In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Semper Fidelis B.V. De eiser vorderde betaling van een huurachterstand op basis van een borgstelling die door de indirect bestuurder van Semper Fidelis, de heer [naam 3], zou zijn ondertekend. Semper Fidelis betwistte echter de echtheid van de handtekening op de borgstelling. De eiser kreeg de gelegenheid om bewijs te leveren, wat resulteerde in een getuigenverhoor en de benoeming van een deskundige van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V. die de handtekening onderzocht.
De deskundige concludeerde dat de betwiste handtekening zeer waarschijnlijk geen authentieke handtekening van de heer [naam 3] was, wat de kans op een geldige borgstelling uitsloot. De kantonrechter oordeelde dat er niet met een redelijke mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de borgstelling was ondertekend door de heer [naam 3]. Hierdoor werd de vordering van de eiser afgewezen. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.492,50 werden begroot, inclusief wettelijke rente over deze kosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer de echtheid van documenten ter discussie staat.