ECLI:NL:RBGEL:2025:4591

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
05-256782-24; 05-037834-24 (tul); 16-135492-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een kind en andere strafbare feiten met ernstige gevolgen voor de slachtoffers

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting van een kind jonger dan 12 jaar, wederrechtelijke vrijheidsberoving en meerdere diefstallen. De verdachte heeft op 10 augustus 2024 een peuter uit zijn bedje gehaald en meegenomen naar een andere woning, waar hij het kind seksueel heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanvankelijk bekennende verklaringen heeft afgelegd, maar deze later heeft ingetrokken. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende steunbewijs is voor de seksuele handelingen, onder andere door gedragsveranderingen bij het slachtoffer en DNA-bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, tbs met dwangverpleging en een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en de ouders van het slachtoffer, vanwege de ernstige gevolgen van de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-256782-24; 05-037834-24 (tul); 16-135492-23 (tul)
Datum uitspraak : 17 juni 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. E.J.M.J. Damen, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1]
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023),
een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het aftrekken en/of betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond en/of
- het (tong)zoenen van de mond en/of de wang, althans het gezicht van die [slachtoffer 1] ,
en welke verkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging,
door in de nachtelijke uren de ouderlijke woning (gelegen aan de [adres 2] ) van die [slachtoffer 1] zonder toestemming binnen te dringen en/of te betreden en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn bedje te halen en/of
- die [slachtoffer 1] , enkel gekleed in een luier en een broekje/boxershort, vanuit die ouderlijke woning mee te nemen naar een andere woning (gelegen aan de [adres 3] ) en/of
- die [slachtoffer 1] in die andere woning vast te houden,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder b omgeschreven omstandigheden, te weten jegens een kind in een bijzondere kwetsbare positie, gezien de zeer jeugdige leeftijd van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1]
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023),
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten het zoenen van de mond en/of de wang, althans het gezicht van die [slachtoffer 1] ,
en welke aanranding werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging,
door in de nachtelijke uren de ouderlijke woning (gelegen aan de
[adres 2] ) van die [slachtoffer 1] zonder toestemming binnen te dringen en/of te betreden en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn bedje te halen en/of
- die [slachtoffer 1] , enkel gekleed in een luier en een broekje/boxershort, vanuit die ouderlijke woning mee te nemen naar een andere woning (gelegen aan de [adres 3] ) en/of
- die [slachtoffer 1] in die andere woning vast te houden,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder b omgeschreven omstandigheid, te weten jegens een kind in een bijzondere kwetsbare positie, gezien de zeer jeugdige leeftijd van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1]
opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door
- in de nachtelijke uren de ouderlijke woning (gelegen aan de [adres 2] ) van die [slachtoffer 1] zonder toestemming binnen te dringen en/of te betreden en/of
- die [slachtoffer 1] uit zijn bedje te halen en/of
- die [slachtoffer 1] , enkel gekleed in een luier en een broekje/boxershort, vanuit die ouderlijke woning mee te nemen naar een andere woning (gelegen aan de [adres 3] ) en/of
- die [slachtoffer 1] in die andere woning vast te houden;
3.
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023), heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
4.
hij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1]
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten een woning (gelegen aan de [adres 2] ), bij een ander, te weten bij [moeder van het slachtoffer / aangeefster] en/of [vader van het slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te [plaats 2] en/of [plaats 1] en/of [plaats 3] , althans in Nederland, te weten
- op of omstreeks de periode van 1 februari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te [plaats 3]
een of meerdere USB-sticks, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde en/of
- op of omstreeks 3 augustus 2024 te [plaats 2] een Samsung A20e telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde en/of
- op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats 1] een onderbroek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [moeder van het slachtoffer / aangeefster] , in elk geval aan een ander toebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, primair, 2, 3, 4 en 5.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1, primair en subsidiair ten laste gelegde feiten (de vermeende seksuele handelingen) en heeft hiertoe, kort gezegd, het volgende aangevoerd. De verdenking rust enkel op de eerste (bekennende) verklaringen die verdachte heeft afgelegd. Verdachte was ten tijde van die eerste verhoren in de war en mogelijk hebben de indrukken en informatie die hij vanaf zijn aanhouding tot aan zijn eerste verhoor had gekregen, geleid tot een fantasieverhaal. Zijn verklaringen vinden ten aanzien van de vermeende seksuele handelingen bovendien geen steun in andere bewijsmiddelen. De DNA-sporen die zijn aangetroffen, kunnen geen bijdrage leveren aan het bewijs voor de ten laste gelegde handelingen, er zijn bovendien geen DNA-sporen aangetroffen op plaatsen waar wel sporen aanwezig hadden moeten zijn als deze handelingen daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Er is ten slotte geen verband te leggen tussen de gedragsverandering bij het kind en de verdenking ten aanzien van feit 1.
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs, met uitzondering van enkele aspecten uit de tenlastelegging. Met betrekking tot de onder feit 2 ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het laatste gedachtestreepje, nu geen sprake was van een situatie waarbij het kind op geen enkele wijze weg kon en/of hem werd belet de woning te verlaten. Verder heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4
Vanwege de samenhang tussen de feiten 1 tot en met 4 zal de rechtbank het bewijs ten aanzien van deze feiten gezamenlijk bespreken.
