ECLI:NL:RBGEL:2025:5295

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
10530422
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van huurachterstand op basis van niet-ondertekende borgstelling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Semper Fidelis B.V. De eiser vorderde betaling van een huurachterstand op basis van een borgstelling die door de indirect bestuurder van Semper Fidelis, de heer [naam 3], zou zijn ondertekend. Semper Fidelis betwistte echter de echtheid van de handtekening op de borgstelling. De eiser kreeg de gelegenheid om bewijs te leveren, wat resulteerde in een getuigenverhoor en de benoeming van een deskundige van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V. die de handtekening onderzocht.

De deskundige concludeerde dat de betwiste handtekening zeer waarschijnlijk geen authentieke handtekening van de heer [naam 3] was, wat de kans op een geldige borgstelling uitsloot. De kantonrechter oordeelde dat er niet met een redelijke mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de borgstelling was ondertekend door de heer [naam 3]. Hierdoor werd de vordering van de eiser afgewezen. De eiser werd ook veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.492,50 werden begroot, inclusief wettelijke rente over deze kosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken, vooral wanneer de echtheid van documenten ter discussie staat.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10530422 \ CV EXPL 23-3693
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel,
tegen
SEMPER FIDELIS B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Semper Fidelis,
gemachtigde: mr. M.J.W. van Osch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 mei 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
Tussen partijen is in geschil of [eiser] Semper Fidelis op grond van borgstelling kan aanspreken tot betaling van de huurachterstand die [naam 1] en [naam 2] hebben laten ontstaan. Omdat Semper Fidelis de echtheid van de ondertekening van de borgstelling heeft betwist, is [eiser] in de gelegenheid gesteld om het bewijs te leveren dat de borgstelling door de heer [naam 3] (indirect bestuurder van Semper Fidelis) is ondertekend.
2.2.
[eiser] heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot bewijslevering door middel van een getuigenverhoor, waarbij op 20 augustus 2024 de heer [naam 4] , makelaar, als getuige is gehoord. Bij tussenvonnis van 11 september 2024 is bovendien op verzoek van [eiser] de heer [naam 5] , werkzaam bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau B.V., benoemd tot deskundige (hierna: de deskundige). Op 9 april 2025 heeft de deskundige het onderzoeksrapport opgeleverd.
2.3.
In dit vonnis komt de kantonrechter na bewijswaardering tot het oordeel dat niet met redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de heer [naam 3] de borgstelling heeft ondertekend. Hierdoor is niet komen vast te staan dat tussen [eiser] en Semper Fidelis een borgstelling tot stand is gekomen ten behoeve van de huurachterstand van [naam 1] en [naam 2] . De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.
De getuige
2.4.
In de enquête heeft [eiser] de heer [naam 4] , makelaar, doen horen (hierna: [naam 4] ). [naam 4] heeft verklaard:
“(…)Ik herken dit document als de garantiestelling die ik van de heer [naam 1] heb ontvangen. Mijnheer [naam 1] heeft deze garantstelling fysiek op kantoor aan mij overhandigd. Daarbij overhandigde Mijnheer [naam 1] ook een kopie van het paspoort van de heer [naam 3] . Het kopie van het paspoort heb ik als bijlage van mijn e-mail van 13 oktober 2023 aan mijnheer [eiser] toegezonden. Die e-mail heeft mij getoond als productie 6. Na ontvangst van de garantstelling heb ik telefonisch contact gezocht met de werkgever van het echtpaar [naam 1] . Welk telefoonnummer ik heb gebruikt weer ik niet meer. U toont mij een 0900 nummer dat onderaan de garantstelling is opgenomen. Ik weet niet of ik dit nummer gebeld heb. Wat ik wel weet is dat het enige moeite kostte om mijnheer [naam 3] aan de lijn te krijgen. Ik heb gesproken met de heer [naam 3] . Het was een kort gesprek waarin ik de vragen heb gesteld of het klopt dat de garantstelling die ik voor mij had afkomstig is van de heer [naam 3] en dat of hij die heeft ondertekend. Dat werd bevestigd.
Over de e-mail van 13 oktober 2023, die u mij hebt voorgehouden, kan ik mij niet herinneren waarom ik niet heb geschreven dat ik de heer [naam 3] ook heb gebeld. U houdt mij voor dat in die email wordt uitgelegd wat de standaardprocedure is bij ontvangst van een garantstelling maar niet dat is opgeschreven dat die standaardprocedure ook is gevolgd. Tot slot merk ik nog op dat een garantstelling van een werkgever niet vaak voorkomt. Het is een uitzonderlijke situatie.
(…)
Vraag 1: Heeft u gezien dat [naam 3] de garantsteling heeft getekend?
Antwoord: Nee, dat heb ik niet gezien.(…)”
Het deskundigenonderzoek
2.5.
De deskundige komt in zijn deskundigenbericht tot de volgende conclusie:
8. Hypothesen
Op basis van de onderzoeksvraag zijn twee elkaar uitsluitende hypothesen beschouwd voor het onderzoek naar de betwiste handtekening.
In forensisch (handschrift)onderzoek is het gebruikelijk dat er bij een onderzoek hypothesen worden opgesteld om tunnelvisie te voorkomen. Er worden verschillende scenario’s onderzocht die elkaar uitsluiten.
In dit geval zijn voor de te onderzoeken handtekening de volgende scenario’s (hypothesen) beschouwd.
H1. De betwiste handtekening is een authentieke handtekening van [naam 3] .
H2. De betwiste handtekening is geen authentieke handtekening van [naam 3] , maar om een nabootsing of een vervalsing.
Bij het onderzoek is nagegaan of de resultaten van het onderzoek beter passen bij hypothese H1 of de alternatieve hypothese H2.

