ECLI:NL:RBGEL:2025:4645

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/05/449570 / FA RK 25-1112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige afgewezen; toestemming uithuisplaatsing toegewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een familiekwestie betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de minderjarige om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen naar haar vader afgewezen. De minderjarige, die al jarenlang last heeft van de strijd tussen haar ouders, is sinds september 2021 onder toezicht gesteld van de jeugdbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige niet bij haar ouders kan wonen, gezien de negatieve invloed van de ouders op haar ontwikkeling en de zorgen over de opvoedsituatie bij beide ouders. De vader is negatief over de moeder en de instanties, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. De rechtbank heeft daarom besloten dat de minderjarige voorlopig in een kindhuis moet verblijven, waar zij de ruimte krijgt om zich verder te ontwikkelen. De rechtbank heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 9 maart 2026 en de verzoeken van de minderjarige en de moeder afgewezen. De jeugdbescherming zal de zorgregeling opnieuw bekijken, waarbij de wensen van de minderjarige in overweging worden genomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/449570 / FA RK 25-1112 (eigen rechtsingang)
C/05/451551 / JE RK 25-511 (uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 23 mei 2025
beschikking eigen rechtsingang minderjarige en toestemming uithuisplaatsing
naar aanleiding van de e-mails van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ),
wonend in [woonplaats] ,
en naar aanleiding van het verzoek van:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland(hierna: jeugdbescherming),
locatie Nijmegen,
waarbij als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits in Wijchen,
[naam vader](hierna: de vader),
wonend in [woonplaats] .

1.Welke documenten heeft de rechtbank gebruikt?

De rechtbank heeft de volgende documenten gebruikt voor haar beslissing:
  • de e-mail van [de minderjarige] , ontvangen op 31 maart 2025;
  • de e-mail van [de minderjarige] , ontvangen op 1 mei 2025;
  • de brief van de vader met bijlagen, ontvangen op 12 mei 2025;
  • het verzoekschrift van de jeugdbescherming, ontvangen op 14 mei 2025;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 15 mei 2025
  • het bericht van de jeugdbescherming van 16 mei 2025
  • de mail van de vader van 19 mei 2025 met bijlagen.

2.Wie heeft de rechtbank gesproken?

2.1.
Tijdens de zitting van 19 mei 2025 heeft de rechtbank gesproken met:
  • de moeder, samen met haar advocaat;
  • twee mensen van de jeugdbescherming;
  • iemand van de Raad voor de Kinderbescherming.
2.2.
De rechtbank heeft de vader gevraagd of hij naar de zitting wilde komen, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft zich afgemeld.
2.3.
De rechtbank heeft [de minderjarige] ook gesproken, eerst vanwege haar eigen e-mail en daarna ook over de uithuisplaatsing. [de minderjarige] heeft aan de kinderrechter uitgelegd wat zij graag wil. [de minderjarige] heeft ook nog een e-mail gestuurd met extra informatie die zij belangrijk vindt.

3.Wat is de huidige situatie van [de minderjarige] en van haar ouders?

3.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] .
3.2.
De ouders zijn gescheiden en hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Dit betekent dat de ouders samen beslissingen moeten nemen over [de minderjarige] .
3.3.
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij haar moeder. Dit betekent dat [de minderjarige] officieel bij haar moeder woont. Het gerechtshof heeft dat ongeveer een jaar geleden zo besloten. Daarvoor woonde [de minderjarige] officieel bij haar vader. Dat was in 2018 door de rechtbank besloten.
3.4.
[de minderjarige] staat sinds september 2021 onder toezicht van de jeugdbescherming. Dit betekent dat er een jeugdbeschermer ( [naam] ) met de ouders meekijkt en mee mag beslissen over wat goed is voor [de minderjarige] . De ondertoezichtstelling duurt nu tot 9 maart 2026.
3.5.
[de minderjarige] is op 15 mei 2025 met spoed uit huis geplaatst. De jeugdbescherming had aan de rechter gevraagd om een machtiging (toestemming) te geven voor de uithuisplaatsing, zonder dat daar eerst met de ouders en [de minderjarige] over gesproken werd. De kinderrechter heeft die toestemming ook gegeven. [de minderjarige] verblijft daarom nu niet bij een van haar ouders, maar op een plek waar zij jeugdhulp krijgt. In dit geval is dat een kindhuis. Dat wordt ook wel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder genoemd.
3.6.
Het gerechtshof heeft eerder ook een beslissing genomen over hoe vaak en hoe lang [de minderjarige] bij haar moeder en bij haar vader verblijft. Dat heet een zorgregeling. De afspraak is dat [de minderjarige] de ene week bij haar vader en de andere week bij haar moeder is. Dat is dan van maandag uit school tot maandag naar school. Ook voor vakanties en feestdagen geldt een 50-50 verdeling. Ook heeft het gerechtshof bepaald dat de jeugdbescherming de zorgregeling mag veranderen als zij dat beter vindt voor [de minderjarige] .

