmee de feiten 1 en 2 zijn begaan, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank gelast de teruggave van de (lege) geldkist aan verdachte omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
  • 36b, 36c, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 209 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en
  • 1.2.2 en 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 119 (honderdnegentien) dagen;
bepaalt dat van die jeugddetentie 60 (zestig) dagen niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
1. meewerkt aan de Harde Kern Aanpak van de jeugdreclassering, zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
2. meewerkt aan behandeling binnen de forensische jeugd GGZ, bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
3. meewerkt aan een systeeminterventie binnen de forensische jeugd GGZ, bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
geeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, locatie Tiel de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat verdachte:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, locatie Tiel, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
 heft het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis op;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten het getransformeerde gaspistool van het merk Ekol, type p29, kaliber 9mm knal, 11 kogelpatronen 7.65mm br, 40 stuks knalvuurwerk Big Boy Boom en 180 stuks knalvuurwerk Dumbum 5g;
 gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan verdachte, te weten de geldkist;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen (voorzitter en kinderrechter), mr. M.G.J. Post en mr. M. Rietveld , kinderrechters, in aanwezigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juni 2025.
mr. M.G.J. Post is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024572373, gesloten op 14 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.