[moeder van het slachtoffer / aangeefster] en [vader van het slachtoffer] wonen samen met hun zoontje [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023) aan de [adres 2] in [plaats 1] . Aangeefster [moeder van het slachtoffer / aangeefster] heeft verklaard dat zij op 10 augustus 2024 rond 08.15 uur wakker werd en schrok, omdat zij de deur van de kamer van [slachtoffer 1] open zag staan. Toen zij ging kijken, zag zij dat zijn bedje leeg was. Na een zoektocht in huis bekeek zij de beelden van de Ring deurbel en zag hierop dat [slachtoffer 1] werd meegenomen door een onbekende man. [slachtoffer 1] droeg op dat moment alleen een luier en een boxershort. Vader [vader van het slachtoffer] zag in de woonkamer dat de slang van de airco verkeerd zat. Na het zien van de beelden heeft hij direct 112 gebeld en daarna is hij buiten gaan zoeken naar [slachtoffer 1] . [2]
Uit de 112 melding volgt dat vader om 08.34 uur heeft gebeld met de meldkamer. In dit gesprek meldt vader onder meer dat zijn kind rond 05.20 uur is meegenomen door een onbekende man. Vader benoemt ook dat het raam bij de mobiele airco op de begane grond open staat. [3]
Een verbalisant heeft de beelden van de Ring deurbel bekeken. Daarop is te zien dat verdachte om 05.13 uur naar de voordeur van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] loopt en daar op zijn hurken gaat zitten. Daarbij is vermoedelijk het geluid te horen van een brievenbus die dichtklapt. Vervolgens loopt verdachte weer weg van de voordeur, de brandgang in. Daarna is om 05.19 uur op de beelden te zien dat verdachte de voordeur van de woning uit komt lopen met een kind op zijn arm, gekleed in alleen een luier en een onderbroek. [4]
Rond 08.49 uur werden verbalisanten op de [straatnaam] in [plaats 1] gewenkt door een man met twee kinderen op een fiets. Hij vertelde dat zijn vrouw en hij een man tegen waren gekomen met een klein kind in zijn armen. Verderop zagen de verbalisanten de zichtbaar hoogzwangere vrouw staan samen met verdachte, die [slachtoffer 1] op zijn arm had. Verdachte verklaarde ter plaatse onder meer dat hij bij zijn vriend [getuige 1] verbleef. Deze [getuige 1] bleek ingeschreven te staan op de [adres 3] in [plaats 1] . Op enig moment kwam de vader van het kind aanlopen. In verband met het onderzoek mocht vader het kind in eerste instantie niet overpakken. [5]
Verdachte heeft bekend dat hij op 10 augustus 2024 zonder toestemming de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] is binnengedrongen en hij het kind uit zijn bedje heeft gehaald. Hij heeft het kind vervolgens meegenomen naar de woning van [getuige 1] en daar heeft hij hem een tijdje gehouden voordat hij hem terugbracht. [6]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning van de ouders van [slachtoffer 1] wederrechtelijk is binnengedrongen (feit 4), hij [slachtoffer 1] opzettelijk heeft onttrokken aan het gezag van zijn ouders (feit 3) en hij hem wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd (feit 2).
Anders dan de verdediging acht de rechtbank ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in de andere woning ‘vast heeft gehouden’. Een kind van slechts anderhalf jaar oud is immers niet in staat een woning zelfstandig te verlaten. Door een kind van die leeftijd mee te nemen naar een andere woning, zonder bijvoorbeeld de ouders hiervan op de hoogte te brengen of de politie te bellen, is sprake van ‘vasthouden’ in de zin van de wet.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet volgt dat verdachte [slachtoffer 1] in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft onttrokken of onttrokken heeft gehouden aan het wettig gezag. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in zijn eentje uit diens woning gehaald en meegenomen naar de woning van [getuige 1] . Niet is gebleken dat [getuige 1] en [getuige 2] , die ook in die (tweede) woning waren, op enige wijze betrokken of zelfs maar op de hoogte waren van het weghalen van [slachtoffer 1] uit zijn eigen huis. Uit het dossier volgt verder dat [getuige 1] en [getuige 2] het kind niet in de woning van [getuige 1] wilden hebben.
Zij hebben niet ingegrepen en door dit nalaten hebben zij de situatie van het onttrokken houden gefaciliteerd. Dit valt hen te verwijten. Maar hiermee is geen sprake van medeplegen. Daarvoor is hun (intellectuele of materiële) bijdrage te gering. De rechtbank zal verdachte van het medeplegen vrijspreken.
De vraag die in deze zaak met name centraal staat, is of verdachte, in de tijd dat hij met [slachtoffer 1] in de andere woning verbleef, seksuele handelingen met hem heeft verricht, zoals ten laste gelegd onder feit 1. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft in zijn eerste twee verhoren bij de politie en vervolgens tegenover de rechter-commissaris verklaard seksuele handelingen met [slachtoffer 1] te hebben verricht. Drie maanden later is hij op deze verklaringen teruggekomen. Hij verklaarde toen dat hij eerder in de war was en dat hetgeen hij in de eerdere verhoren had verklaard met betrekking tot de seksuele handelingen die hij zou hebben verricht bij het kind, niet waar was. De rechtbank zal eerst ingaan op de betrouwbaarheid van de verklaringen die verdachte in eerste instantie heeft afgelegd.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte
Verdachte heeft in zijn eerste verhoor op 10 augustus 2024 als volgt verklaard.
