ECLI:NL:RBGEL:2025:5300

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
451326
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van executie van woning in kort geding met betrekking tot betalingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers en Goedbewind B.V., de bewindvoerder van de gedaagden. Eisers, die in financiële problemen verkeerden, hadden een betalingsregeling getroffen met de gedaagden, maar de bewindvoerder heeft de executie van het vonnis aangezegd. De eisers vorderden schorsing van de executie van hun woning voor een periode van zes maanden, omdat zij de betalingsregeling tijdig nakwamen en er geen grond was voor de opzegging van deze regeling. De rechtbank oordeelde dat de executie van de woning voor zes maanden moest worden geschorst, op voorwaarde dat eisers aan de betalingsregeling blijven voldoen. De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder niet zonder opzegtermijn mocht executeren, gezien de omstandigheden van de eisers, waaronder hun leeftijd en gezondheid. De vorderingen van eisers werden voor het overige afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/451326 / KZ ZA 25-56
Vonnis in kort geding van 4 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. M. Sakarya,
tegen
GOEDBEWIND B.V. in haar hoedanigheid als bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van de heer [gedaagde 1] en mevrouw [gedaagde 2],
te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden hierna gezamenlijk [gedaagden] genoemd,
advocaat: mr. P.G.W. van Wees.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [eisers]
- de conclusie van antwoord
- de producties van Goedbewind B.V.
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2025
- de pleitnota van mr. Sakarya

2.De feiten

2.1.
[eisers] is bij vonnis van 19 augustus 2015 (hierna: het vonnis) veroordeeld om een bedrag van € 139.141,11, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2014 en proceskosten van € 4.906,80 aan [gedaagden] te betalen. Tegen het vonnis hebben partijen geen hoger beroep ingesteld.
2.2.
[gedaagden] heeft op 27 augustus 2015 het vonnis aan [eisers] betekend. Verder is executoriaal beslag gelegd onder de Praxis op alle vorderingen die [eisers] op de Praxis heeft. Op 24 april 2020 zijn [eisers] en [gedaagden] een betalingsregeling overeengekomen die is vastgelegd in een brief (hierna: de brief) door Agin pranger Gerechtsdeurwaarders, Juristen en Incassospecialisten, die voor [gedaagden] het vonnis executeerde. In de brief staat het volgende:

Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van hedenmorgen, deel ik u mee, dat in bovengenoemde zaak akkoord kan worden gegaan met een voorlopige afbetalingsregeling van € 500,00 per maand. Ik heb met u afgesproken dat na verloop van 12 maanden* opnieuw de regeling wordt geëvalueerd. De eerste betaling dient uiterlijk 27/04/2020 te zijn ontvangen.
Indien een termijn niet of niet tijdig wordt voldaan, is de regeling vervallen en kan van een nieuwe regeling geen sprake meer zijn. De gehele vordering is dan ineens opeisbaar.
* Ik behoud mij het recht voor om tussentijds inzage te vragen in uw financiële situatie. Als blijkt dat de financiële situatie in uw voordeel is gewijzigd zal de afbetalingsregeling worden herzien of opgezegd.
Wanneer u mij, desgevraagd, geen inzage in uw financiële situatie geeft, behoud ik mij het recht voor de betalingsregeling eenzijdig op te zeggen.
2.3.
De regeling is niet geëvalueerd. [eisers] heeft de termijnen tijdig voldaan.
2.4.
Op 18 maart 2025 bericht Agin namens [gedaagden] aan [eisers] dat [gedaagden] het vonnis gaat executeren door verkoop van de woning van [eisers] Op 10 april 2025 heeft [gedaagden] executoriaal beslag laten leggen onder de Sociale verzekeringsbank op alle vorderingen die [eisers] op de Sociale Verzekeringsbank heeft.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter.
Primair
  • gebiedt dat [gedaagden] de reeds gelegde beslagen op de woning en onder de Sociale verzekeringsbank opheft,
  • verbiedt dat [gedaagden] het vonnis executeert zolang [eisers] blijft voldoen aan de betalingsregeling van 24 april 2020.
Subsidiair
  • [gedaagden] verbiedt om de executie van de woning voort te zetten dan wel nog verdere executoriale maatregelen te treffen,
  • gebiedt dat [gedaagden] het beslag onder de Sociale Verzekeringsbank opheft,
  • verbiedt dat [gedaagden] het vonnis executeert mits [eisers] voldoet aan de overeenkomst van 24 april 2020.
Meer subsidiair
- maatregelen treft die de voorzieningenrechter gepast en nodig acht in de lijn met wat [eisers] in de dagvaarding hebben betoogd en beoogd.
3.2.
