ECLI:NL:RBGEL:2025:4635

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
11571532
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een golfpro en een maatschap: arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht?

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een golfpro, [verzoeker], en de maatschap [verweerder]. [Verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend waarin hij verzoekt om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, en een transitievergoeding. De kern van het geschil draait om de vraag of de rechtsverhouding tussen partijen moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst of als een overeenkomst van opdracht. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij onder andere de aard en duur van de werkzaamheden, de wijze van uitvoering, en de contractuele afspraken zijn beoordeeld. De kantonrechter concludeert dat de overeenkomst niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, maar als een overeenkomst van opdracht. Dit betekent dat de verzoeken van [verzoeker] niet voor toewijzing in aanmerking komen. [Verzoeker] wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11571532 \ HA VERZ 25-32
Beschikking van 27 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. M.F.M. Groot Kormelink,
tegen
de maatschap naar burgerlijk recht
[verweerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. D.R. Corbeek.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met 13 producties ingediend, dat op
13 februari 2025 door de griffie van de rechtbank is ontvangen.
1.2.
[verweerder] heeft bij verweerschrift van 8 april 2025 met 22 producties op het verzoekschrift gereageerd. Op 14 april 2025 heeft [verweerder] de aanvullende producties 23 en 24 ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 18 april 2025 plaatsgevonden.
Hierbij was F. [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door mr. M.F.M. Groot Kormelink.
Namens [verweerder] waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig, bijgestaan door
mr. D.R. Corbeek.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] zijn verzoek toegelicht, hebben de gemachtigden van partijen spreekaantekeningen voorgedragen en hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.5.
Ten slotte is de datum van beschikking op heden bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is vanaf 1985 golfpro (golfleraar) en sinds 1 januari 1997 vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 1] .
2.2.
[verweerder] richt zich op het geven van golflessen en de exploitatie van een drivingrange.
2.3.
In de periode van 23 juni 2016 tot 1 maart 2023 was [verzoeker] maat van de maatschap [verweerder] .
2.4.
Op 7 juli 2023 hebben [verzoeker] en [verweerder] een overeenkomst gesloten.
In deze overeenkomst is, voor zover van belang, bepaald:
3.1.
De werkzaamheden vangen aan op 1 april 2023 en zal worden aangegaan voor onbepaalde tijd waarbij de Opdrachtnemer gemiddeld 30 uur per week beschikbaar is voor het uitvoeren van de opdracht.(…)
4.2.
Het staat Opdrachtnemer vrij de werkzaamheden voor eigen rekening en risico geheel of ten dele te laten uitvoeren door derden, waaronder ondergeschikten. Opdrachtnemer blijft evenwel verantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk en het naleven van de gemaakte afspraken.
5.1.
Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 59,63 per uur voor het verrichten van de werkzaamheden, exclusief BTW. (…)
2.5.
In de toelatingsovereenkomst tussen [verzoeker] en de Golfbaan is, voor zover van belang, bepaald:
1.4
Bij verhindering mag de Pro zich, zonder voorafgaande toestemming of voorafgaand overleg met de Stichting, laten vervangen.
2.6.
In haar brief van 28 augustus 2024 heeft [verweerder] aan [verzoeker] geschreven:
(…)
Op grond van artikel 6.1 van de overeenkomst zegt cliënte derhalve bij dezen de overeenkomst op met inachtneming van de opzegtermijn, zodat de overeenkomst in ieder geval per 1 februari 2025 geëindigd zal zijn.
2.7.
Bij brief van 13 december 2024 heeft [verweerder] de overeenkomst tussen partijen per heden opgezegd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoeker] zijn verzoek gewijzigd.
[verzoeker] verzoekt nu, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de billijke vergoeding ter hoogte van € 390.143,80 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
II. aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van
€ 93.917,25 toe te kennen;
III. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een transitievergoeding ter hoogte van € 8.959,00 bruto;
IV. voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een transitievergoeding ter hoogte van € 8.959,00;
V. [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van volledige betaling;
VI. [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en hem in de proceskosten te veroordelen.
3.3.
Op hetgeen [verzoeker] aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd, alsmede het verweer dat [verweerder] hiertegen gevoerd heeft, wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst?
4.1.
Partijen worden allereerst verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of hun rechtsverhouding per 1 januari 2023 kwalificeert als een overeenkomst van opdracht, dan wel als een arbeidsovereenkomst.
4.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 maart 2023 (ECLI:NL:HR:2023:443) ter zake bevestigd dat door uitleg aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen en dat als de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, deze als zodanig moet worden aangemerkt. Voor de kwalificatie is niet van belang of partijen de bedoeling hadden de overeenkomst al dan niet onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. De Hoge Raad heeft daarbij verder overwogen dat de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, afhangt van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, waarbij onder meer de volgende negen gezichtspunten van belang kunnen zijn:
de aard en duur van de werkzaamheden;
de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht;
het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren;
de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is;
de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
de hoogte van deze beloningen;
de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen (bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt).