Verdachte verbleef al een paar dagen bij [getuige 1] en [getuige 2] . Die nacht was hij wezen stappen en toen hij terugfietste, hoorde hij het geluid van een huilend kind. Daar is hij op afgegaan. Hij was eerst aan de voorkant van de woning en toen bleek dat de voordeur dichtzat, is hij naar de achtertuin gegaan. Nadat hij via de poort de achtertuin in was gelopen, zag hij een raam waar een soort scherm voor zat. Hij is op de vensterbank geklommen en kwam erachter dat hij het scherm van boven los kon maken, omdat het met klittenband vastzat. Ook zat er een rits in die hij open probeerde te maken. Aan het raam zat een luchtkoker van een verwarming of iets dergelijks en die heeft hij opengedrukt. Daarna is hij door het raam naar binnen gegaan en is hij rustig naar boven gelopen. In de ouderslaapkamer zag hij een vrouw die op haar zij lag te slapen met daarnaast een man. Terwijl hij boven liep, had hij zijn hart in zijn keel, omdat hij iets deed wat niet kon. Het kind zat in een kinderbedje met spijlen en hij heeft hem in zijn armen genomen en heen en weer gewiegd. Vervolgens is hij samen met het kind via de voordeur de woning uitgegaan. Het kind droeg alleen een luier en een broekje. Verdachte heeft het kind meegenomen naar het huis van [getuige 1] . Daar was [getuige 2] ook. Hij heeft met het kind rondgelopen in de woonkamer en de slaapkamer en het kind ging wat op onderzoek uit. [getuige 1] en [getuige 2] waren in de woonkamer en verdachte heeft zich op enig moment met het kind afgezonderd in de slaapkamer, omdat hij snode plannen had. Daar heeft hij vervolgens seksuele handelingen verricht met het kind. Hij heeft het broekje van het kind een beetje uitgetrokken en vervolgens heeft hij met zijn hand en mond aan de piemel van het kind gezeten. Hij heeft de piemel in zijn mond genomen en hem afgetrokken. Ook verklaarde verdachte dat hij het kind op zijn mond heeft gekust, waarbij hij met zijn tong in de mond van het kind is geweest. Dit ging een beetje geforceerd, omdat hij merkte dat het kind het niet wilde. Uiteindelijk is hij gestopt, omdat hij wist dat het niet oké was. Om niet op te vallen en [getuige 1] en [getuige 2] de indruk te geven dat hij goed bezig was met het kind, praatte verdachte tijdens de handelingen met het kind. Ook deed hij de deur af en toe open en dicht. Rond een uur of acht/negen besloot verdachte dat hij het kind terug moest brengen en iets moest verzinnen over hoe hij aan het kind was gekomen. Hij heeft het kind opgepakt en is ermee naar buiten gelopen. Daar zag hij een zwangere vrouw met een man en twee kinderen. Hij heeft ze geroepen en heeft hen gevraagd of zij hem konden helpen. De vrouw stelde voor om bij wat huizen aan te bellen. Op enig moment hebben ze de politie erbij gehaald en ondertussen kwam de vader van het kind aanlopen. De vader mocht het kind niet aanpakken van de politie. [7]
Tijdens het tweede verhoor op 11 augustus 2024 heeft verdachte zijn eerdere verklaring in grote lijnen bevestigd. Zo heeft hij onder meer verklaard dat hij al twee dagen bij [getuige 1] verbleef en hij in de nacht van vrijdag op zaterdag met de fiets naar de kroeg was geweest. Onderweg naar huis hoorde hij een kind huilen en is hij de woning ingegaan. Daar heeft hij een slipje van de vrouw meegenomen. Deze rode slip met kant lag in de badkamer op de grond bij de was. Vervolgens heeft hij het kind meegenomen naar de woning van [getuige 1] . [getuige 1] en [getuige 2] waren in de woonkamer en verdachte was met het kind in de slaapkamer. Hij heeft het broekje en de luier van het kind op bed naar beneden gedaan en heeft de piemel van het kind aangeraakt, een beetje bewogen en gekeken. Hij heeft met zijn mond de piemel van het kind aangeraakt. Wanneer de verhoorders doorvragen op de seksuele handelingen, verklaart verdachte dat hij alles de dag ervoor al heeft verteld en hij er niet nog een keer over wil beginnen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij op enig moment naar het toilet is gegaan en hij zichzelf daar heeft afgetrokken terwijl het kind in de slaapkamer was. [8]
De rechtbank stelt vast dat verdachte op de dag van zijn aanhouding een zeer gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Daarbij heeft verdachte uit zichzelf, op de open vraag wat er die nacht was gebeurd, verklaard over de seksuele handelingen die hij bij het kind heeft verricht. Wat daarbij opvalt, is dat verdachte niet alleen heeft verklaard over die seksuele handelingen, maar dat hij ook gedetailleerde informatie heeft gegeven over hoe hij dit ten opzichte van [getuige 1] en [getuige 2] probeerde te verhullen. Deze eerste verklaring heeft verdachte de volgende dag grotendeels bevestigd en op punten heeft hij aanvullend verklaard. Vervolgens heeft hij enkele dagen later bij de rechter-commissaris wederom bevestigd dat hij seksuele handelingen met [slachtoffer 1] heeft verricht.
De rechtbank stelt verder vast dat de verklaringen van verdachte over nagenoeg alle andere feiten en omstandigheden in de verschillende verhoren in grote lijnen overeen komen. Bovendien vinden de controleerbare elementen uit die verklaringen over wat er voor en na de seksuele handelingen zou hebben plaatsgevonden tot op detailniveau bevestiging in andere bewijsmiddelen.
Zo bevestigen de camerabeelden dat verdachte eerst naar de voordeur van de woning is gelopen en hij, toen deze dicht bleek, naar de achterzijde van de woning is gegaan. Zijn gedetailleerde verklaring over hoe hij de woning vervolgens binnen is gedrongen door een slang weg te drukken, vindt in de eerste plaats steun in de aangifte waaruit volgt dat vader zag dat de slang van de airco in de woonkamer niet goed zat. Daarnaast volgt ook uit het forensisch onderzoek dat het raam naast de achterdeur openstond en er om de binnenzijde van dit raam een hoes zat met een slang van een airco. [9]
Verder komen ook de details over de uiterlijke kenmerken van de weggenomen onderbroek van de moeder en waar deze had gelegen precies overeen met wat verdachte daarover verklaarde. [10]
Daarnaast vinden de details die verdachte heeft benoemd met betrekking tot het aanspreken van de zwangere vrouw met de man en twee kinderen en het verzinnen van het verhaal dat hij het kind op straat gevonden had, bevestiging in het dossier. Getuige [getuige 3] , die op dat moment hoogzwanger was, verklaarde namelijk dat zij met haar man en twee kinderen op de fiets zat en rond 08.30/08.45 uur werd aangesproken door een man met een jongetje op zijn arm. De man vertelde dat het kind op straat liep en om hulp vroeg. De getuige stelde daarop onder meer voor eerst bij wat huizen in de buurt aan te bellen. [11]
Daar komt bij dat de wijze waarop verdachte terug is gekomen op zijn eerdere verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk is te achten. Pas maanden later in zijn derde verhoor op 7 november 2024 gaf verdachte aan dat hij tijdens de eerdere verhoren in de war was en onder invloed van middelen. Dit laatste vindt geen steun in het dossier, nu de alcohol- en speekseltest die na zijn aanhouding zijn afgenomen, negatief waren. Uit het dossier volgt wel dat de verbalisanten zien dat verdachte er tijdens de latere verhoren anders bij zat, helderder, dan ten tijde van de eerste twee verhoren. De advocaat van verdachte heeft voorafgaand aan het eerste verhoor aandacht gevraagd voor de psychische situatie van verdachte, waarna een GGD-arts met verdachte heeft gesproken. Volgens de verhoorders heeft deze arts gezegd dat verdachte psychische problemen had, maar dat die geen reden vormden om verdachte niet te verhoren. [12] In dat verband acht de rechtbank vervolgens het rapport van deskundige Van der Sleen van belang. Van der Sleen heeft, kort gezegd, onderzoek verricht naar de validiteit en betrouwbaarheid van de door verdachte afgelegde verklaringen.