[eisers] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. De vraag of onderhandeling heeft geleid tot overeenstemming dat de executie van het vonnis werd opgeschort en opgeschort blijft, mits [eisers] aan de overeenkomst voldoet, moet worden beoordeeld op basis van de inhoud en strekking van de brief van 24 april 2020. [eisers] had de wil om de executie van het vonnis op te schorten en opgeschort te houden en die wil heeft zich bij de totstandkoming van de overeenkomst geopenbaard. Uit de brief blijkt dat alleen weer tot executie kan worden overgegaan in de in de brief genoemde omstandigheden zijnde; 1) als een termijn niet wordt betaald, 2) als de financiële situatie in het voordeel van [eisers] is gewijzigd of 3) indien [eisers] geen inzicht geeft in zijn financiële situatie. Er is geen sprake van één van deze situaties. [eisers] betaalt tot op heden de termijnen conform afspraak. De regeling loopt daarom nog en door [gedaagden] mag niet worden geëxecuteerd. Anders dan in Gerechtshof 's-Hertogenbosch 20 november 2007, ECLI:NL:GHSEH:2007:BB9554 (hierna: het arrest), heeft [gedaagden] niet uitputtend geprobeerd te executeren waardoor een betalingsregeling was afgesproken. [gedaagden] had destijds de woning en andere vermogensbestanddelen kunnen executeren, maar heeft ervoor gekozen om een betalingsregeling af te spreken. Bovendien ontstaat een noodtoestand indien het vonnis wordt geëxecuteerd. [eisers] zijn in zeer slechte gezondheid. [eisers] hebben geen sociaal vangnet en komen in grote problemen als zij hun woning uit moeten. [gedaagden] maakt misbruik van zijn recht door toch tot executie over te gaan.
3.3.
Goedbewind B.V. voert verweer. Goedbewind B.V. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Goedbewind B.V. voert het volgende aan. Het was niet de bedoeling dat de executie van het vonnis opgeschort zou blijven. Dat is in ieder geval niet de bedoeling van [gedaagden] geweest. Dat blijkt ook niet uit de tekst van de overeenkomst. Er staat dat sprake is van een
voorlopigebetalingsregeling en zo had [eisers] het ook moeten begrijpen. [gedaagden] is in 2020 niet overgaan tot executie vanwege de waarde van de woning in combinatie moet de corona maatregelen. Een voorlopige betalingsregeling kan te allen tijden door één van de partijen worden opgezegd. Dat is bevestigd door de deurwaarder die de betalingsregeling heeft afgesproken. De bewindvoerder is ook verplicht om de vordering te innen. Bovendien is het vonnis een erkenning van het onrecht dat [gedaagden] door [eisers] is aangedaan. Het zou onredelijk zijn als door een simpele betalingsregeling of simpel tijdsverloop het recht van executie prijs zou worden gegeven. [eisers] heeft de stelling dat sprake is van een noodtoestand helemaal niet onderbouwd. Niet blijkt dat [eisers] bijvoorbeeld afhankelijk is van de regio Epe. Bovendien zijn [gedaagden] ook op leeftijd en willen zij genieten zolang het nog kan. De vorderingen van [eisers] moeten daarom worden afgewezen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleidende opmerkingen
4.1.
In deze procedure is Goedbewind B.V. de formele gedaagde partij. Omdat beide partijen zelf spreken over [gedaagden] als partij wordt in de beoordeling gesproken over [gedaagden] , ook indien het gaat om een standpunt of oordeel dat ziet op de formele procespartij.
spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vorderingen.
juridisch kader
4.3.
Tussen partijen is niet in discussie dat [gedaagden] met het vonnis een executoriale titel heeft en bevoegd is tot executie. Indien echter partijen afspraken hebben gemaakt over de opschorting van de executie, kan sprake zijn van misbruik van recht door [gedaagden] indien toch over wordt gegaan tot executie. Bij de vraag wat partijen hebben afgesproken ten aanzien van de betalingsregeling komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de totstandkoming en inhoud van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
uit de brief blijkt dat sprake is van een voorlopige betalingsregeling die mag worden opgezegd
4.4.
[eisers] beroept zich voor de uitleg van de betalingsregeling op de tekst van de brief. Volgens [eisers] blijkt uit de brief dat partijen hebben afgesproken dat de executie zou worden opgeschort en opgeschort blijft. De betalingsregeling kon alleen worden beëindig in de gevallen genoemd in de brief, aldus [eisers]
4.5.
De voorzieningenrechter leest de brief anders. In de brief staat dat akkoord is gegaan met een ‘
voorlopige’ betalingsregeling en dat de betalingsregeling na 12 maanden opnieuw wordt geëvalueerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt hieruit dat een betalingsregeling van 12 maanden was afgesproken en dat daarna opnieuw door partijen naar de regeling zou worden gekeken. Er staat verder dat de regeling direct vervalt als een termijn niet wordt betaald en dat de deurwaarden tussentijds de betalingsregeling kan wijzigen op grond van een gewijzigde financiële situatie van [eisers] Daaruit blijkt niet dat [gedaagden] voor het overige nooit de betalingsregeling kan wijzigen of opzeggen. Bovendien blijkt uit de termen ‘direct’ en ‘tussentijds’ dat in de genoemde gevallen ook voor de termijn van 12 maanden de overeenkomst kwam te vervallen of aangepast kon worden. Hieruit blijkt niet dat na 12 maanden alleen op die gronden de overeenkomst beëindigd kon worden. Partijen hebben uiteindelijk de betalingsregeling niet geëvalueerd. Maar dat betekent niet dat van rechtswege sprake is van een betalingsregeling die nooit meer opgezegd kan worden door [gedaagden] , zolang door [eisers] zou worden betaald.
