Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- de akte eiser na tussenvonnis van de Staat.
Rechtbank Gelderland
In deze onteigeningszaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 juni 2025 een eindvonnis gewezen. De zaak betreft de Staat der Nederlanden als eisende partij tegen zichzelf als gedaagde partij, met Oliehandel Nederland B.V. als tussenkomende partij. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 14 mei 2025 geoordeeld dat de kosten van juridische bijstand van Oliehandel Nederland B.V. tot een bedrag van € 6.311,37 inclusief btw voor vergoeding door de Staat in aanmerking komen. De rechtbank heeft verder beoordeeld welke declaraties van de advocaten van Oliehandel Nederland B.V. voor vergoeding in aanmerking komen. De Staat heeft bezwaar gemaakt tegen bepaalde declaraties, met name die van [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten van [naam 2] niet voor vergoeding in aanmerking komen, maar dat de kosten van [naam 1] wel vergoed moeten worden, tot een bedrag van € 5.196,00 exclusief btw. De rechtbank heeft ook de kosten voor onderhanden werk en afwikkeling vastgesteld op € 5.000,00 exclusief btw. Uiteindelijk heeft de rechtbank de Staat veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 74.578,46 aan Oliehandel Nederland B.V., inclusief btw en griffierecht. Tevens is er een naheffing opgelegd aan Oliehandel Nederland B.V. voor het griffierecht, en is er een naheffing voor de Staat vastgesteld. Het vonnis is openbaar uitgesproken en bevat geen publicatieverplichting.