In haar onderzoek heeft Van der Sleen zich gericht op de ontstaansgeschiedenis en de inhoud van de verklaringen van verdachte. Zij concludeert dat het dossier geen ondersteuning bevat voor het scenario dat er tijdens de verhoren op 10 en 11 augustus 2024 sprake is geweest van sturing door de verhoorders waardoor een onjuiste verklaring over seksuele handelingen met het kind kan zijn ontstaan, terwijl die handelingen niet hebben plaatsgevonden. Daarnaast concludeert de deskundige dat het dossier ook geen ondersteuning biedt voor het scenario dat verdachte het deel van zijn verklaring over de seksuele handelingen met het kind heeft verzonnen. Daarbij geeft de deskundige aan dat verdachte er tijdens de eerdere verhoren weliswaar slechter aan toe leek dan tijdens de latere verhoren, maar hij desondanks in die eerste verhoren adequaat lijkt te kunnen vertellen over de aspecten van de gebeurtenissen die niet met de seksuele handelingen te maken hebben. [13]
Van der Sleen geeft in haar rapportage verder aan dat het buiten haar deskundigheid valt om te kunnen beoordelen of het mogelijk is dat verdachte juist op het punt van het verrichten van de seksuele handelingen zodanig in de war kan zijn geweest, dan wel dat hij zodanige psychische problemen had, dat hij juist dit erbij heeft verzonnen.
De rechtbank overweegt hierover dat nergens uit blijkt dat verdachte op enige wijze is gevoed of dat zijn verklaring alleen ten aanzien van de seksuele handelingen zou zijn ingegeven door indrukken of informatie die hij tussen zijn aanhouding en het eerste verhoor zou hebben opgedaan.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden aan te nemen dat alleen die delen van de verklaringen van verdachte die zien op het verrichten van seksuele handelingen bij [slachtoffer 1] verzonnen zouden zijn.
Daarvoor acht de rechtbank ook de seksuele context waarbinnen de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden van belang. Zij overweegt hierover als volgt.
Terwijl verdachte in de woning van [slachtoffer 1] en zijn ouders was, nam hij een gedragen damesonderbroek van moeder mee. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij wel vaker gedragen damesslips meeneemt, omdat hij daar opgewonden van raakt. [14] Ook verklaarde verdachte in zijn eerste verhoor dat hij misschien wel seksuele handelingen had verricht bij de moeder, als zij alleen in het bed had gelegen. Dat zou hij namelijk weleens doen bij slapende of zwakke mensen. [15] De rechtbank constateert dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden is veroordeeld voor een dergelijk feit.
Verder heeft verdachte in zijn tweede verhoor verklaard dat hij zichzelf had afgetrokken in het toilet terwijl het kind in de slaapkamer was. Waar hij tijdens het derde verhoor ook terugkwam op dit deel van zijn verklaring, heeft hij ter zitting bevestigd dat hij zichzelf heeft afgetrokken terwijl [slachtoffer 1] in de slaapkamer was. [16]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze uitlatingen en handelingen dat verdachte seksueel opgewonden was in de periode dat hij met [slachtoffer 1] in de andere woning was. Dit draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat bij verdachte sprake was van seksuele intenties en daarmee dat hij ook ten aanzien van de seksuele handelingen betrouwbaar heeft verklaard.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verklaringen die verdachte op 10 en 11 augustus 2024 heeft afgelegd betrouwbaar acht en deze verklaringen voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Steunbewijs
Vooropgesteld dient te worden dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van zijn eigen verklaring. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verklaringen van verdachte steun vinden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De vader van [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij sinds de gebeurtenissen op 10 augustus 2024 een gedragsverandering heeft waargenomen bij zijn zoontje. Waar hij hem voorheen makkelijk eten kon geven, kon douchen en verzorgen, is dat sinds dat moment veranderd. Sinds die avond mag vader niet meer in de buurt komen van het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] . Als hij dat doet, begint [slachtoffer 1] te schreeuwen, trappen en slaat hij de handen weg. [17]
Ook de moeder van [slachtoffer 1] heeft na de gebeurtenissen een gedragsverandering waargenomen bij haar zoontje. Voorheen konden haar partner en zij [slachtoffer 1] goed verschonen en douchen, maar na de gebeurtenissen merkte zij opeens dat hij op die momenten paniek had en schreeuwde. [slachtoffer 1] laat het niet toe als zijn vader hem wil verschonen. Hij draait zich dan om en slaat en schopt. Haar partner mag het geslachtsdeel van [slachtoffer 1] niet aanraken. [18]
Deskundige Laurijssen-Timmers heeft psychologisch onderzoek verricht bij [slachtoffer 1] . Daarbij heeft de deskundige onder meer aan de hand van beeldmateriaal onderzoek verricht naar zijn ontwikkeling tot 10 augustus 2024, hebben er met behulp van filmopnames observaties plaatsgevonden en is informatie opgevraagd bij de huisarts en het consultatiebureau. In het rapport concludeert de deskundige dat er vanaf 10 augustus 2024 een feitelijke knik/stagnatie is ontstaan in de ontwikkeling van [slachtoffer 1] , die niet past bij de ontwikkeling die op zijn leeftijd verwacht wordt. Dit is objectief verifieerbaar geweest in zijn groeiontwikkeling, er is sprake van gewichtsafname en van immuunreacties (een extreme uitbraak van eczeem en koortspieken). Ook verloopt zijn taal-/spraakontwikkeling trager dan verwacht mag worden. Het meest in het oog springend acht de deskundige het angstig ambivalent gehechtheidsgedrag dat [slachtoffer 1] sindsdien heeft laten zien. De deskundige concludeert dat de ontvoering op zich voor [slachtoffer 1] al een traumatische gebeurtenis is geweest, waarop hij meteen heftig heeft gereageerd met angst, onder andere voor mannen, en angst voor verlating door moeder. Opvallend met betrekking tot het vermeende zedenfeit acht zij de signalen van angst en weerstand bij het verschonen en het aanraken van zijn geslachtsdeel. [19]
