ECLI:NL:RBGEL:2025:4789

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
AWB-24_1250
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn recht op ziekengeld op grond van de Ziektewet behandeld. Eiser was werkzaam als logistiek medewerker bij een bedrijf dat eigenrisicodrager is voor de Ziektewet. Op 21 juni 2023 meldde hij zich ziek, maar op 5 juli 2023 gaf hij aan dat hij per 10 juli 2023 hersteld zou zijn. Het UWV beëindigde vervolgens zijn recht op ziekengeld per 10 juli 2023, wat eiser aanvocht. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser hersteld was, omdat hij zich niet had gemeld bij zijn werkgever op de datum in geding en geen medische onderbouwing had geleverd voor zijn ziekmelding. Eiser had ook geen verzoek om aanhouding gedaan toen hij niet op de zitting verscheen, wat zijn zaak verder bemoeilijkte. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen gelijk krijgt, waardoor hij ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. O. Yazici).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van het recht van eiser op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) per 10 juli 2023 (hierna: de datum in geding). Eiser is het niet eens met deze beslissing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de beëindiging van het recht op ziekengeld.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV een juiste beslissing heeft genomen. Eiser was namelijk hersteld op 10 juli 2023. Ook is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en is de hoorplicht niet geschonden. Eiser krijgt daarom geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 23 augustus 2023 heeft het UWV besloten dat het recht van eiser op ziekengeld per 10 juli 2023 wordt beëindigd. Met het bestreden besluit van 19 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het UWV. Vlak voor aanvang van de zitting vernam de rechtbank dat de gemachtigde van eiser zich had vergist in de zittingslocatie en dat hij was verschenen bij de rechtbank Midden-Nederland. Hij heeft (toen) geen verzoek om aanhouding gedaan en hij was verder onbereikbaar.
2.2.1.
Op 12 mei 2025, na de behandeling van het beroep, ontving de rechtbank van (de gemachtigde van) eiser per e-mail een verzoek om uitstel van de zitting. Per brief van 15 mei 2025 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen. Hierbij is aangegeven dat in de uitspraak nader gemotiveerd zal worden waarom deze beslissing is genomen.

