ECLI:NL:RBGEL:2025:5349

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
05.372713.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor koperdiefstal en het vervoeren en bezit van harddrugs

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van harddrugs en diefstal van koper. De verdachte, geboren in 1982 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. J.A. Schadd. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden harddrugs, waaronder MDMA en GHB, en de diefstal van koperdraden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, waarbij de bewijsmiddelen onder andere bestonden uit proces-verbaal van de politie en verklaringen van de verdachte en medeverdachten. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 16 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank benadrukte de schadelijke effecten van harddrugs en de ondermijnende invloed van georganiseerde drugshandel op de samenleving. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/372713-24 + 05/091369-25 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 9 juli 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] ,
geen vaste woon- of verblijfplaats bekend,
op dit moment gedetineerd in de P.I. in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/372713-24
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 2412,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende GHB en/of
- ongeveer 53,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of
-ongeveer 36,35 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende (meth)amfetamine en/of
(telkens) zijnde GHB en/of MDMA en/of (meth)amfetamine een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.
In de zaak met parketnummer 05/091369-25
1
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere koperdraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak en/of verbreking.
2
hij op of omstreeks 26 januari 2025 te [plaats]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/372713-24 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal verdovende middelen, p. 8-18;
- de NFiDENT-rapportages, p. 19-25; en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2025.
In de zaak met parketnummer 05/091369-25 [2]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Hiertoe is – kortgezegd – aangevoerd dat nergens uit blijkt dat verdachte op de hoogte was van het feit dat er koper zou worden geknipt of dat hij zelf koper heeft geknipt. Dat sprake is van (mede-)plegen kan dan ook niet worden bewezen. Indien de rechtbank dit wel bewezen vindt, dan is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het koper in de heerschappij van verdachte was. Er is dan ook geen sprake van een voltooide diefstal.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 januari 2025 om 02:30 uur is op het bouwterrein van [slachtoffer] in [plaats] ingebroken. In het pand trof de politie een tas en vuilniszak gevuld met geknipt koperdraad en voor het pand een tas met daarin een betonschaar, hamer en knijptang. Door de beveiliging is gezien dat drie personen uit een leegstaand pand renden richting de achterzijde van het terrein. Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden aangetroffen in de bosschage ter hoogte van de waterkant van de Rijn. [3] Verdachte had een schroevendraaier, twee messen en een steeksleutel bij zich. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij door [medeverdachte 1] (
[medeverdachte 1]) werd gevraagd om mee te gaan. Ze gingen met z’n vieren het terrein op om koper te knippen. Ze hebben twee tassen vol geknipt en klaargezet op de bovenste verdieping van het gebouw. Toen ze werden betrapt zijn ze met z’n allen naar buiten gevlucht. [5] De deur van het pand zat dicht. Deze hebben de andere drie opengebroken. Eenmaal binnen gingen ze rondkijken en draden knippen. [6]
De verklaring van verdachte dat hij slechts op het terrein aanwezig was omdat hij dacht dat ze gingen urbexen (
verkennen van verlaten gebouwen en locaties), acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene niet aannemelijk.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het als feit 1 tenlastegelegde. Door de koperdraden te knippen en in tassen te stoppen, werden deze zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken dat de wegneming hiervan als voltooid kan gelden. Nu tevens sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, vindt de rechtbank ook de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal verdovende middelen, p. 25-27;
- het NFiDENT-rapport, p. 28; en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 juni 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder
05/372713-24;
05/091369-25 feiten 1 en 2,
heeft begaan, te weten dat:
In de zaak met parketnummer 05/372713-24
hij op
of omstreeks30 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk
heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-
ongeveer2412,68 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattendeGHB en
/of
-
ongeveer53,65 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattendeMDMA en
/of
-
ongeveer36,35 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende(meth)amfetamine en
/of
(telkens
)zijnde GHB en/of MDMA en/of (meth)amfetamine een middel als bedoeld
in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.
In de zaak met parketnummer 05/091369-25
1
hij op
of omstreeks26 januari 2025 te [plaats]
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een of meerderekoperdraden,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te
nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door
middel van braak
en/of verbreking.
2
hij op
of omstreeks26 januari 2025 te [plaats]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer4,49 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattendeMDMA, zijnde MDMA,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 05/372713-24
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
In de zaak met parketnummer 05/091369-25
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;en
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – voor de twee drugsfeiten – verzocht om een stevige voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met eventueel daarnaast nog een taakstraf. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte al lang is gestopt met de handel in harddrugs en is gewezen op zijn broze gezondheid.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van ruim 2,5 kilo aan diverse soorten harddrugs, waaronder GHB en MDMA. Tevens had verdachte bijna 4,5 gram MDMA in zijn bezit. Verdachte is daarmee mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is voorts van belang dat harddrugs stoffen zijn die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten, maar ook worden medewerkers van op zichzelf bonafide bedrijven ingezet voor de handel in drugs.
Naast deze feiten is verdachte nog betrokken geweest bij de diefstal van koper. Hiermee heeft verdachte naast schade ook overlast bezorgd en met dit handelen laat hij zien dat hij geen respect heeft voor de eigendomsrechten van anderen.
Deze feiten rechtvaardigen een forse gevangenisstraf.
De LOVS-oriëntatiepunten schrijven voor het vervoeren van de bewezenverklaarde hoeveelheden harddrugs een gevangenisstraf van 12 maanden voor in geval van een first offender. Uit zijn strafblad volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor drugsfeiten. Verdachte was een gewaarschuwd mens. Ook is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor gekwalificeerde diefstallen. Deze veroordelingen betreffen vonnissen uit 2023 en jaren daaraan voorafgaand.
Alles afwegende, en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten en artikel 63 Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is, zal de rechtbank een gevangenisstraf van 16 maanden opleggen. Deze straf is, gelet op de genoemde punten, lager dan door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma (voorzitter), mr. M.A. van Leeuwen en mr. S. Jansen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juli 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024405619, gesloten op 26 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2025039029, gesloten op 9 februari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever] namens [slachtoffer] , p. 12; proces-verbaal van bevindingen, p. 15; proces-verbaal van bevindingen, p. 31-33.
4.Kennisgeving van inbeslagname, p. 88-89.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
6.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 69-70.