Ter zitting heeft deskundige Laurijssen-Timmers toegelicht dat zichtbaar is dat [slachtoffer 1] verstijft als vader in de buurt komt van zijn geslachtsdeel. Daar zit een opvallende angst die normaal niet wordt gezien bij kinderen van die leeftijd. Volgens de deskundige past het angstige gedrag dat [slachtoffer 1] ten aanzien van de aanraking van zijn geslachtsdeel laat zien bij het gedrag van kinderen in deze leeftijdsfase die slachtoffer zijn geworden van een zedenfeit. Dit gedrag laat zich volgens de deskundige niet verklaren door de ontvoering. [20]
De rechtbank overweegt dat zij geen reden ziet te twijfelen aan de conclusies van de deskundige. [slachtoffer 1] is te jong om te kunnen vertellen wat er met hem in de vroege ochtend van 10 augustus 2024 is gebeurd, maar met zijn gedrag geeft hij daarover duidelijke signalen. De rechtbank stelt vast dat de gedetailleerde verklaringen van verdachte over de seksuele handelingen die hij bij [slachtoffer 1] heeft verricht, steun vinden in het gedrag dat [slachtoffer 1] laat zien en hoe de deskundige dit gedrag duidt.
Dan zijn er nog de aangetroffen DNA-sporen.
Van de rechter binnenzijde van de tailleband van de onderbroek van [slachtoffer 1] werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [DNA 1] is een DNA-mengprofiel van minimaal vier donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is 190 duizend keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Daarnaast is uit de bemonstering [DNA 2] van de eikelrand van verdachte een mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van [slachtoffer 1] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is 200 duizend keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [slachtoffer 1] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. [21] Ook de mond van [slachtoffer 1] is rondom bemonsterd. Uit deze bemonstering [DNA 3] is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is ongeveer één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. [22]
De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op de binnenzijde van de tailleband van de onderbroek van [slachtoffer 1] en rondom zijn mond. Daarnaast is op de eikelrand van verdachte DNA aangetroffen wat matcht met het DNA van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt vast dat deze DNA-sporen passen bij de handelingen waarover verdachte heeft verklaard, te weten het naar beneden trekken van het onderbroekje en de luier, het (tong)zoenen met [slachtoffer 1] en het nadien masturberen terwijl [slachtoffer 1] in de woning was. De afwezigheid van andere (DNA-) sporen doet hier niets aan af. Dat er op andere plaatsen in zijn geheel geen sporen zijn aangetroffen of sporen waarvan de bewijskracht ten opzichte van verdachte niet kon worden berekend, betekent, anders dan door de verdediging betoogd, niet dat de ten laste gelegde handelingen dus niet hebben plaatsgevonden.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] , een kind dat gezien zijn zeer jonge leeftijd in een bijzonder kwetsbare positie verkeerde. Deze seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, werden voorafgegaan en vergezeld van dwang, doordat verdachte [slachtoffer 1] uit zijn bedje heeft meegenomen naar een andere woning en hij hem daar gedurende enkele uren heeft vastgehouden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, primair, 2, 3 en 4.
Ten aanzien van feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 501-502;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 505;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , p. 499-500;
- het proces-verbaal van aangifte door [moeder van het slachtoffer / aangeefster] , p. 198, 203;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, primair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1, primair
hij op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats 1]
met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023),
een of meerseksuele handelingen, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het aftrekken en
/ofbetasten van de penis van die [slachtoffer 1] en
/of- het brengen van de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond en
/of- het (tong)zoenen van de mond en
/ofde wang
, althans het gezichtvan die [slachtoffer 1] ,
en welke verkrachting werd vooraf
gegaan door, vergezeld van
en/of gevolgd doordwang,
geweld en/of bedreiging,
door in de nachtelijke uren de ouderlijke woning (gelegen aan de [adres 2] ) van die [slachtoffer 1] zonder toestemming binnen te dringen en
/ofte betreden en
/of- die [slachtoffer 1] uit zijn bedje te halen en
/of- die [slachtoffer 1] , enkel gekleed in een luier en een
broekje/boxershort, vanuit die ouderlijke woning mee te nemen naar een andere woning (gelegen aan de [adres 3] ) en
/of- die [slachtoffer 1] in die andere woning vast te houden,
terwijl dit feit werd begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onder b omgeschreven omstandigheden, te weten jegens een kind in een bijzondere kwetsbare positie, gezien de zeer jeugdige leeftijd van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats 1]
opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en
/ofberoofd gehouden door
- in de nachtelijke uren de ouderlijke woning (gelegen aan de [adres 2] ) van die [slachtoffer 1] zonder toestemming binnen te dringen en
/ofte betreden en
/of- die [slachtoffer 1] uit zijn bedje te halen en
/of- die [slachtoffer 1] , enkel gekleed in een luier en een
broekje/boxershort, vanuit die ouderlijke woning mee te nemen naar een andere woning (gelegen aan de [adres 3] ) en
/of- die [slachtoffer 1] in die andere woning vast te houden;
3.
hij op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2023), heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag
en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, terwijl die minderjarige beneden de twaalf jaren oud was;
4.
hij op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats 1]
in de woning,
het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten een woning(gelegen aan de [adres 2] ), bij een ander, te weten bij [moeder van het slachtoffer / aangeefster] en
/of[vader van het slachtoffer] ,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruikwederrechtelijk is binnengedrongen;
5.
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 februari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te [plaats 2] en
/of[plaats 1] en
/of[plaats 3] ,
althans in Nederland,te weten
-
inop of omstreeksde periode van 1 februari 2024 tot en met 10 augustus 2024 te [plaats 3]
een ofmeerdere USB-sticks,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
nen
/of- op
of omstreeks3 augustus 2024 te [plaats 2] een Samsung A20e telefoon,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde en
/of- op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats 1] een onderbroek,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [moeder van het slachtoffer / aangeefster]
, in elk geval aan een andertoebehoorde,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
verkrachting in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren door, vergezeld van of gevolgd door dwang, geweld of bedreiging, terwijl het feit wordt begaan jegens een kind in een bijzonder kwetsbare positie;
feit 2:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 3:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag;
feit 4:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 4:
diefstal, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft betoogd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en heeft daartoe, kort gezegd, aangevoerd dat uit het dossier en de rapportages volgt dat verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was.
Uit het rapport van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 15 april 2025 volgt dat bij verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Het is aannemelijk dat de psychische stoornissen van invloed waren op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten. Daarnaast was verdachte volgens de psychiater mogelijk psychotisch ontregeld toen hij de feiten pleegde, maar daarbij is beperkt zicht verkregen op de motieven en afwegingen van verdachte om de feiten te plegen. Het is niet aan te tonen noch uit te sluiten dat andere – niet duidelijk geworden – motieven en overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Het bizarre van de feiten doet volgens de psychiater meer denken aan een psychotisch motief, maar het sluit een antisociaal motief, het afdwingen van zorg, niet uit. De psychiater kan niet uitsluiten, noch aantonen dat verdachte de wederrechtelijkheid van zijn handelen kon overzien. Concluderend wordt geadviseerd de feiten verminderd toe te rekenen.
GZ-psycholoog N. van der Weegen heeft in haar rapport van 16 april 2025 geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, ADHD, hyperseksualiteit, een parafiele stoornis en ernstige stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Van deze stoornissen was ook sprake ten tijde van het plegen van de feiten. Een psychiatrische stoornis, waarin stemmingsproblemen en psychotische overschrijdingen centraal staan, die naast de persoonlijkheidsstoornis bestaat, kon niet worden uitgesloten. De psycholoog heeft echter geen reden te denken dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten floride psychotisch was. Verdachte kan zich herinneren wat hij deed, kan uitleggen waarom hij dat deed en ervaart hetgeen hij toen deed als egosyntoon. Dit maakt dan ook geen psychotische indruk. De psycholoog concludeert dat zijn stoornissen verdachte belemmerden in zijn keuzevrijheid, maar niet in die mate dat hij geen andere keuzes meer kon maken. Om die reden wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank ziet geen aanleiding aan de conclusies van de deskundigen betreffende de aanwezigheid van stoornissen ten tijde van het plegen van de feiten en de toerekenbaarheid te twijfelen. De rechtbank onderschrijft voorgaande conclusies. Dit betekent dat zij de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekent aan verdachte.
Nu er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte (volledig) uitsluit, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte strafbaar is.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Verder vordert de officier van justitie de oplegging van een contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Het contactverbod ziet op het slachtoffer, zijn zus en zijn ouders en het locatieverbod dient te gelden voor de gemeente [plaats 1] . De maatregel dient te worden opgelegd voor de duur van vijf jaren, waarbij wordt bepaald dat per overtreding één week vervangende hechtenis kan worden toegepast tot een maximum van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging dient te worden afgegeven als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Indien de rechtbank de tbs-maatregel oplegt, heeft de raadsman subsidiair betoogd dat daarnaast aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest zit, zodat hij zo snel mogelijk met de behandeling kan beginnen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Het is een nachtmerrie van elke ouder; wakker worden en ontdekken dat je kind is verdwenen, meegenomen door een vreemde. Voor de ouders van [slachtoffer 1] was het op 10 augustus 2024 de realiteit. Verdachte is die nacht de ouderlijke woning binnengedrongen en heeft [slachtoffer 1] , een onschuldige en kwetsbare peuter van slechts anderhalf jaar oud, uit zijn bedje gehaald en meegenomen naar een andere woning. Gedurende drieënhalf uur was [slachtoffer 1] weg uit zijn vertrouwde omgeving en gescheiden van zijn ouders en grote zus. Het is niet voor te stellen hoe beangstigend en traumatisch deze gebeurtenissen voor hen allen moeten zijn geweest.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] in de periode dat hij gescheiden was van zijn ouders seksueel misbruikt door zijn penis in zijn mond te nemen, hem af te trekken en hem te (tong)zoenen. Hierover heeft verdachte in eerste instantie bekennend verklaard, waarna hij deze verklaringen weer heeft ingetrokken. Als gevolg hiervan was voor de ouders onduidelijk wat er nou precies met hun zoontje was gebeurd, juist nu hij hierover zelf niets kon vertellen. Die onzekerheid, gecombineerd met de gedragsverandering die zij waarnamen bij hun zoontje moet voor de ouders van [slachtoffer 1] welhaast ondraaglijk zijn geweest.