Daarbij heeft de Hoge Raad overwogen dat het gewicht dat toekomt aan een contractueel beding bij beantwoording van de vraag of een overeenkomst als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt, mede afhangt van de mate waarin dat beding daadwerkelijk betekenis heeft voor de partij die de werkzaamheden verricht.
4.3.
Hierna zal de kantonrechter per gezichtspunt bespreken of, gelet op wat partijen in de processtukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, aan de voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst is voldaan of dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.
a: de aard en duur van de werkzaamheden
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat de aard van de werkzaamheden van [verzoeker] bestond uit het geven van golflessen. Qua duur van de werkzaamheden heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoeker] de werkzaamheden, volgens de tussen partijen gesloten overeenkomst, voor onbepaalde tijd uit zou voeren. In ieder geval heeft [verzoeker] de werkzaamheden vanaf
1 april 2023 tot en met december 2024 uitgevoerd.
4.5.
Uit artikel 3.1. van de tussen partijen gesloten overeenkomst volgt dat deze voor onbepaalde tijd is aangegaan. De aard van de werkzaamheden en de overeengekomen duur van de overeenkomst vormen echter geen duidelijke aanwijzingen dat sprake is (geweest) van een overeenkomst van opdracht of van een arbeidsovereenkomst.
b: de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
4.6.
In dit kader heeft [verzoeker] naar voren gebracht dat een golfpro veel vrijheid heeft in de wijze waarop hij de werkzaamheden uitvoert en een leerling een bepaalde slag aanleert.
[verweerder] bevestigt dit en geeft aan dat [verzoeker] volledige vrijheid had in de vormgeving en inhoud van zijn golflessen en geen enkele instructie op dit punt kreeg.
Verder heeft [verweerder] – onweersproken – aangevoerd dat geen functioneringsgesprekken met [verzoeker] werden gehouden.
Ten aanzien van de werktijden stelt [verzoeker] dat de planning van zijn te geven lessen door hemzelf werd gedaan, hetgeen [verweerder] erkent. Verder staat vast dat [verzoeker] geen toestemming van [verweerder] nodig had voor het inplannen van verlof, alsmede dat hij voor het gebruik van de drivingrange ‘matgeld’ (een soort pacht van de lesplek) moest betalen ter hoogte van € 520,30 inclusief btw per maand.
Naar het oordeel van de kantonrechter wijzen de voorgaande aspecten in de richting van het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
c. de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht
4.7.
[verzoeker] heeft in dit verband aangevoerd dat de werkzaamheden die hij verrichte volledig ingebed waren in de organisatie van [verweerder] . Zo verzorgde [verzoeker] dezelfde soort lessen als de andere golfpro’s, deed hij dit uit naam en in kleding van [verweerder] , met gebruikmaking van haar middelen, zoals de locatie, voorzieningen, agenda, gezamenlijke activiteiten etcetera.
[verweerder] verweert zich – kort gezegd – door aan te voeren dat zij geen personen in loondienst heeft; er zijn slechts de maten uit de maatschap en golfpro Hofstede, die eveneens als zelfstandige werkt. Verder kreeg [verzoeker] enkel summiere instructies over het gebruik van de driving range en het schoonhouden van de werklocatie. De kleding die de golfpro’s dragen, is verstrekt door de Golfshop en hierop is reclame van haar vermeld, evenals het logo van de beroepsorganisatie. Verder gebruikt bijna elke golfpro in Nederland de Pro-agenda en het daarbij behorende IT-systeem en zo ook [verzoeker] . Daarnaast diende [verzoeker] zelf te betalen voor de voorzieningen, zoals het gebruik van de driving range, de lunch en koffie.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat het werk dat [verzoeker] deed binnen de organisatie van [verweerder] past. Zij richt zich immers op het geven van golflessen en de exploitatie van een drivingrange. Verder diende [verzoeker] zich te houden aan instructies over het gebruik van de driving range en het schoonhouden van de werklocatie en droeg [verzoeker] dezelfde kleding als de andere golfpro’s die lessen voor [verweerder] verzorgen.
In die zin zijn de werkzaamheden van [verzoeker] ingebed in de organisatie van [verweerder] .
Anderzijds had [verzoeker] veel vrijheid in de wijze waarop hij de werkzaamheden uitvoert (zie ook r.o. 4.6.) en is het gebruik van de Pro-agenda niet exclusief voorbehouden aan [verweerder] . Onweersproken is immers dat [verzoeker] deze agenda nog steeds gebruikt voor het plannen van zijn lessen. Ook was [verzoeker] niet gehouden aan de verlofregelingen van [verweerder] , werden geen functioneringsgesprekken met hem gevoerd en is niet gesteld of gebleken dat [verzoeker] verplicht moest deelnemen aan bedrijfstrainingen van [verweerder] . Wat betreft het inbeddingsaspect zijn er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook onvoldoende aanwijzingen voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst.
d: het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
4.9.
