ECLI:NL:RBGEL:2025:4788

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
AWB-23_7131
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bijstandsaanvraag met terugwerkende kracht wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres, die onder bewind staat, een aanvraag voor bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen. De aanvraag is door het college toegewezen met ingang van 7 februari 2023, maar eiseres is het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden. Eiseres had eerder bijstand ontvangen, maar deze was stopgezet per 16 september 2022, en zij heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze intrekking. De rechtbank stelt vast dat het niet opmerken van de stopzetting van de bijstand voor rekening en risico van eiseres komt, ook al heeft zij een bewindvoerder. De rechtbank legt uit dat de e-mail van de bewindvoerder aan de gemeente niet kan worden aangemerkt als een melding in de zin van artikel 44 van de Participatiewet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7131

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, het college
(gemachtigde: mr. A.W. van de Langemheen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van het college om aan eiseres bijstand te verlenen met terugwerkende kracht. Eiseres heeft verzocht om bijstand. Deze aanvraag is toegewezen per 7 februari 2023. Eiseres is het niet eens met deze ingangsdatum. Zij heeft daartoe een beroepsgrond aangevoerd. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid van het besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag van eiseres om haar bijstand toe te kennen met terugwerkende kracht terecht heeft afgewezen. Het college heeft namelijk terecht geconcludeerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan aan eiseres ook over de periode van 16 september 2022 tot 7 februari 2023 bijstand verleend had moeten worden
.Eiseres krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De rechtbank beschrijft onder 2 eerst het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. De rechtbank schetst daar onder 4 eerst het toetsingskader en gaat onder 5 in op de vraag of het college terecht heeft besloten dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank eindigt met haar beslissing en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiseres heeft zich op 7 februari 2023 gemeld voor bijstand. Het college heeft met het besluit van 15 maart 2023 aan eiseres bijstand toegekend per 7 februari 2023. Met het bestreden besluit van 22 september 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de dit besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2025 en 21 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

De totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres staat sinds 9 april 2019 onder bewind bij [bewindvoerder].
3.1.
Van 2 september 2017 tot en met 15 september 2022 ontving eiseres bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Het recht op bijstand van eiseres is bij besluit van 3 oktober 2022 ingetrokken per 16 september 2022. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3.2.
Op 13 januari 2023 heeft een medewerker van [bewindvoerder] een e-mail gestuurd naar de gemeente Wageningen, waarin wordt gezegd dat zij niet op de hoogte waren van de intrekking van de bijstand van eiseres. De medewerker verzoekt de uitkering te herstellen.
3.3.
Op 7 februari 2023 heeft eiseres zich gemeld voor bijstand.
3.4.
Vervolgens heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven onder 2. vermeld.
Toetsingskader
4. Artikel 44, eerste lid, van de Pw bepaalt dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.1.
Artikel 44, tweede lid, van de Pw bepaalt (voor zover van belang) dat de belanghebbende zich heeft gemeld als zijn naam, adres en woonplaats bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) zijn geregistreerd.
4.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Pw, bijzondere omstandigheden reden kunnen zijn dat het college bijstand toekent met ingang van een eerdere datum dan de datum waarop de belanghebbende zich heeft gemeld. Zulke omstandigheden kunnen zich voordoen als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij zich niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de betrokkene niet in staat was om zich eerder te melden om bijstand aan te vragen of om eerder bijstand aan te vragen, of als de betrokkene daarvan is afgehouden door de bijstandverlenende instantie. Het is aan de belanghebbende om aannemelijk te maken dat in zijn situatie sprake is van bijzondere omstandigheden. [1]
Heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden?
5. Het college heeft de aanvraag van eiseres om haar in afwijking van artikel 44 Pw met terugwerkende kracht bijstand te verstrekken afgewezen, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden.
5.1.
Eiseres betoogt dat door het college ten onrechte is geoordeeld dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Primair betoogt zij dat haar bijstand toegekend moet worden vanaf het moment dat haar eerdere bijstand was stopgezet. Volgens eiseres is in haar geval een bijzondere omstandigheid dat zij financieel in een moeilijke situatie zit. Daarom is er ook sprake van bewind. Doordat zij en haar bewindvoerder niet hebben opgemerkt dat haar recht op bijstand destijds is gestopt, is zij nu financieel ernstig benadeeld, en dat terwijl zij al in de schuldenpositie zit.
Subsidiair verzoekt eiseres dat aan haar bijstand wordt toegekend met ingang van 13 januari 2023. Op die datum heeft haar bewindvoerder zich namelijk gemeld bij het college.
5.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. Zoals hierboven onder het toetsingskader al staat beschreven is het uitgangspunt dat het college geen bijstand verleent met terugwerkende kracht. Alleen als sprake is van bijzondere omstandigheden, kan het college beslissen dat wel te doen. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank in de door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden geen reden hoeven zien om toch bijstand toe te kennen met terugwerkende kracht. De rechtbank legt dat hieronder uit.
5.2.1.
Dat eiseres niet doorhad dat zij in de periode van augustus 2022 tot februari 2023 geen bijstand heeft gehad, komt voor rekening en risico van eiseres. Eiseres heeft namelijk een bewindvoerder en van een bewindvoerder, als professional, mag worden verwacht dat er voldoende kennis is over de wet- en regelgeving in het sociaal domein en hoe hierin te handelen. Van de bewindvoerder had verwacht mogen worden dat zou zijn opgemerkt dat er geen bijstand meer ontvangen werd. Dat dit niet is gebeurd kan niet worden afgewenteld op de bijstand en dient voor rekening van eiseres te komen. Eiseres kan zich hierover beklagen bij haar bewindvoerder.
5.2.2.
Voor wat betreft het subsidiaire betoog van eiseres dat 13 januari 2023 als ingangsdatum genomen had moeten worden, heeft het college terecht gewezen op het tweede lid van artikel 44 van de Pw waar staat wat onder een melding moet worden verstaan. Daar is pas sprake van als de belanghebbende (eiseres of de bewindvoerder van eiseres namens haar) zich heeft geregistreerd bij het UWV. Een mail van een medewerker van [bewindvoerder] aan de gemeente is daarvoor dus niet voldoende. Het college heeft daarnaast ook terecht gewezen op het feit dat het college op 17 januari 2023 op deze mail van [bewindvoerder] heeft gereageerd, waarbij werd geadviseerd een nieuwe aanvraag in te dienen. Eiseres heeft vervolgens gewacht tot 7 februari 2023 om zich te melden. Bovendien wordt ook op de website van de gemeente Wageningen aangegeven dat men zich digitaal als werkzoekende kan inschrijven, waarna een formulier melding bijstandsvraag kan worden ingevuld. In de omstandigheid dat een medewerker van [bewindvoerder] zich op 13 januari 2023 heeft gemeld, heeft het college daarom dus ook geen bijzondere omstandigheid hoeven zien om af te wijken van het uitgangspunt dat geen bijstand wordt verleend met terugwerkende kracht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Rikken, rechter, in aanwezigheid van A. Arentz, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.CRvB 3 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2640.