Uit de indringende slachtofferverklaringen die de ouders ter zitting hebben voorgedragen volgt dat zij het gevoel hebben als gezin sinds 10 augustus 2024 in de overlevingsstand te staan. De gebeurtenissen hangen als een donkere wolk boven hen en sindsdien leven zij met veel angst, boosheid en verdriet.
Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer 1] . Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik nadelige gevolgen kan hebben voor een vrije en ongedwongen seksuele ontwikkeling en slachtoffers vaak langdurig kampen met psychische problematiek. [slachtoffer 1] is nu nog te jong om te beseffen wat hem is overkomen, maar mogelijk zal hij hiervan op enig moment op de hoogte moeten raken. Begrijpelijkerwijs brengt dit bij zijn ouders veel onzekerheid en zorgen met zich mee over wat de gevolgen voor hun zoontje in de toekomst zullen zijn.
Uit het rapport van deskundige Laurijssen-Timmers volgt dat de gevolgen van de gebeurtenissen op dit moment al zichtbaar zijn. Waar [slachtoffer 1] zich tot 10 augustus 2024 zonder opvallende problemen ontwikkelde, is er vanaf dat moment een knik/stagnatie ontstaan in zijn ontwikkeling. Daarnaast laat hij op het gebied van hechting ernstig getraumatiseerd gedrag zien.
Straf
Naar het oordeel van de rechtbank kan voor deze zeer ernstige feiten alleen worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. De onderhavige feiten pleegde hij terwijl er nog een proeftijd liep van twee eerdere veroordelingen. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend. Een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals door de verdediging bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tbs met dwangverpleging
Zoals de rechtbank hiervoor onder ‘De strafbaarheid van de verdachte’ heeft overwogen, volgt uit de rapporten van psychiater dr. T.W.D.P. van Os van 15 april 2025 en GZ-psycholoog N. van der Weegen van 16 april 2025 dat bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van een psychische stoornis, persoonlijkheidsproblematiek en een stoornis in middelengebruik. Deze stoornissen waren van invloed op zijn gedrag ten tijde van het plegen van de feiten. Beide deskundigen schatten het recidiverisico in als hoog indien verdachte onbehandeld blijft. Het duurzaam verlagen van de kans op herhaling kan alleen worden bewerkstelligd met een intensieve klinische behandeling en langdurige begeleiding in een omgeving met een hoog beveiligingsniveau. Verdachte beschikt over een beperkt ziektebesef en -inzicht en er is een grote kans op het overtreden van voorwaarden. Een tbs-maatregel met voorwaarden is volgens de psychiater dan ook gedoemd te mislukken. Concluderend adviseren de deskundigen aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen.
Nu een zorgmachtiging niet gericht is op het voorkomen van recidive en bovendien te beperkt in tijd is om de langdurige behandeling die verdachte nodig heeft vorm te kunnen geven, acht de psychiater deze niet aangewezen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 mei 2025. De reclassering onderschrijft de noodzaak tot behandeling om het hoge recidivegevaar te verlagen. Zonder behandeling zal dit risico naar verwachting enkel toenemen.
Gelet op de ernst van de feiten, de ernstige problematiek bij verdachte en het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen. Gelet op de adviezen van de deskundigen en in het bijzonder wat de psychiater ten aanzien van de zorgmachtiging heeft geadviseerd, acht de rechtbank een zorgmachtiging niet aan de orde.
De rechtbank overweegt dat op het merendeel van de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf staat van vier jaar of meer en stelt vast dat daarmee aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank daarnaast een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende vijf jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen met het slachtoffer, zijn zus en zijn ouders. Voor het opleggen van een locatieverbod ziet de rechtbank, gelet op de duur van de opgelegde straf en maatregel, geen aanleiding.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt één week per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [moeder van het slachtoffer / aangeefster] en [vader van het slachtoffer] hebben in verband met de feiten 1, 2, 3 en 4 vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen de volgende bedragen:
[slachtoffer 1]
Immateriële schade € 10.000,00
Toekomstige materiële schade € 1.000,00
[moeder van het slachtoffer / aangeefster]
Materiële schade € 391,25
Immateriële schade € 2.000,00
Toekomstige materiële schade € 1.000,00
[vader van het slachtoffer]
Materiële schade € 57.080,75
Immateriële schade € 2.000,00
Toekomstige materiële schade € 1.000,00
Met de opgenomen stelpost voor toekomstige materiële schade hebben de benadeelde partijen, vooruitlopend op een eventueel hoger beroep, ingespeeld op mogelijk nog opkomende schade. De benadeelde partijen hebben verzocht de vorderingen ten aanzien van deze toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren.
Verder hebben zij verzocht de bedragen telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [moeder van het slachtoffer / aangeefster] dienen te worden toegewezen. Ten aanzien van de vordering van [vader van het slachtoffer] heeft de verdediging betoogd dat de immateriële schade kan worden toegewezen. Ook de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, met uitzondering van de kosten ten aanzien van de gemiste beurs en de gevorderde kosten wegens gederfd inkomen. Ten aanzien van deze twee schadeposten moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard, omdat behandeling van deze delen van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering dienen te worden verklaard ten aanzien van de stelposten voor toekomstige materiële schade.
Overweging van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank overweegt dat verdachte de benadeelde, een peuter van slechts anderhalf jaar oud, ’s nachts uit zijn bedje heeft gehaald en heeft meegenomen naar een andere woning waar hij hem seksueel heeft misbruikt. De nadelige gevolgen van het handelen van verdachte hebben zich geuit in de vorm van gedragsveranderingen. Er is bij benadeelde sprake van hechtingsproblematiek als gevolg van trauma en ook is er sinds de gebeurtenissen aantoonbaar sprake van een stagnatie in zijn ontwikkeling. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven op latere leeftijd vaak langdurig kampen met psychische problematiek.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die is aan te merken als ‘aantasting op de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek. Er is sprake van een zeer ernstige normschending, waarvan de nadelige gevolgen voor benadeelde zo voor de hand liggen dat ook zonder onderbouwing met stukken kan worden aangenomen dat de benadeelde door het bewezen verklaarde handelen van verdachte op andere wijze in de persoon is aangetast en schade is ontstaan. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 10.000,00 vaststellen.