4.Wat wil [de minderjarige] ?

[de minderjarige] wil bij haar vader wonen. Ook wil [de minderjarige] dat de zorgregeling wordt veranderd. Zij wil voortaan om de week één weekend naar haar moeder gaan. [de minderjarige] vindt dat haar moeder niet goed voor haar kan zorgen. De moeder heeft een verstandelijke beperking en zij en haar vriend raken volgens [de minderjarige] snel in paniek. [de minderjarige] voelt zich daardoor onzeker. [de minderjarige] vertelt dat het haar veel energie kost om bij haar moeder te zijn en haar moeder is ook nog eens vaak boos of verdrietig. [de minderjarige] vindt dat zij en haar moeder niet goed met elkaar kunnen omgaan. Daarnaast vindt haar moeder het huiswerk van [de minderjarige] te moeilijk om aan haar uit te leggen. Volgens [de minderjarige] heeft haar moeder juist vaak háár hulp nodig. Ook werkt haar moeder nooit thuis. [de minderjarige] loopt daardoor vaak weg wanneer ze eigenlijk bij haar moeder moet zijn. [de minderjarige] voelt zich meer thuis bij haar vader in [woonplaats] . Daar heeft zij ook meer vriendinnen. Haar vader is altijd thuis en van hem mag ze in haar eentje naar de winkel en buitenspelen.

5.Wat wil de Jeugdbescherming?

5.1.
De jeugdbescherming vindt het belangrijk dat [de minderjarige] voorlopig uit huis geplaatst blijft. Zij vraagt daarvoor aan de rechtbank toestemming. De jeugdbescherming vindt het verstandig als [de minderjarige] op een neutrale plek gaat wonen. De jeugdbescherming is bezorgd dat [de minderjarige] vastzit tussen haar ouders. Dat kan alleen veranderen als [de minderjarige] daar tussenuit gehaald wordt. Ook over de woonsituatie bij de ouders zijn zorgen. Het is niet zeker of die bij de vader goed genoeg is voor [de minderjarige] . Daar is geen zicht op, maar de jeugdbescherming krijgt wel zorgelijke signalen. De jeugdbescherming wil [de minderjarige] ook niet alleen bij de moeder laten wonen. De jeugdbescherming weet namelijk niet of de moeder dat aan kan. De jeugdbescherming wil ook graag meer weten over hoe het met [de minderjarige] gaat en wat zij denkt en voelt.
5.2.
De jeugdbescherming wil dat die toestemming van de rechter net zo lang duurt als de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Dat is tot 6 maart 2026. Ook wil de jeugdbescherming dat de rechtbank bepaalt dat die toestemming blijft gelden als iemand in hoger beroep gaat en het gerechtshof nog niet heeft beslist.

6.Wat wil de moeder van [de minderjarige] ?