Ten aanzien van dit gezichtspunt heeft [verzoeker] gesteld dat een golfpro gekwalificeerd en toegelaten moet zijn tot de golfbaan waar hij lesgeeft. [verzoeker] kan zich dus niet door een willekeurige derde laten vervangen.
[verweerder] heeft hier als verweer tegen aangevoerd dat uit artikel 4.2 van de tussen partijen gesloten overeenkomst, alsmede uit artikel 1.4 van de toelatingsovereenkomst tussen [verzoeker] en de Golfbaan, volgt dat [verzoeker] zich kan laten vervangen. Dat [verzoeker] zich niet heeft laten vervangen, maakt echter niet dat dit gezichtspunt zodanig wordt ingekleurd dat daaruit volgt dat sprake is van de verplichting tot het persoonlijk verrichten van de werkzaamheden.
Nu in de voornoemde artikelen is bepaald dat [verzoeker] zich mocht laten vervangen door een derde en hij dus niet de verplichting had het werk persoonlijk uit te voeren, is dit naar het oordeel van de kantonrechter een aanwijzing dat sprake is van een overeenkomst van opdracht.
e: de wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand gekomen is
4.10.
Op dit onderdeel heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij per 1 januari 2023 als maat uit de maatschap [verweerder] is getreden. Partijen hebben echter afgesproken dat [verzoeker] tot aan zijn pensioen 30 uur per week, en later 20 uur per week, bij [verweerder] blijft werken en zijn klantenbestand overdraagt aan [verweerder] . Hun afspraken hebben partijen vastgelegd in de door hen ondertekende overeenkomst.
[verweerder] voert aan dat partijen onderhandeld hebben over de verdere inrichting van de contractuele regeling na het uitstappen van [verzoeker] als maat van de maatschap [verweerder] . Hierbij is het aangaan van een arbeidsovereenkomst niet ter sprake gekomen en [verzoeker] heeft onderhandeld over de door hem gewenste inkomsten per golfles, de door hem te betalen kosten (bijvoorbeeld matgeld) en de opzegtermijn.
4.11.
In de tussen partijen gesloten overeenkomst, getiteld ‘Overeenkomst van opdracht’
wordt [verweerder] als ‘Opdrachtgever’ aangeduid en [bedrijf 1] als ‘Opdrachtnemer’. In deze overeenkomst is, onder andere, opgenomen:
Overwegende dat:
  • Opdrachtgever heeft Opdrachtnemer verzocht de hierna omschreven werkzaamheden uit te voeren;
  • Partijen in dat verband een overeenkomst van opdracht wensen aan te gaan en uitsluitend met elkaar wensen te contracteren op basis van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 e.v. BW;
  • Partijen uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van artikel 7:610 e.v. BW en géén fictieve dienstbetrekking in de zin van art. 2b en 2c Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965 en art. 1 en 5 van het Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd;
  • Opdrachtgever een opdracht wenst te verstrekken aan Opdrachtnemer in zijn/haar hoedanigheid van zelfstandig beroepsbeoefenaar, waarbij voor Opdrachtgever géén sprake is van een plicht om loonheffingen (inkomensafhankelijk bijdrage Zorgverzekeringswet, premies werknemersverzekeringen en loonbelasting/premie volksverzekering) in te houden en af te dragen/te voldoen.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de voornoemde afspraken volgt dat partijen de wens hadden op basis van een overeenkomst van opdracht samen te gaan werken.
Dit geldt temeer nu niet [verzoeker] , maar [bedrijf 1] (de vennootschap van [verzoeker] ), partij is bij de gesloten overeenkomst.
Aangezien arbeid alleen verricht kan worden door een natuurlijk persoon, zou [bedrijf 1] niet aan deze verplichting kunnen voldoen.
f: de wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd
4.13.
[verzoeker] heeft met betrekking tot dit gezichtspunt geen concrete stellingen naar voren gebracht. Op haar beurt heeft [verweerder] aangevoerd dat [verzoeker] een bedrag van
€ 59,63 exclusief btw per uur betaald kreeg voor individuele lessen die hij daadwerkelijk heeft gegeven. Voor lessen aan meerdere personen kreeg [verzoeker] een tarief van € 64,22 exclusief btw per uur. [verzoeker] kreeg betaald voor het aantal uren dat hij per week werkte; bij ziekte en vakantie werd hij niet uitbetaald. Via zijn vennootschap onder firma factureerde [verzoeker] een wisselend bedrag per maand aan [verweerder] en hij bracht hierover btw in rekening. [verweerder] heeft geen premies en loonbelasting voor [verzoeker] ingehouden en afgedragen.