Ten aanzien van de stelpost voor toekomstige materiële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
[moeder van het slachtoffer / aangeefster]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadeposten niet zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade
(€ 391,25) kan worden toegewezen.
Ten aanzien van de stelpost voor toekomstige materiële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Smartengeld
De rechtbank overweegt dat als gevolg van het binnendringen in hun woning en de onttrekking aan het ouderlijk gezag van hun zoontje sprake is geweest van normschendingen die tot rechtstreekse schade voor de ouders van [slachtoffer 1] hebben geleid. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op hun gezinsleven en het gevoel van veiligheid dat zij in hun eigen woning zouden moeten hebben. Uit de onderbouwing van de vordering en de indringende slachtofferverklaringen volgt dat de handelingen van verdachte tot psychische schade hebben geleid, terwijl de ernst van de normschending op zichzelf al voldoende aanleiding geeft om aan te nemen dat dit tot ernstige psychische en emotionele druk bij de ouders heeft geleid, waar zij geruime tijd last van zullen hebben. Dit maakt dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 onder b van het Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. De door benadeelde geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen.
[vader van het slachtoffer]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, zoals hierboven overwogen. De rechtbank overweegt dat de schadeposten reis- en parkeerkosten, kosten voor een nieuw slot en kosten voor therapie niet zijn betwist. Deze schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft voornoemde schadeposten tot een hoogte van € 850,66 kan worden toegewezen.
De schadeposten die zien op kosten voor het afzeggen van de beurs en inkomstenderving zijn door de verdediging gemotiveerd betwist. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het leven van de benadeelde en zijn gezin sinds 10 augustus 2024 op zijn kop staat en hoezeer evengoed voorstelbaar is dat vervolgens (ook op werkgebied) keuzes zijn gemaakt, overweegt de rechtbank dat, tegen de achtergrond van de betwisting, niet eenvoudig kan worden vastgesteld of en in hoeverre ten aanzien van deze schadeposten sprake is van rechtstreekse schade. Om vast te kunnen stellen welk inkomen de benadeelde partij naar aard en omvang daadwerkelijk is misgelopen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten en in hoeverre dit gezien kan worden als rechtstreekse schade, is naar het oordeel van de rechtbank nader onderzoek nodig. Dit zou het strafproces onevenredig belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in deze delen van de vordering. De benadeelde partij kan deze delen van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Ook ten aanzien van de stelpost voor toekomstige materiële schade verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Smartengeld
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierover ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [moeder van het slachtoffer / aangeefster] reeds heeft overwogen. De rechtbank zal ook ten aanzien van benadeelde partij [vader van het slachtoffer] een bedrag van € 2.000,00 toewijzen.
Verdachte is vanaf 10 augustus 2024 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging (05-037834-24 en 16-135492-23)

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte op 13 september 2023 onder parketnummer 16-135492-23 veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van
€ 250,00.
De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 9 april 2024 onder parketnummer 05-037834-24 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze straffen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straffen daarom ten uitvoer moeten worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 57, 138, 250, 254, 279, 282 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende een contactverbod voor een periode van 5 jaren;
Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende 5 jaren zich onthoudt van – direct of indirect – contact met:
  • [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2023;
  • [naam] geboren op [geboortedag 3] 2020;
  • [moeder van het slachtoffer / aangeefster] , geboren op [geboortedag 4] 1996;
  • [vader van het slachtoffer] , geboren op [geboortedag 5] 1991;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 13 september 2023 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een geldboete van € 250,00 (parketnummer 16-135492-23);
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 9 april 2024 door de politierechter in de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer 05-037834-24);
 veroordeelt verdachte in verband met de bewezen verklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] (feiten 1, 2 en 3), [moeder van het slachtoffer / aangeefster] (feiten 3 en 4) en [vader van het slachtoffer] (feiten 3 en 4) van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 10.000,00augustus 2024;
2. [moeder van het slachtoffer / aangeefster] € 2.391,25augustus 2024;
3. [vader van het slachtoffer] € 2.850,66augustus 2024.
 verklaart de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 10.000,00 85 dagen;
2. [moeder van het slachtoffer / aangeefster] € 2.391,25 33 dagen;

3. [vader van het slachtoffer] € 2.850,66 38 dagen.

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R024091 / UTRECHT, gesloten op 18 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 198-200, 204-205
3.Proces-verbaal van bevindingen 112 gesprek, p. 175-179.
4.Proces-verbaal van bevindingen Ringdeurbel, p. 279, 284-286.
5.Processen-verbaal van bevindingen, p. 180-182 en 185.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025.
7.Verbatim-uitwerking 1e verhoor van verdachte, p. 12-18, 22, 26-27, 29-38, 40, 42-43 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
8.Verbatim-uitwerking 2e verhoor van verdachte, p. 12, 19, 21-22, 24-35 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 386.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 259-261.
12.Proces-verbaal van bevindingen mbt 1e verhoor verdachte (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
13.Rapportage betreffende verklaringen van verdachte door drs. J. van der Sleen d.d. 10 mei 2025 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
14.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025.
15.Verbatim-uitwerking 1e verhoor van verdachte, p. 17, 44 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [vader van het slachtoffer] d.d. 27 februari 2025 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van het slachtoffer / aangeefster] d.d. 27 februari 2025 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
19.Psychologisch onderzoek betreffende [slachtoffer 1] d.d. 23 mei 2025 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).
20.De verklaring van deskundige Laurijssen-Timmers ter terechtzitting van 23 mei 2025.
21.NFI-rapport d.d. 11 november 2024, p. 474-489.
22.NFI-rapport d.d. 27 februari 2025 (later aan het dossier toegevoegd, maakt geen onderdeel uit van het doorgenummerde dossier).