De moeder wil dat de verzoeken van [de minderjarige] worden afgewezen. Volgens de moeder gebruikt de vader [de minderjarige] om haar dingen te laten doen die hij zelf graag wil. Namelijk dat [de minderjarige] bij hem komt wonen en naar school gaat. De moeder denkt ook dat [de minderjarige] daarom vaak bij haar wegloopt. Het is niet in het belang van [de minderjarige] dat zij bij haar vader gaat wonen. De vader werkt niet samen met de jeugdbescherming. Ook luistert hij niet naar de uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. Dit terwijl de zorgen over [de minderjarige] erg groot zijn. De moeder is het ermee eens dat [de minderjarige] uit huis is geplaatst. Volgens haar is dit nu nog de enige optie voor [de minderjarige] om tot rust te komen. De moeder hoopt dat [de minderjarige] de rust en ruimte krijgt om te leren dat ze zichzelf mag zijn en mag vertellen wat ze denkt en voelt. De moeder wil dat de jeugdbescherming meekijkt naar hoe het verder moet met de school van [de minderjarige] . Vanaf nu tot aan de zomervakantie en ook daarna. [de minderjarige] moet namelijk op een middelbare school worden ingeschreven. Daarover had de moeder ook een verzoek gedaan. De moeder heeft verteld dat zij dit verzoek intrekt als [de minderjarige] uit huis geplaatst blijft.

7.Wat wil de vader van [de minderjarige] ?

De vader van [de minderjarige] is niet naar de zitting gekomen. Hij heeft voor de zitting in een mail geschreven dat hij al weet wat de rechtbank gaat beslissen, namelijk dat wat de jeugdbescherming wil en dat er niets verandert. Volgens de vader komt dit doordat de jeugdbescherming en de rechtbank niet willen toegeven dat zij fouten hebben gemaakt. De vader vindt namelijk dat de jeugdbescherming en de rechtbank de ellende voor [de minderjarige] hebben veroorzaakt. Bijvoorbeeld door te beslissen dat [de minderjarige] om de week bij de moeder kon gaan wonen. De vader gaat ervan uit dat al vaststaat dat de jeugdbescherming en de rechtbank bepalen dat de uithuisplaatsing langer moet duren. Verder merkt de vader in zijn e-mail aan de jeugdbeschermer op dat de jeugdbescherming voor hem en voor [de minderjarige] gelijkstaat aan ellende, angst, leugens en wantrouwen.

8.Wat vindt de Raad voor de Kinderbescherming?

De Raad voor de Kinderbescherming vindt de situatie van [de minderjarige] heel zorgelijk. [de minderjarige] zit erg klem tussen haar ouders en ziet daarom geen andere oplossing dan weglopen. De vader werkt niet mee met de instanties. Dat is niet goed want er zijn grote zorgen over [de minderjarige] . Daarom kan [de minderjarige] niet meer bij de vader wonen. De Raad weet ook niet of [de minderjarige] bij de moeder kan wonen op een manier die goed voor [de minderjarige] is. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming is er daardoor geen andere oplossing meer dan een uithuisplaatsing.

9.Wat vindt de rechtbank en wat is de beslissing?