9.Onderzoeksbevindingen en interpretatie

De betwiste handtekening, die werd gezet voor de persoon met de naam [naam 3] is, voor zover dat mogelijk was, vergeleken met de overgelegde referentiehandtekeningen van [naam 3] . Het onderzoek vond plaats met alle overgelegde handtekeningen die goed zichtbaar zijn. Sommige referentiehandtekeningen waren van wat matige kwaliteit en onscherp gefotografeerd, maar nog wel zichtbaar.
Bij vergelijking van de betwiste handtekening met de referentiehandtekeningen zijn significante verschillen aangetroffen in de diverse patronen. De onderlinge verhoudingen binnen de handtekening verschilt met die van de referentiehandtekeningen, maar ook de diverse patronen verschillen in detail. Daarmee valt de betwiste handtekening buiten de variatie van de referentiehandtekeningen. De referentiehandtekeningen vertonen juist een geringe onderlinge variatie en zelfs is deze geringe variatie aanwezig tussen de recente handtekeningen uit de schrijfproeven en de oudere handtekeningen. Dan is de verwachting dat ook de betwiste handtekening, als het om een authentieke handtekening zou gaan, binnen deze geringe variatie zou vallen. Maar de betwiste handtekening valt daar juist buiten.
(…)
Interpretatie van de onderzoeksresultaten
Bij vergelijking van de betwiste handtekening met het overgelegde referentiemateriaal zijn overwegend verschillen geconstateerd en de betwiste handtekening past niet binnen de variatie van de overgelegde referentiehandtekeningen. De bevindingen liggen meer in de lijn der verachting wanneer de betwiste handtekening geen authentieke handtekening is van [naam 3] dan wanneer dat wel het geval is.
Wanneer het wel zou gaan om een authentieke handtekening, dan zijn de overeenkomsten te verwachten en niet de verschillen die nu zijn geconstateerd, mede omdat de variatie binnen de referentiehandtekeningen van de heer [naam 3] juist vrij klein is. Daarmee is de kans op het vinden van deze onderzoeksresultaten zeer klein wanneer het om een authentieke handtekening zou gaan.
(…)

10. Conclusies

Op basis van het onderzoek aan de hand van het huidige overgelegde materiaal kan een uitspraak worden gedaan ten aanzien van de onder [8] genoemde hypothesen voor de betwiste handtekening.

1.
De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de betwiste handtekening die is gezet voor de persoon [naam 3] geen authentieke handtekening betreft (hypothese H2), maar om een nabootsing of vervalsing, dan wanneer het wel om een authentieke handtekening zou gaan (H1).
(…)
De bevindingen van het onderzoek zijn ongeveer 10.000 tot een miljoen keer groter wanneer het niet om een authentieke handtekeningen gaat, dan wanneer het wel om een authentieke handtekeningen van [naam 3] gaat.(…)”
2.6.
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt bij het deskundigenrapport.
De bewijswaardering
2.7.
Om te slagen in het te leveren bewijs is vereist dat met redelijke mate van zekerheid kan worden aangenomen dat [naam 3] zelf de handtekening onder de borgstelling heeft gezet. De deskundige heeft op basis van de verschillen tussen de handtekening onder de borgstelling en het referentiemateriaal dat is verkregen in het kader van het deskundigenonderzoek, geconcludeerd dat [naam 3] de handtekening onder de borgstelling zeer waarschijnlijk niet heeft vervaardigd.
2.8.
Omdat partijen de juistheid van de uitkomst van het deskundigenonderzoek niet hebben weersproken, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de bevindingen van de deskundige. De kantonrechter maakt het oordeel en de conclusie van de deskundige tot de zijne.
2.9.
Hoewel de getuige heeft verklaard dat hij telefonisch met [naam 3] heeft gesproken over de borgstelling en de ondertekening daarvan door [naam 3] , heeft de getuige tegelijkertijd verklaard dat hij niet heeft gezien dat [naam 3] de borgstelling heeft ondertekend. De kantonrechter acht de conclusie van de door de kantonrechter benoemde onafhankelijke deskundige daarom van grotere waarde dan de inhoud van de verklaring van de getuige.
Conclusie
2.10.
De conclusie van de deskundige, in samenhang met bovengenoemde omstandigheden, maakt dat de kantonrechter niet met een redelijke mate van zekerheid kan vaststellen dat [naam 3] de borgstelling heeft getekend. Hierdoor is niet komen vast te staan dat Semper Fidelis een borgstelling heeft afgegeven. De vordering van [eiser] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
2.11.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Semper Fidelis worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.357,50
(2,5 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.492,50
2.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.492,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.
34124 / 51588