De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat het hoogheemraadschap de watervergunning niet mocht weigeren vanwege de private belangen van eiser. De door eiser genoemde belangen, zoals het onbelemmerd kunnen bereiken en het onderhouden van de zijwatergang, de gestelde schade aan zijn eigendom of het niet kunnen zwemmen vanaf zijn oever, zijn namelijk volgens het wettelijk kader van de Waterwet geen belangen die kunnen leiden tot weigering van een watervergunning. Het hoogheemraadschap heeft daarom in die belangen terecht geen reden gezien om de watervergunning te weigeren. Op de beroepsgronden dat de private belangen hadden moeten leiden tot een andere locatie, zwaarder hadden moeten wegen dan het (onvoldoende onderbouwde) belang van de provincie of dat de belangenafweging om deze reden niet evenredig is, gaat de rechtbank daarom verder niet in.
Voor zover de beroepsgrond van eiser zo moeten worden opgevat dat het hoogheemraadschap beperkingen of voorschriften aan de vergunning had moeten verbinden in verband met zijn belangen, slaagt die beroepsgrond niet.
Het verbinden van voorschriften of beperkingen aan de vergunning kan er namelijk niet toe leiden dat de wachtplaats op een andere plek komt, zoals eiser zou willen. Ook kan dit, wat betreft de suggestie van eiser om de wachtplaats anders te verkorten of versimpelen, niet leiden tot een ander ontwerp van de wachtplaatsen, omdat het hoogheemraadschap in principe moet beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend (zoals hiervoor overwogen in r.o. 4.1-4.3) Het hoogheemraadschap was ook niet gehouden om een voorschrift of beperking aan de watervergunning te verbinden wat betreft de lengte of anderszins om aan de belangen van eiser tegemoet te komen. In de vergunningaanvraag van [naam adviesbureau] namens de provincie Zuid-Holland van 25 oktober 2021 staat dat het (gewijzigde) bouwplan tot stand is gekomen na twee participatierondes met bewoners. Dit betekent dat de bewoners zijn gehoord en hun belangen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken. Dat betekent echter niet dat ook aan alle belangen tegemoet moet worden gekomen. Op deze afgewogen aanvraag heeft het hoogheemraadschap beslist. In de gronden van bezwaar van 27 januari 2022 heeft eiser vervolgens niet aangevoerd dat (als de vergunning zou worden verleend) ook aan zijn belangen zou kunnen worden tegemoetgekomen door een voorschrift of beperking aan de vergunning te verbinden. Met de gronden van bezwaar heeft eiser uitsluitend betoogd dat de aanvraag voor de wachtplaats zou moeten worden geweigerd. Het hoogheemraadschap hoefde met het bestreden besluit dan ook geen voorschriften of beperkingen aan de watervergunning te verbinden.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat de provincie Zuid-Holland begin 2022 opnieuw in gesprek is gegaan met omwonenden over de combiwachtplaats en dat zij uiteindelijk een nieuwe aanvraag heeft gedaan voor een wachtplaats die op vijf punten verschilt van de aanvraag die aan de watervergunning uit 2021 ten grondslag ligt, waaronder de lengte (inkorting) en hoogte van de palen (dieper geplaatst). Het is die aanvraag die tot de verlening van de watervergunning in 2023 heeft geleid (zie onder r.o. 2.2).
Verder heeft het hoogheemraadschap geen aanleiding hoeven zien om het door eiser voorgestelde plan van aanpak van de provincie te verlangen om schade aan de oever te voorkomen, nu de provincie op de zitting heeft verklaard dat het niet aannemelijk is dat er schade aan de oever van eiser zal ontstaan nu de Oude Rijn alleen richting de vaarweg wordt verdiept en niet richting de oever van eiser.
De beroepsgrond slaagt niet.