4.14.
Uit artikel 5.1 van de tussen partijen gesloten overeenkomst volgt dat zij een tarief van € 59,63 exclusief btw per uur zijn overeengekomen. Uit de facturen van [verzoeker] die [verweerder] heeft overgelegd (productie 16 bij verweerschrift) blijkt dat [verzoeker] in de periode van 4 augustus 2024 tot en met 10 november 2024 vijf facturen naar [verweerder] heeft gestuurd voor de golflessen die [verzoeker] in week 31, 41, 42, 43 en 45 (van 2024) heeft gegeven. Hierbij is ook 9% btw in rekening gebracht. Het voorgaande vormt eveneens een sterke aanwijzing voor het aannemen van een overeenkomst van opdracht.
g: de hoogte van deze beloningen
4.15.
In het kader van dit gezichtspunt heeft [verweerder] naar voren gebracht dat het uurtarief van [verzoeker] één op één naar hem wordt doorgezet. Als [verzoeker] bij [verweerder] in dienst zou zijn, had hier meer marge op gezeten. Daarnaast is het bedrag van
€ 59,63 per uur veel hoger, dan een golfpro in loondienst zou verdienen. Dit blijkt ook uit de cao Golfbranche, waarin bepaald is dat een golfpro is ingedeeld in functiegroep 4.
Hierbij hoort, op basis van 40 uur per week, een eindsalaris van € 3.500,00 bruto per maand (€ 20,83 bruto per uur). Met het tarief dat [verzoeker] ontvangt, zit hij hier zeer ver boven en dit wijst op een overeenkomst van opdracht.
[verzoeker] heeft hier tijdens de mondelinge behandeling tegen aangevoerd dat hij met 40 jaar ervaring als golfpro in aanmerking komt voor functiegroep 5, waarbij een maximaal loon van € 4.710,48 bruto per maand hoort. Hiermee is het gestelde verschil aanmerkelijk lager.
4.16.
Partijen hebben onvoldoende onderbouwd waarom [verzoeker] in functiegroep 4 of 5, zoals bepaald in de cao Golfbranche, zou behoren te zitten, zodat de kantonrechter dit aspect niet kan beoordelen. Door [verzoeker] is echter onweersproken dat zijn uurtarief van € 59,63 één op één aan hem wordt doorgezet en dit wijst op het bestaan van een overeenkomst van opdracht. Indien sprake was van een arbeidsovereenkomst, zou een deel van het uurtarief van [verzoeker] immers ten gunste van [verweerder] gekomen.
h: de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt
4.17.
[verzoeker] heeft op dit onderdeel gesteld dat hij geen commercieel risico liep bij de werkzaamheden die hij uitvoerde. Volgens [verweerder] liep [verzoeker] wel commercieel risico, aangezien de hoogte van zijn beloning afhankelijk was van de door hem daadwerkelijk gewerkte uren. [verzoeker] was dan ook afhankelijk van het werkaanbod.
4.18.
Hetgeen [verweerder] heeft aangevoerd, volgt ook uit de facturen die [verzoeker] aan haar heeft gestuurd (zie r.o. 4.14.). Uit deze facturen volgt immers dat [verzoeker] per week een wisselend aantal uren factureert. Dit wijst naar het oordeel van de kantonrechter in de richting van een overeenkomst van opdracht.
i: de vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen
4.19.
Ten aanzien van dit gezichtspunt is van belang dat vaststaat dat [verzoeker] sinds 1 januari 1997 bij de Kamer van Koophandel is ingeschreven als zelfstandig ondernemer en vennoot is van [bedrijf 1] , met als activiteit het verzorgen van lessen in de golfsport.
Daarnaast heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij twee keer per jaar een golfreis organiseert en een golfwinkel gehad heeft. Verder factureert [verzoeker] zijn beloning wekelijks, vermeerderd met 9% btw. Ook is niet betwist dat hij zich op Linkedin presenteert als ondernemer. Uit het voorgaande volgt dat [verzoeker] zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt en dit ook al sinds 1 januari 1997 doet, hetgeen wijst op het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
Conclusie
4.20.
Gelet op alle omstandigheden van dit geval, ook in onderling verband bezien, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet kan worden aangemerkt als arbeidsovereenkomst. Partijen hebben zich naar het oordeel van de kantonrechter bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, meer als opdrachtgever en opdrachtnemer gedragen, dan als werkgever en werknemer.
Nu geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, komen de verzoeken van [verzoeker] niet voor toewijzing in aanmerking.
Proceskosten
4.21.
[verzoeker] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerder] worden begroot op € 2.712,00
(2,0 punten x € 1.356,00) aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 2.847,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.
48073 53854