4.6.
De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat [eisers] de wil had dat de executie opgeschort bleef zolang hij voldoet aan de betalingsregeling, maar uit de brief blijkt niet dat partijen dit hebben afgesproken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag [eisers] dit ook niet lichtzinnig aannemen. Een betalingsregeling, terwijl er kennelijk wel te executeren vermogensbestanddelen waren die iets opleverden volgens [eisers] , heeft in beginsel geen financieel voordeel voor de schuldeiser. [eisers] betwist dat de betalingsregeling is afgesloten omdat het huis onvoldoende opleverde en sprake was van Corona, maar door [eisers] is ook niet aangevoerd waarom [gedaagden] dan wel akkoord zou zijn gegaan met de betalingsregeling die nadelig voor hem is. Helemaal aangezien [gedaagden] destijds al rond de 70 waren en met de betalingsregeling betaling van alleen de hoofdsom al bijna 25 jaar zou duren, nog daargelaten de bijkomende rente. De voorzieningenrechter kan [eisers] niet volgen in zijn stellingen dat, omdat sprake was van te executeren vermogensbestanddelen ten tijde van het afsluiten van de betalingsregeling, ervan uit moet worden gegaan dat de betalingsregeling niet opzegbaar was. Dat deze feiten in het arrest ertoe hebben geleid dat de betalingsregeling wel opzegbaar was, maakt niet dat in het omgekeerde geval dat betalingsregeling dus niet opzegbaar is. De vraag voor welke termijn een betalingsregeling is afgesproken en of deze opzegbaar is, is afhankelijk van de feitelijke beoordeling van wat partijen hebben afgesproken.
4.7.
Voorgaande in acht genomen ging het om een voorlopige betalingsregeling die na 12 maanden door [gedaagden] opgezegd mocht worden.
[gedaagden] moet de executie van de woning schorsen voor een termijn van zes maanden
4.8.
Dit betekent niet dat [gedaagden] ten aanzien van de woning zonder opzegtermijn mag executeren. De betalingsregeling is niet geëvalueerd en partijen hebben na de eerste 12 maanden de regeling niet geëvalueerd. [gedaagden] is vervolgens na vijf jaar zonder enige aankondiging, of uitnodiging tot een evaluatie, weer overgegaan tot het executeren van het vonnis. [gedaagden] heeft de overeenkomst in eerste instantie ook niet opgezegd. Volgens [gedaagden] blijkt de opzegging uit het vervolgen van de executie, maar de voorzieningenrecht acht het rauwelijks vervolgen van een executie geen redelijke manier van opzeggen. Het vervolg van de executie is immers de uitwerking van de opzegging, niet de opzegging zelf. Er is geen enkele toelichting of uitleg gegeven. Uit de conclusie van antwoord blijkt wel duidelijk dat [gedaagden] de betalingsregeling heeft willen opzeggen. De voorzieningenrechter acht het echter in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid als ten aanzien van de woning geen opzegtermijn van zes maanden in acht wordt genomen. Ook op grond van een belangenafweging dient [gedaagden] de executie van de woning voor die termijn te schorsen. [eisers] is de betalingsregeling al vijf jaar zonder problemen nagekomen, het verlies van een woning heeft een grote impact en is in beginsel onomkeerbaar en de voorzieningenrechter acht het voldoende aannemelijk dat de impact voor [eisers] gezien hun leeftijd en broze gezondheid nog groter is. [eisers] krijgt daarom een extra termijn van zes maanden om op zoek te gaan naar een alternatief. Uiteraard kan [eisers] van die termijn ook gebruik maken om te kijken of zij de vordering zonder executie van de woningen volledig zouden kunnen voldoen, bijvoorbeeld door het afsluiten van een hypotheek op de overwaarde van de woning. Na verloop van de zes maanden termijn mag [gedaagden] weer onverkort executeren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dit als het mindere van wat subsidiair is gevorderd onder het eerste gedachtestreepje worden toegewezen.
4.9.
[eisers] vordert dat [gedaagden] wordt veroordeeld maar [gedaagden] is geen partij in dit geding. De formele procespartij is Goedbewind B.V. De voorzieningenrechter zal de veroordeling daarom uitspreken tegen Goedbewind B.V.
4.10.
De vorderingen worden voor het overige afgewezen. Overigens zijn de subsidiaire vorderingen voor een deel hetzelfde als de primaire vorderingen. Ook daarom zouden ze al worden afgewezen op grond van de beoordeling van de primaire vorderingen.
4.11.
[eisers] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Goedbewind B.V. worden begroot op:
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.616,00
4.12.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Goedbewind B.V. om de executie van de woning voort te zetten voor een periode van zes maanden vanaf heden op voorwaarde dat [eisers] voldoet aan de overeenkomst van 24 april 2020,
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.616,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
wijst de vorderingen van [eisers] voor het overige af,
5.4.
verklaart dit vonnis met uitzondering van 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2025.
LS/PB