Wat is de beslissing?
9.1.
De rechtbank vindt dat [de minderjarige] langer uit huis geplaatst moet blijven. [de minderjarige] kan op dit moment niet bij haar moeder en ook niet bij haar vader wonen. Het is wel van belang dat [de minderjarige] contact houdt met beide ouders. De rechtbank zal uitleggen waarom zij dat vindt.
De uithuisplaatsing
9.2.
[de minderjarige] heeft al jarenlang last van de strijd tussen haar ouders. Haar vader en moeder hebben zorgen over elkaar en vinden dat de ander niet goed voor [de minderjarige] zorgt. Dit zorgt ervoor dat het voor [de minderjarige] heel moeilijk is om allebei haar ouders tevreden te houden. Soms wordt ze dan verdrietig, of boos op haar moeder, of loopt ze weg bij haar moeder, omdat ze op dat moment liever bij haar vader wil zijn. Haar vader praat slecht over de moeder en de jeugdbescherming en vertelt dingen aan [de minderjarige] waarvoor zij te jong is. Daardoor krijgt zij een negatief beeld van haar moeder (en van de jeugdbescherming). Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . De rechtbank heeft in de verschillende documenten gelezen dat het vooral de vader is die heel negatief doet over de moeder en de instanties en dat hij die negativiteit al jarenlang deelt met [de minderjarige] . Hierdoor raakt [de minderjarige] klem. Dat wordt ook wel een loyaliteitsconflict genoemd. Kinderen die in zo’n situatie zitten kunnen soms minder goed hun eigen identiteit ontwikkelen, omdat ze alleen maar druk zijn om allebei hun ouders tevreden te houden.
9.2.1.
Het is de jeugdbescherming niet gelukt om [de minderjarige] de hulp te geven die ze nodig heeft terwijl zij thuis woont. Dat komt vooral omdat de vader van [de minderjarige] niet meewerkt met de jeugdbescherming. Hij houdt [de minderjarige] ook weg bij haar dagbehandeling bij Pluryn. De vader van [de minderjarige] heeft andere ideeën over wat goed is voor [de minderjarige] . Hij vindt vooral dat de rechtbank, de jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming slechte beslissingen hebben genomen. Aan een aantal van die beslissingen heeft de vader zich daarom ook expres niet gehouden. [de minderjarige] praat weinig over haar thuissituatie, maar er zijn wel een paar dingen waar zorgen over zijn. Zo is duidelijk geworden dat [de minderjarige] bij de vader veel zelf moet doen, zoals voor haar eten zorgen, op tijd opstaan en naar school gaan, of alleen naar een open dag van een middelbare school. De vader deelt veel informatie met [de minderjarige] die eigenlijk alleen voor volwassenen is bedoeld. Bij de moeder kan [de minderjarige] ook niet wonen, omdat de moeder dat waarschijnlijk niet aan kan. Bovendien is [de minderjarige] te vaak daar weggelopen. De rechtbank vindt het belangrijk dat [de minderjarige] nu toekomt aan haar eigen ontwikkeling. Daarom is een neutrale plek nodig los van de invloed die haar ouders op haar hebben.
9.2.2.
De rechtbank vindt het dus beter voor [de minderjarige] als zij voorlopig op een neutrale plek blijft. Daar kan zij rust en ruimte krijgen om zich verder te ontwikkelen en kan er beter met haar worden gesproken over hoe zij zich voelt. Het is de bedoeling dat de jeugdbescherming in samenwerking met de ouders en [de minderjarige] gaat kijken hoe het contact tussen [de minderjarige] en haar ouders op een veilige en fijne manier verder kan. Ook zal de jeugdbescherming moeten gaan bekijken welke school het beste bij [de minderjarige] past.
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige]
9.3.
In de wet staat dat een minderjarige de rechtbank zelf mag verzoeken om de hoofdverblijfplaats te bepalen bij een van de ouders. De rechtbank beoordeelt dan of dat ook in het belang van de minderjarige is. Daarbij wordt de rechtbank vaak geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en soms ook door de jeugdbeschermer. In dit geval vindt de rechtbank het niet goed als de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] wordt gewijzigd naar haar vader. [de minderjarige] blijft voorlopig in een kindhuis wonen. Het is nog onduidelijk is of zij weer bij een van haar ouders kan wonen. De rechtbank wijst het verzoek van [de minderjarige] daarom af.
Zorgregeling
9.4.
In de wet staat dat een minderjarige de rechtbank zelf mag verzoeken om te bepalen wanneer de minderjarige bij de ene ouder en de andere ouder is. De rechtbank ziet dat de week-op-week-af-regeling niet goed werkt voor [de minderjarige] . Zij gaat namelijk vaker naar haar vader dan afgesproken en reist bovendien steeds zelf op en neer met de trein. De rechtbank vindt dat het nu de taak van de jeugdbescherming is om te kijken wat goed werkt voor [de minderjarige] en in haar belang is. Zoals de rechtbank eerder al zei, heeft het gerechtshof bepaald dat de jeugdbescherming de zorgregeling mag veranderen als zij dat beter vindt voor [de minderjarige] . De jeugdbescherming zal daarbij natuurlijk ook luisteren naar wat [de minderjarige] wil. De jeugdbescherming mag ook aan de rechtbank vragen om een nieuwe zorgregeling vast te leggen, maar dat hoeft dus niet. Dat betekent dat de rechtbank het verzoek van [de minderjarige] afwijst.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
9.5.
De rechtbank bepaalt dat deze beslissing ook blijft gelden als iemand in hoger beroep gaat. De beslissing van de rechtbank geldt dan totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. Dat wordt ook wel de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking genoemd.

10.De beslissing

De rechtbank
10.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 9 maart 2026;
10.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
10.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.E.M. Overkamp (voorzitter), A.E.H. Bovy en W.E. van Spanje (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Vlemmings als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.