Beoordeling door de rechtbank

Het verzoek om aanhouding
3. Het verzoek om uitstel van de zitting kan niet worden toegewezen, gelet op het feit dat het beroep al is behandeld voordat het verzoek werd ontvangen. Er is, voordat werd besloten of de behandeling van het beroep zou kunnen plaatsvinden, meerdere malen door de rechtbank geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de gemachtigde van eiser om te vragen of hij aanhouding wilde of dat er wellicht een digitale zitting vanuit de rechtbank Midden-Nederland mogelijk was. De rechtbank kreeg echter geen gehoor en er was geen verzoek om aanhouding gedaan. Daarom is besloten om het beroep te behandelen. De rechtbank ziet in het verzoek van eiser geen aanleiding om het onderzoek te heropenen en het beroep nogmaals te behandelen op zitting. Het komt voor rekening en risico van eiser dat zijn gemachtigde naar de verkeerde rechtbank is gegaan, geen tijdig verzoek om aanhouding heeft gedaan en ook overigens niet bereikbaar was.
De feiten
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was werkzaam bij [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) in de functie van logistiek medewerker. [bedrijf] is eigenrisicodrager voor de ZW. Op 21 juni 2023 meldt eiser zich ziek.
4.1.
Naar aanleiding van deze ziekmelding, is eiser bij brief van 21 juni 2023 uitgenodigd voor het spreekuur bij de bedrijfsarts op 14 juli 2023. Op 22 juni 2023 is een verzuimcontroleur van [bedrijf] bij eiser thuis langs geweest. Hij was op dat moment niet thuis. Zijn vader verklaarde dat eiser ten tijde van het bezoek naar school was.
4.2.
Op 23 juni 2023 heeft [bedrijf] contact opgenomen met eiser. Het gespreksverslag hiervan is hem die dag ook toegezonden. Hij zou op 26 juni 2023 opnieuw contact opnemen met [bedrijf], maar dit is niet gebeurd. Op 27 juni 2023 heeft [bedrijf] daarom geprobeerd contact met eiser op te nemen, maar hij was niet bereikbaar. Op 4 juli 2023 heeft [bedrijf] een e-mail naar hem gestuurd met een uitnodiging voor een gesprek op 5 juli 2023.
4.3.
Op 5 juli 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en [bedrijf]. Tijdens dit gesprek heeft eiser aangegeven dat hij verwacht per 10 juli 2023 hersteld te zijn. Op 6 juli 2023 heeft [bedrijf] de hersteldmelding naar eiser verstuurd. Hierin is opgenomen dat, indien hij op de datum in geding nog niet hersteld is, hij die dag tussen 09:00 uur en 10:00 uur hierover contact moet opnemen met het bedrijf. Dat heeft eiser niet gedaan. Vervolgens is het UWV overgegaan tot de bestreden besluitvorming.
Mocht het UWV aannemen dat eiser per de datum in geding hersteld was?
5. Eiser voert aan dat hij per datum in geding ziek is en zich nooit beter heeft gemeld.
5.1.
Het UWV heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser per datum in geding hersteld is. In het kader van zijn ziekmelding heeft hij op 5 juli 2023 een gesprek gehad met [bedrijf] waarin hij heeft aangegeven per de datum in geding hersteld te zijn. Eiser heeft zich op deze datum niet gemeld bij [bedrijf]. Gelet op deze gang van zaken en de hersteldmelding van [bedrijf] van 6 juli 2023, mocht het UWV aannemen dat eiser per de datum in geding hersteld was. Het UWV stelt zich daarnaast op het standpunt dat eiser, ondanks herhaaldelijke verzoeken, niet met medische stukken heeft onderbouwd dat hij doorlopend ziek is per datum in geding.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. In de hersteldmelding van [bedrijf] van
6 juli 2023 is opgenomen dat eiser verwacht op de datum in geding hersteld te zijn. Er is niet gebleken dat die verwachting niet is uitgekomen en dat hij toen toch nog ziek was. Per brief van 6 juli 2023 was namelijk aangegeven dat indien hij op die dag nog niet beter was, hij contact moest opnemen met zijn werkgever. Omdat eiser dat niet heeft gedaan, mocht het UWV aannemen dat eiser per de datum in geding hersteld was. Eiser heeft daarnaast niet aangevoerd dat de hersteldmelding of andere gegevens van [bedrijf] onjuist zijn. Ook zijn door eiser geen medische gegevens overlegd waaruit blijkt dat hij op de datum in geding ziek was. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
6. Eiser voert aan dat het besluit berust op een onvoldoende dragende motivering.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom aangenomen mocht worden dat eiser per de datum in geding hersteld was. Het UWV heeft zich hierbij gebaseerd op informatie van [bedrijf] die, zoals onder 5.2. is aangegeven, niet door eiser is weerlegd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is eiser ten onrechte niet gehoord in bezwaar?
7. Eiser voert aan dat hij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar, terwijl hij expliciet had aangegeven wel gehoord te willen worden. Hij heeft geen uitnodiging voor de hoorzitting ontvangen.
7.1.
Voordat op het bezwaar beslist, stelt een bestuursorgaan een belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. [1] Op 20 december 2023 hebben het UWV en de gemachtigde van eiser telefonisch contact gehad, waarbij is afgestemd dat de hoorzitting op 10 januari 2024 om 10:00 uur fysiek zal plaatsvinden. Het UWV heeft op 9 januari 2024 de uitnodiging voor de hoorzitting verstuurd aan de gemachtigde van eiser via (beveiligde) e-mail. Eiser noch zijn gemachtigde zijn op de hoorzitting verschenen, overigens zonder bericht van afmelding. Toch heeft het UWV per e-mail aan de gemachtigde van eiser gevraagd of hij alsnog een hoorzitting wenste. Hier diende uiterlijk op 15 januari 2024 een reactie op gegeven te worden. Een reactie is uitgebleven.
7.2.
Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgrond feitelijke grondslag mist. Uit het dossier blijkt namelijk dat eiser wel degelijk is uitgenodigd voor de hoorzitting, zowel telefonisch als per e-mail, maar dat hij zonder kenbare reden niet is verschenen en zijn gemachtigde ook niet. Ook is niet gereageerd op de vraag van het UWV of eiser alsnog een hoorzitting wenste. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.