In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Gelderland, hebben de publiekrechtelijke rechtspersonen, aangeduid als BWB c.s., een schadevergoeding geëist van De Arbodienst B.V. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een overeenkomst tot het verlenen van arbodiensten, die op 1 oktober 2021 was aangegaan. BWB c.s. hebben de overeenkomst ontbonden op grond van toerekenbare tekortkomingen van De Arbodienst. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 11 december 2024 geoordeeld dat De Arbodienst aansprakelijk is voor de schade die BWB c.s. lijden door de ontbinding van de overeenkomst. De schade is begroot op basis van het verschil tussen de werkelijke kosten van de nieuwe dienstverlener en de hypothetische kosten die BWB c.s. aan De Arbodienst zouden hebben betaald zonder ontbinding. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de schadebegroting verder toe te lichten. BWB c.s. hebben hun eis vermeerderd en vorderen nu een schadevergoeding van € 196.839,97, terwijl De Arbodienst bezwaar heeft gemaakt tegen deze eiswijziging. De rechtbank heeft de vermeerdering van eis van BWB c.s. buiten beschouwing gelaten, maar heeft de vordering tot vergoeding van kosten voor een deskundige wel beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank De Arbodienst veroordeeld tot betaling van € 33.944,03 aan BWB c.s., vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd.